B3Kfli Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 18 Februarij 1875. 20 met de indiening daarvan zou wachten tot dat haar voorstel aan de orde wa9. Ook spr. ziet niet het minste bezwaar ter stond tot de behandeling van dat voorstel over te gaan. De heer Dirks acht het van belangdat worde uitgemaakt of de commissie van October 1874 al dan niet gedefungeerd heeft. Indien toch dat het geval waredan zou het voorstel tot wijziging van de door die commissie voorgedragen conclusie wel wat vreemd zijn. Spr. voor zich acht het boven twijfel ver heven dat de commissie nog bestaat. De heer Jongsma gelooft, dat de voorzitter de zaak op het ware terrein heeft teruggebragttoen hij in antwoord op de vraag van den heer Bruinsma te kennen gaf, dat, nu het door de motie van den heer Duparc geschapen incident is afgeloopen, het voorstel van de primitive commissie van rapporteurs weder aan de orde treedt. De heer Rengers haast zich met zich te verontschuldigen dat hij zoo straks ten onregte de vorige commissie van rapporteurs voor dood heeft verklaard. Nadat hierop de motie van den heer van Sloterdijk was on dersteund wordt deze op voorstel van den voorzitter in behan deling gebragt. De heer Wiersma heeft het woord gevraagd om van zijne instemming met de motie te doen blijken en een etkcl woord aan te voeren naar aanleiding van het straks door den heer Du parc gesprokene. Die spreker toch beweerde, dat thans het on derzoek afgeloopen is en dat bovendien de toestand der tegen woordige brug dringend eischt dat er thans eene beslissing worde genomen. Spr. integendeel is van meeningdat een onderzoek nooit is afgeloopenvoor dat het volledig is. Hij gelooft niet dat het den raad vrijstaat het onderzoek te sluiten zoo er nog een weg openstaat, óók al veroorzaakt dat onderzoek een uitstel van 14 dagen. Het zou jammer zijn dat er bij den langen tijd. die reeds aan het onderzoek van deze zaak is gewijdnog niet een veertien dagen overschiet voor het vervaardigen van een plandat vele leden toelacht. De heer van Valkenburg merkt opdat burgemeester en wethouders aan het hun bij de motie van October 1874 opge dragen onderzoek op ruime schaal hebben voldaan. Waar nu spr. in het nader-voorstel van het collegie leest//Het resultaat z/van onze naauwgezette overwegingen is ten slotte geweest, dat z/er, volge&s ons oordeel, ter vervanging van de Wirdumerpoort- z/brug slechts sprake kan zijn van eene vaste brug op de hoogte z/en met een doorvaartwijdte van de tegenwoordigeof van z/eene draaibrug met twee doorvaarten" waar men bovendien tal van plannen en berekeningen voor zich heeft, daar komt het hem voor, dat thans eens de tijd van overwegingen en plannen maken een einde moet nemen. De zaak is al van zooveel zijden beziendat spr. van een nader onderzoek weinig nieuw licht kan verwachten. Hij zal daarom tegen de motie stemmen. De Voorzitter acht het na de gevoerde discussie van belaüg eenige inlichtingen ter zake te verstrekken. Het denkbeeld waarop de motie van den heer van Sluterdijck betrekking heeft, is reeds gemoveerd in den boezem van het collegie van dage- lijksch bestuur, en dat nog wel door een lid, dat thans voor het maken eener beweegbare brug is. Het is evenwel daar ver worpen, omdat de schrikbeelden, die de directeur der gemeente werken daarvan ophing, weinig aanmoedigden een project er van te doen opmaken. Daarvan heeft men nog te meer afgezien, omdat alsdan nog weder de behandeling \an de zaak zou moeten worden uitgesteld. Intusschen ware er tijd genoeg geweest dan zou spr. de vergadering in het bezit hebben gesteldniet alleen van een plan, maar ook van eene begrooting van kosten eener vaste brug met twee doorvaarten. De heer Duparc zegtin autwoord op het door den heer Wiersma aangevoerde, dat hij zoo straks zijn eigen zienswijze heeft verdedigdgelijk ieder lid zijn persoonlijk gevoelen uit spreekt. Voor hem is op dit oogcnblik het onderzoek gesloten. Intusschen, wanneer hij zekerheid had, dat b. v. binnen 14 dagen aan de opdragtvervat in de motie van den heer van Sloter- dijck kon worden voldaan, dan zou hij er zich bij neerleggen; maar hij kan dit niet verwachten. Wat toch heeft men gezien? Nadat burgemeester en wethouders in de vergadering van 9 October 1874 waren uitgenoodigd een paar plannen aantebie- denis het half Februarij gewordeneer de raad op nieuw tot de behandeling heeft kunnen overgaan. Vier maanden ruim zijn derhalve met het nader onderzoek verloopenen dat nog wel in een tijd dat er nagenoeg geen werken in uitvoering waren en dus het personeel der architectuur zich bijna uitsluitend met deze aangelegenheid kon bezig houden. Spr. heeft voor zich het vooruitzigt, dat er ook du weder verscheidene weken zouden verloren gaanwaarbij het geschikte tijdstip voor de aanbeste ding verloopen en welligt het jaar 1875 voorbij gaan zou, zon der dat de zoo dringende vernieuwing der brug tot stand komt. Hij gelooft ook nietdat er van de zijde van den directeur der gemeentewerken in dezen nog veel licht is te verwachtenwijl het blijkens het verslag van de commissie van rapporteurs reeds genoegzaam bekend is hoe deze over de zaak denkt en het dus wel vooruit te zien is wat antwoord men zal krijgen. Daaren boven wil spr. als leek liever van het advies van den directeur, een deskundigeniet gaarne afwijkenom dat van niet-deskun- digen te volgen. De voorzitter heeft straks in herinnering ge bragt de geschiedenis van de Wirdumerpoortbrug. Spr. veroor looft zich een beroep te doen op de geschiedenis van eene andere brug, de Verwersbrug. Ook toen is men van het advies van den architect afgewekenen spr. gelooft nietdat men redenen heeft zich daarover te verheugen. Hij voorzietdat men bij het volgen van leekegedachten ook te dezer plaatse een toestand zal krijgenwaarover men zich later zeer zal berouwen. De heer van der Meulen zegtdatwanneer men de brug nog in 1875 wil gereed hebben dan niet langer moet wor den getalmd. Hij verwacht nietdat het idee van den heer van Sloterdijck eenige kans van slagen heeft; althans in de tweede sectie heeft het geen bijval gevonden, terwijl de directeur der gemeentewerkenmet wien spr. daarover gesproken heefthet plan zeer ondoelmatig achtzoowel wegens den daardoor te veroorzaken algeheelen misstandals wegens de ondoelmatige passage van en naar de Willemskade welke daardoor zou wor den geschapen. Waar dus zoo weinig kans op welslagen be staat, daar zou het spr. leed doen, dat de motie van den heer van Sloterdijck werd aangenomenwaarmede al weder vrij wat tijd ongebruikt zou voorbijgaan. De heer Attema merkt op, dat, wanneer in eene zoo hoogst belangrijke kwestie als de onderhavige eene motie wordt voor gesteld die een nader onderzoek beoogtde keuze alsdan zeer moeijelijk wordt. Men zal zeggen een nader onderzoek is toch altijd zeer nuttigdoch spr. gelooftdat men zich heeft aftevra- gen of men reeds eene gevestigde opinie heeft en hij ver- u acht, dat dat met den heer Duparc het geval is, waar deze ver klaart, dat het onderzoek voor hem is afgeloopen. Het betrek kelijk gezegde van dien spreker vat hij in dien zin op, dat, nu bij hem de keuze vaststaat, verder onderzoek voor hem onnoodig is. En in dieD toestand verkeert ook spr. Hij geeft de voorkeur aan eene draaibrug met twee doorvaarten gelijk docr de meer derheid van de commissie van rapporteurs wordt voorgesfaan. En omdat hij van het nut en de noodzakelijkheid eener draai brug doordrongen is en hij door een hernieuwd onderzoek niet tot een ander idéé zal komen zal hij zich tegen de motie van den heer van Sloterdijck verklaren. De heer van Sloterdijck wil beginun met de opmerking, dat hij niet gehoord heelt, dat door den heer van der Meulen namens de meerderheid der commissie van rapporteurs van Oc tober 1874 de verklaring is afgelegd, dat de door de tegenwoor jm fg&r f Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 18 Februarij 1875. 21 dige rapporteurs gegeven wenk door haar wordt opgevolgd. Wat de zaak zelve betreftmerkt spr. opdat er gewezen is op het bekende oordeel van den directeur der gemeentewerken en ge waarschuwd tegen het volgen van leekegedachten. Om met het laatste het eerst te beginnenmoet spr. er op wijzendat hier in geenendeele sprake is van het opvolgen van leekegedachten maar dat er een voorstel wordt gedaan dat tot het hooren van deskundigen strekt. En wat nu Letreft het bekende oordeel van den directeur der gemeentewerken zij hier vermelddat toen de directeur in de 2e sectie werd gehoorder slechts sprake was van eene vaste brug met drie of vier doorvaarten en er van eene brug met twee doorvaarten nog geen bepaald voorstel was. Al leen is destijds de vraag geopperdof op de door spr. bedoelde wijze ook eene brug met 3 of 4 doorvaarten zou kunnen worden gemaakt. Ten opzigte van eene brug met twee doorvaarten was toen nog niets bekend. En indien nugelijk door sommigen werd gezegd het oordeel van den directeur over zoodanige brug reeds voorbereidwelligt gerijpt isdan gelooft hij dat tegen het hernieuwd onderzoek uit het oogpunt van tijdverlies weinig kan worden in het midden gebragt. Hij weet, dat iedere ver traging min-wenschelijk is maar dit bezwaar stapt hij gaarne overwaar het geldt de eenige gelegenheid om eene vaste brug te krijgendie nog niet onderzocht is. De heer Dirks wenscht van de commissie eenige inlichting te ontvangen omtrent de beteekenis van het door haar gebezigd woord malle bogt". Iu het rapport leest spr.//dat alsdan de wel stand geheel zal worden opgeofferd aan eene vaste brug de bogt //(malle bogt) aan de Willemskade noordzijde daardoor aangebragt, //zal aan de uitbreiding daar ter plaatse eene te zeer onaannemelijke //positie gevendaardoor zalte beginnen ongeveer nevens het //oostelijkste gebouw aan de kadede gracht aan die zijde //noordoost worden verlegd tot over den Wirdumerdijkom daar //in verbinding met het aldaar bestaande vaarwater te komen z/wijl aanplemping aan de zuidzijde van genoemde gracht het ge- z/volg zal zijnzoomede zou de verlegging der kade noordzijde «daarvan het gevolg zijn en dat met eene zoogenaamde malle //bogt, waardoor de passage aldaar, voornamelijk met rijtuigen, «die de brug van die zijde wenschen te passerenwordt be- //moeijelijkt." Als spr. op dit alles letdan moet hij verklarendat hij tot het maken van een zoo //malle bogt" niet wil medewerken. De heer Wiersma moet nogmaals op nader onderzoek aan dringen. De heer Attema heeft verklaard voldoende te zijn inge licht. Spr. is dat niet, en als hij dit zegt, dan spreekt hij voor zich persoonlijk, even als naar zijn oordeel de heeren Duparc en At tema voor zich persoonlijk spreken. Nu wil hij aanuemen dat de heer Attema wel niet door een nader onderzoek tot eene andere opinie zal worden gebragt. Doch als hij zietdat in min der dan een jaar tijds onderscheidene leden ten dezen tot eene andere overtuiging zijn gekomendan is het voor hem nog geens zins vreemd, dat dit ook nu nog wel eens weder kan geschie den. Er is aangevoerddat de directeur der gemeentewerken in een particulier onderhoud zich ongunstig over het denkbeeld heeft uitgelaten. Ook spr. weet het, dat de directeur zich voor eene draaibrug heeft verklaard en daarbij niet onduidelijk te ken nen gegeven heeftdat alle andere plannen niet op zijne mede werking hebben te rekenen. Maar vraagt spr. als men dan toch geheel op het oordeel van den directeur moet afgaan waartoe deze discussie dan nog? Men zou dan eenvoudig heb ben te zeggen, dat er eene brug moet zijn en het voor 't overige aan den directeur hebben over te laten. En dit zal men toch zeker wel niet willen. Spr. alfhans acht deD raad genoegzaam in staat te beoordeelenwat voor soort van brug in het belang der gemeente wordt geëischt. Alleen het technische gedeelte wil hij aan den directeur overlaten. Voor eene draaibrug zijn thans alle argumenten aangevoerd terwijl die voor eene vaste nog niet schijnen te zijn uitgeput. Indien men nu maar zoo voet stoots tot de behandeling van het voorstel tot het maken eener beweegbare brug overgaat, wat blijft er dan over voor de voor standers eener vaste brug Hun stem heeft dan in dezen niet de minste waarde. Men wil niet eens door het toestaan van een nader onderzoek aan hun verlangen tegemoet komen. Voor de ledendie nog niet tot eene vaste overtuiging hebben kunnen komenacht spr. een nader onderzoek zeer wenschelijk. De heer Brunger antwoordt den heer Dirks, dat het woord //malle bogt" niet bij de commissie van rapporteurs geboren is, maar dat het gebezigd is door den directeur der gemeentewer ken. Het schijnt een woord te zijn dat bij de bouwkundigen wel bekend is. Spr. wenscht van deze gelegenheid gebruik te maken om mede te deelendat hij zich op de bereids door ver schillende sprekers aangevoerde gronden niet met de motie van den heer van Sloterdijck zal vereenigen. De heer BlO0mb0rg6n zalhoe vast hij ook van de wen- 8chelijkheid eener draaibrug overtuigd zij toch voor de motie stemmenen dat wel in de eerste plaatsomdat hij verwacht dat het vervaardigen van het begeerde plan wel in korten tijd zal kunnen geschieden en in de tweede plaatswijl hij zich voorstelt, dat behoudens allen eerbied voor tegenovergesteld gevoelen het nadere project er toe zal medewerken om het voorstel tot het maken eener draaibrug meer aannemelijk te maken. Hij verwachtdat dat nieuwe project niet betermis schien nog minder bevallen zal dan het nu verworpene. In de sectie, die spr. de eer had te presideren, is ceze zaak wel de gelijk ter sprake geweest, en uit het daar voorgevallene leidt hij afdat de aanneming der motie een ander effect zal ople veren dan de voorstanders thans daarvan verwachten. Dit neemt evenwel niet weg, dat hij er gaarne toe zal medewer ken om aan den wensch tot verkrijging van een project eener brug als bedoeld te voldoen. De heer Jongsma heeft steeds het maken eener vaste brug voorgestaan. De motie van den heer van Sloterdijck moet dus koren op zijn molen zijn. En toch kan hij er niet toe medewerken om dat koren te malenwant hij ver wacht nietdat dat koren voedzaam brood zal geven. Hij ziet in die motie slechts dit gevolgdat zij de zaak ophouden en dus niet verder breDgen zalen daartoe wil hij niet mede werken het is meer dan tijd wij moeten vooruit. Spreker kan niet de bedoeling veronderstellendat het hier zoude zijn eene speculatie op verandering van de opinie van de raadsleden. Wij voorstanders van de vaste brug zijn door het zoo even gevallen besluitdoodgeslagen zegt spr.laat ons dit eerlijk bekennen wij behoeven alleen nog begraven te worden. Laat ons nu zor gen dat niet op ons toepasselijk worde/rLa garde meurt, mais ne le rend pas." Spr. zal tegen de motie stemmee. De heer Bruinsma zal voor de motie stemmen. Hij doet dit evenwel niet uit overwegingals zou hij nog een nieuw plan noodig achten. Onder de stukken is eene kaart, waarop de si tuatie met potlood is aangeduid en deze is hem genoeg. Als hij te kiezen heeft tusschen een doelmatig en minder kostbaar plan en een waarbij eukel met den welstand wordt te rade ge gaan dan kiest hij het eerste. De Voorzitter wenscht den heer van Sloterdijck in over weging te geven de beperking «met dien verstandedat de te lgen woordige doorvaart de zuidelijkste van de nieuwe brug zij" uit zijne motie weg te nemen. Men weetdat de directeur der gemeentewerken iemand isdie aan eene komma blijft hangen en nu is het geval denkbaardat een verschil van b. v. een halve- of kwartmeter hem doet zeggen dat zoodanig plan niet is te maken. De heer van Slotordijck zegt, dat het minder zijne be doeling is de zuidelijkste doorvaart precies in de tegenwoordige te doen vallendan wel om de tweede doorvaart aan de noord zijde aan te brengen. Na het gesprokene acht hij de bedoeling

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 4