Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 14 Januarij 1875.
4. Nadar rapport van de commissiebelast met het onderzoek naar
de icenschelijkheid en noodzakelijkheid van de oprigting eener school van
middelbaar onderwijs voor meisjesmet een ter zake betrekkelijk
voorstel wan burgemeester en wethouders.
(Zie bijlagen nos. 3, 16, 17, 32 en 33 van 1872 en nos. 1 en
8 van 1878).
De conclusie van het rapport luidt als volgt
aTe besluiten tot het oprigten van twee scholenééne voor
gewoon en meer uitgebreid lager enderwijs en ééne voor mid
delbaar onderwijs met 5-jarigen cursus.
nbBij het in werking treden der scholensub a genoemd
op te heffen de burgerschool voor meisjes en de Fransche dag
en kostschool voor jonge jufvrouwen alhier.
„c. Burgemeester en wethouders uit te noodigen tot uitvoe
ring dezer besluiten de noodige voorstellen den raad aan te bie
den en tevens de hooge regering te verzoeken eene jaarlijksche
subsidie te verleenen wegens de stichting der middelbare school
voor meisjes, sub a bedoeld."
De Voorzitter doet lecture geven van het volgende door bur
gemeester en wethouders in betrekking tot de conclusie bij de
stukken gevoegd voorstel
z/Eene voorloopige bespreking van de conclusie van het nader
rapport dd. 12 Junij 1873 uwer commissie, belast met het onder
zoek naar de wenschelijkheid en noodzakelijkheid van de oprig
ting eener school van middelbaar onderwijs voor meisjesheeft
ons doen besluiten daarop navolgende amendementen voor te
stellen
I. Het voorstel der commissie onder littera a te splitsen en te
lezen als volgt
a. Te besluiten tot het oprigten van
1. eene school voor middelbaar onderwijs voor meisjes met
vijfjarigen cursus
2. eene school voor gewoon- en meer uitgebreid lager onder
wijs voor meisjes, met beginselen van het Franschin aanslui
ting met de sub 1 bedoelde school van middelbaar onderwijs.
II. Achter littera a te plaatsen
b. Te bepalen dat als schoolgeld voor onderwijs aan de school
sub a 10 bedoeld f 50 per jaar zal worden geheven.
III. Littera b van het voorstel der commissie te doen vervan
gen door de navolgende bepaling:
c. Bij het in werking treden der scholen sub a genoemdop
te hefïen de gemeentescholen nos. 1 en 3.
Wij hebben gemeend die amendementen ter visie te moeten
leggenten einde de gelegenheid te geven daarvan vóór de be
handeling van het rapport kennis te kunnen nemen.
De amendementen sub I en III betreffen slechts de redactie
der conclusie van de commissieterwijl dat sub II wordt voor
gesteld ten einde te voldoen aan den wensch dier leden die
welligt hunne stem over het voorstel van de schoolgeldhefïing
afhankelijk zouden kunnen stellen.
Tot inlichting dientdat eene splitsing van het voorstel der
commissie sub littera a ons doelmatig voorkomtten einde eene
zuivere beslissing te erlangenzoowel omtrent de oprigting eener
school van middelbaar onderwijs, als aangaande eene school voor
gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs.
Wat deze laatste betreft zijn wij van oordeeldat vooraf de
grenzen van het daarop te geven onderwijs door uwe vergade
ring moeten worden bepaald.
Volgens dc redactie der commissie zoude onder de school voor
gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs kunnen worden ver
staan eene inrigting op de wijze als de tegenwoordige gemeente
school no. 2.
Wij zijn evenwel van oordeel,, dat de op te rigten school voor
gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes kan be
perkt worden tot de rakken voor gewoon lager onderwijs, vol
gens art. 1 der wet van 13 Augustus 1857 Staatsblno. 103) on
der litt. a-i met toevoeging van de beginselen der Fransche taal,
de gijmnastiekhet teekenen en de handwêrken bedoeld sub
k, n, o en p van gemeid art. 1.
De uitbreiding aan de gemeenteschool no. 2 gegeven achten
wij n. 1. voor de school voor gewoon en meer uitgebreid lager
onderwijs voor meisjes niet noodigomdat bij de oprigting van
eene gemeentelijke inrigting van middelbaar ouderwijs voor meis
jes, het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft deze zoodanig
in te rigtenals met het oog op de behoeften en wenschen der
ingezetenen het meest geraden wordt geacht.
Bovendien bestaan ten opzigte vau jongens geheel andere
cischen dan van meisjes. Werd de toevoeging van dc beginse
len van de levende talen en van de wiskunde aan de gemeente
school no. 2 wen8chelijk geacht, dan was dit hoofdzakelijk, om
dat die school niet slechts zoude zijn eene voorbereidende voor
de middelbaremaar ook om haar te doen strekken voor leer
lingen die later het gijmnasium wenscheu te bezoeken of zich
wenschen voor te bereiden voor dezen of genen tak van indus
trie handel enz.
Ten opzigte van oos amendement sub II deelen wij mede, dat
het ons van belang voorkomt vooraf te bepalen het bedrag, dat
als schoolgeld zal worden geheven. De som daarvoor door ons
voorgesteld komt overeen met of is zelfs lager dan het bedrag
op gelijke inrigtingen elders geheven.
Het tegenwoordig schoolgeld op de gemeenteschool no. 1 over
treft zoo als u beken! ishet voorgestelde cijfer.
Het amendement sub III staat in verband met de bij besluit
van 26 Julij 1874 (gemeente-blad no. 16) aan de openbare lagere
scholen gegeven namen."
Geen der leden over de algemeene strekking van de rappor
ten het woord verlangende, opent de Voorzitter de beraadslaging
over punt a van de conclusie van het nader ra,.port met de daarop
door burgemeester en wethouders voorgestelde araendementen.
De heer Suringar vraagt, of nu niet alleen het eerste punt
van amendement a aan de orde is Eene gelijktijdige behande
ling van het voorstel der commissie en de amendementen van
burgemeester en wethouders gaat zijns inziens niet wel op.
De Voorzitter gelooft, dat hij gehouden is. bij ieder voor
stel, waarop een amendement is voorgesteld, de beraadslaging
te openen èn over het voorstel èn over het amendement. Hij
acht dit de meest geschikte wijze van behandeling te zijn. Het
is hier niet de kwestiewaarover gesterad zal worden maar de
vraagwaarover zal worden gedebatteerd.
De heer Suringarin de opvatting van den voorzitter be
rustende zegt, dat hij in de vergadering van 24 Julij 1873 ge
steund heeft het voorstel van den heer Westenberg, om de be
handeling van deze aangelegenheid uit te stellenen dat hij
daarvan geen spijt heeft gehad. Hoe ook dat uitstel in en bui
ten den raad besproken isofschoon ook dat uitstel in het ver
slag van den toestand der gemeente over 1873 door burgemees
ter en wethouders aan den raad ingediendniet mag heeten een
daad van //wijs overlegmaar veeleer van angstvallig stilzwij
gen" toch verheugt spr. er zich overdat destijds tot verda
ging van de beslissing is beslotenen wel hoofdzakelijkomdat
men sedert dien tijd rijper is geworden zoo in ervaringals in
wijsheid op dit punt. Althans, wat hem persoonlijk betreft,
hij heeft door nadere kennismaking met bestaande inrig
tingen van middelbaar onderwijs voor meisjes en door de
verbetering in de regeling van het onderwijs, sedert dien tijd
besproken en tot stand gebragt, vrijheid gevonden om thans het
voorstel tot oprigting van eene middelbare school aan te nemen.
Hij is trouwens nooit een tegenstander van dat onderwijs ge
weest en hoopt van zijne gezindheid blijk te kunnen geven door
zijne stem uit te brengen vóór het onder sub 1 van het amende
ment gedaan voorstel. Hij wordt daartoe te sterker bewogen
door den toestandwaarin men ten aanzien van de school voor
meer uitgebreid lager onderwijs is geraakt. De ondervinding
immersheeft nog onlangs geleerddat men niet dan met zeer
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 14 Januarij 1875.
3
veel moeite het voor laatstbedoelde school benoodigd hulpper
soneel kan krijgenja dat men daartoe aelfs de verordening
voor de school heeft moetan wijzigenen de onderwijs-kracht
van die inrigting in beginsel heeft verzwakt. Een en ander leidt hem
er toe, om, indien daartegen geen ernstige bedenkingen worden
geopperdhet amendement sub a 10 aan te nemen.
De heer Rengers «egt, dat, haezeer burgemeester en wet
houders geeue directe aanleiding hadden, om zich met eene zaak
onledig te houdendie de raaa gemeend had aan eene speciale
commissie geheel buiten hun collegia te moeten opdragen men
toch wel zal overtuigd zijn van hunne belangstelling in deze zoo
belangrijke onderwijs-quaestie. Ook spr.die met aandacht den
loop van de daarover gevoerde gedachtenwisseling heeft gevolgd
verheugt zich even als de vorige spreker over het in der tijd
zoo zeer afgekeurde uitstel van behandelingdatzonder het
onderwijs te schadenden raad in de gelegenheid heeft gesteld
het voor en tegen van de voorgestelde regeling behoorlijk te
overwegen. De uitkomst zal naar hij vertrouwt bewijzen, dat dit
uitstel inderdaad goede vruchten heeft opgeleverd. Het collegie
van dagelijksch bestuur, zijnerzijds tot eene gewenschte oplossing
gaarne willende medewerken heeft derhalve in overweging ge
nomen of het raadzaam ware bij de tot nu toe ingenomen lijde
lijke houding te blijven volharden. Eensdeels pleitte daarvoor
dat de raad deze zaak geheel buiten burgemeester en wethou
ders aan eene speciale commissie had opgedragen en het onder
werp zoowel in de verschillende uitgebragte rapporten als in de
vergadering van 24 Julij 1873 zoodanig was toegelicht, dat hunner
zijds daaraan niet veeï kon worden toegevoegdterwijl van den
anderen kant het eindverslag der commissie, tengevolge van de
zeer uiteenloopende gevoelens harer leden, een min of meer
vaag karakter had gekregendat inzonderheid bij de uitvoering
overeenkomstig de voorgedragen conclusie tot moeijelijkheden
aanleiding kon geven. Burgemeester en wethouders hebben zich
derhalve bepaald tot een zeer bescheiden voorsteldat evenwel
eene belangrijke schrede tot eene goede en afdoende oplossing
der zaak kan zijn. Hoewel reeds schriftelijk eene korte toe
lichting der bedoelde amendementen is gegevenmeent spr. er
op te moeten wijzen, dat het dagelijksch bestuur de wenschelijk
heid van eene inrigtiüg voor middelbaar onderwijs voor meisjes te
Leeuwarden erkennende, tevens van oordeel is, dat zoodanige inrig
ting terstond op voldoende wijze moet worden georganiseerd. Bur
gemeester en wethouders wenschen derhalve geen halve maat
regelen zooals de oprigting van eene school met 3-jarigen cur
sus, die, waar zij bestaat, tot teleurstelling aanleiding geeft, maar
oordeelen eene school met 5-jarigen cursus, onmiddellijk verbonden
met de lagere school, verkieslijk. Deze meening, welke trouwens
door het plaatselijk schooltoezigt in de overgelegde advie
zen wordt voorgestaan en die ook elders meer en meer ingang
vindt, beveelt zich aan zoowel wegens de meer doeltreffende re
geling van het onderwijs, als uit een finantiëel oogpunt. Wel
hebben sommigen met het oog op eene koninklijke beslissing ten
aanzien van de opheffing van de school voor m. u. 1. o. te Zalt
Bommel, het bezwaar gemaakt of deze regeling, waarbij het be
staande u. 1. o. vervallen zoude vereischte goedkeuring kan
verwervendoch spr. acht die kwestie hier niet van toepassing.
Waar, zooals hier wordt voorgesteld, eene bestaande inrigting
van 1. o. zonder verhooging van schoolgeldenwordt vervangen
door eene betere van middelbaar onderwijswelke zich volko
men aansluit aan het lager onderwijsterwijl tevens zorg wordt
gedragen dat die regeling in overeenstemming zal zijn met de
plaatselijke behoeften kan de inkrimping van het m. u. 1. o.
niet gezegd worden onwettig te zijn. Men vergete niet, dat ten
opzigte van het thans voorgestelde middelbaar onderwijs meer
waarborgen zijn om tot eene goede en voor de ingezetenen be
vredigende regeling te gerakendan wanneer men te doen heeft
met eene rijksinrigtingdie natuurlijk niet aan plaatselijke auto
riteit is onderworpen en waar het dus bezwaarlijk is met de
jokale behoeften en opvattingen te rade te gaan. Spr. koestert
het volle vertrouwendat de regelingzooals die door het
dagelijksch bestuur is voorgesteld, geheel aan de verebchten van
degelijk en goed onderwijs zal beantwoorden. Met aandrang durft
hij dan ook den raad te adviseren dat hij daaraan zijne goed
keuring hechte en eene regeling tot stand helpe brengen, die on
getwijfeld hier even als elders schoone en gewenschte resultaten
tot stand zal brengen.
De heer Attn ma, moet beginnen met burgemeester en wet
houders dauk te zeggen voor de door hen op de conclusie voor
gestelde wijzigingen. Hem dunktdat het voor ieder lid van den
raad duidelijk zal zijn geworden dat er in de onderdeden van
de conclusie der commissie iets zwevendsiets ongepreciseerds
iets dat nadere verduidelijking noodig heeftvoorkomt Reeds
de heer Rengers heeft gewezen op het verschil van meening bij
de leden der commissie. Wat hem persoonlijk betreft, wil spr.
verklaren dat hij in de commissie het lid wasdat even als
de commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs eene
voorbereidingsschool met eene middelbare school van vijfjarigen
cursus wen8chte. Hij heeft mitsdien alle reden om zich over de
door burgemeester en wethouders voorgestelde wijzigingen te ver
heugen en daaraan zijne stem te geven.
Hij gelooft bovendien te mogen aannemen dat de leden van
den raad in de verloopen maanden de overtuiging hebben ge
kregen dat het middelbaar onderwijs voor meisjes hoe langer
zoo meer behoefte wordt. Persoonlijk heeft hij van onderschei
dene verslagen omtrent bestaande inrigtingen kennis genomen en
zich omtrent de werking dier inrigtingen geïnformeerd en uit
die informatie heeft hij de zekerheid geputdat middelbaar on
derwijs voor de vrouwelijke jeugd bij uitnemendheid geschikt is
te maken en dat deze zich daarop met grooten lust en ijver
toelegt. De leerlust bij het meisje blijkt trouwens reeds op de
hier bestaande school voor uitgebreid lager onderwijswaar de
leerlingen, inzonderheid die der hoogste klassen, onder uitstekende
leidingmet ambitie de lessen volgen. Die ambitieverwacht
spr.zal nog te meer toenemen naarmate het onderwijsaan
de middelbare school te geven door speciale vak-onderwijzers en
onderwijzeressen, van een ander en beter gehalte zal zijn, dan het
aan eene school van uitgebreid lager onderwijs uit den aard der
zaak zijn kan. Indien intusschen de thans aan die school verbon
den onderwijskracht wordt versterkt; indien met andere woor
den die bloeijende inrigting in eene middelbare school wordt
veranderd dan, gelooft spr., kan men gerust zeggen, dat het mid
delbaar onderwijs voor meisjes in deze gemeente eene schoone
toekomst heeft. Hij zal daarom gaarne voor het voorstel stemmen.
De heer Wiersma zou eigenlijk wel kunnen zwijgenwijl
ook hij zich geheel met de door burgemeester en wethouders
voorgestelde amendementen vereenigt. Nu evenwel de heer At-
tema een terugblik heeft geslagen op het verschil van meening
bij de leden der commissieacht spr. zich verpligt met een en
kel woord zijne stem te motiveren. De commissie heeft in der
daad de waarheid bevestigd van de spreuk //zooveel hoofden
zooveel zinnen." Terwijl de heer Attema aan de middelbare
school met vijfjarigen cursus eene lagere school met de begin
selen van het Fransch wilde doen voorafgaan wilde spr. naast
de middelbare school eene school voor uitgebreid lager onder
wijs doen voortbestaanomdat hij vreesdedat de leerlingen als
ware het zouden worden gedwongen de middelbare school te
bezoekenzonder dat een zoo volledig en voortgezet onderwijs
als daar wordt verstrekt met het plan hunner opvoeding strookte.
Intusschen hebben de besprekingen in den langen tijdsedert de
opmaking van het nader rapport verloopenover dit onderwerp
gevoerdspr's. zienswijze eenige wijziging doen ondergaan en
is bij hem de vrees opgekomen dat welligt het bestaan van dit
tweeledig onderwijs verbrokkeling van de onderwijskrachten en
leerlingen ten gevolge zoude kunnen hebben. Hierbij lettende
op de mogelijkheid, dat, even als bij de middelbare school voor
jongensook bij die voor meisjes aan de 8e klasse eene paralel-
klasse zou kunnen worden toegevoegdwaardoor de meisjes niet