L I Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 25 Februarij 1875. 25 Vergadering van Donderdag 25 Februarij 1875. Tegenwoordig 12 leden; afwezig de heeren Buma, Suringar de la Faille en Oosterhoff met- en de heeren JongsmaHommes, van der MeulenWijbrandi en de With zonder kennisgeving. Voorzitter de heer burgemeester. I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed gekeurd. II. Wordt ter tafel gebragt 1. Een schrijven van den heer commissaris des koningsdd. 17 Februarij jl.le afd.no. 297 houdende mededeelingdat ook de heer P. H. van der Meulen voor de op hem uitgebragte benoeming tot lid van het collegie van zetters bedankt heeft en dat de raad dientengevolge wordt uitgenoodigd Z.H.Ed.Gest. te doen toekomen eene nieuwe opgave van twee personenom daaruit de gevorderde keuze te kunnen doen. Op voorstel van den Voorzitter wordt tot het opmaken der door den heer commissaris des konings verlangde opgave over gegaan en worden daarop geplaatst de heer K. Tigler Wijbrandi met algemeene (12) stemmen en de heer O. J. Mispelblom Beijer met 10 stemmen 1 stem was uitgebragt op den heer J. S. Yan der Goot en 1 briefje werd blanco bevonden. 2. Eene resolutie van heeren gedeputeerde staten dd. 18 Fe bruarij jl.no. 4 waarbij - uit overweging dat bij 's raads besluit van 11 Februarii te voren, no. 9, tot afstand van grond aan de firma A. Menalda en Zonen niet is uitgemaakt of de af- testane grond in de termen valt van art. 230 der gemeentewet den raad wordt in overweging gegeven zijn besluit dienovereen komstig aantevullen. Naar aanleiding van deze resolutie wordt door den Voorzitter ter tafel gebragt een voorstel van burgemeester en wethouders waarvan de conclusie aldus luidt „a. Het besluit van 11 Februarij 1875 no. 9, aantevullen „met de volgende bepalingTe verklaren dat de grond deel „makende van het kadastraal perceel gemeente Leeuwarden „sectie C no. 225 nader omschreven in sub i en c van dat be- „sluit, niet meer ter openbare dienst bestemd zal zijn. „b. Litt. a van dat besluit te doen vervangen door litt. b en „litt. I door litt. c." Op voorstel van den Voorzitter wordt tot de behandeling dezer zaak overgegaan. Den heer Attema komt het voor, dat de beteekenis van de woorden „ter openbare dienst bestemd" niet zoover reikt, dat ze ook op de speelplaats van een schoolgebouw van toepassing zouden wezen. Naar zijne meening hebb«n ze meer betrekking op pleinen kaden enz.de kadezoolang ze kade blijft zeide de heer Thorbecke in der tijd. Dat zijn voorwerpen die voor de dienst van allen bestemd zijn. Een afgesloten gedeelte van eene speelplaats bij eene school iszijns inzieosniet zoodanig dominium publicumdat het vóór de vervreemding aan de pu blieke dienst zou behooren te worden onttrokken. Men zou anders bijna alle gemeente-eigendommen als voor de publieke dienst besterad moeten beschouwen. Spr. kan niet zoo dadelijk in het denkbeeld van gedeputeerde staten tredenwantnaar het hem voorkomtgaat dat collegie in de opvatting van art. 230 der gemeentewet wel wat ver. De speelplaats bij eene school kan naar zijne meening niet gezegd worden voor de publieke dienst van allen bestemd te zijn wijl slechts de school-zelve en hare aanhoorigheid enkel toegankelijk is voor hendie in de termen vallen van tot de school te worden toegelaten. Art. 230 der gemeentewet ziet naar 't hem voorkomt op geheel andere eigen dommen. Spr. wil intusschen gelooven dat de kwestie op de door burgemeester en wethouders voorgestelde wijze het best tot oplossing zal komendoch dit weerhoudt hem niet zijne beden kingen daartegen intebrengen. De Voorzitterofschoon niet willende optreden als verdedi- Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant. ger van het gevoelen van gedeputeerde statengelooft tochdat de inhoud van art. 230 der gemeentewet voor hunne opvatting wel eenige aanleiding geeft. Dat art. toch luidt„De aan de „gemeente behoorende wegen straten pleinen grachten vaar- „ten kanalen bruggen havens kaden wallen en openbare ge- bouwen mogen niet worden vervreemd, bezwaard of verpand, „dan nadat zij door een besluit van den raad verklaard zijnter „openbare dienst niet meer bestemd te wezen." Waar het na zeker isdat de gymaastiekschool een publiek gebouw en althans gedeeltelijk voor de publieke dienst bestemd is, waar bovendien de speelplaats tot de inrigting behoort en daar van alzoo een deel uitmaakt daar is naar spr's meening veel voor de stelling van gedeputeerde staten te zeggen. Wat aan gaat het beroep van den heer Attema op de explicatie van den heer Thorbeckemeent spr. te moeten observerendat het door dezen gesprokene meer is gekozen als een voorbeeld uit het dagelijksch levenwijl men het eerder zal zien gebeuren dat eene kade of een weg dan een schoolgebouw of eene andere inrigting van dien aard aan de publieke dienst wordt onttrok ken. 8pr. voor zichhoewel erkennendedat er ook voor het beweren van den heer Attema veel pleit gelooft toch, dat een schoolgebouw in zekeren zin als eene openbare inrigting kan worden beschouwd en mitsdien behoort tot de voorwerpen waarvan in art. 280 der gemeentewet de rede is. Hij wenscht er voorts op te wijzendat de opvatting van gedeputeerde sta ten geenszins grijpt in de autonomie van deze vergadering. In tegendeel - zij laten den raad volkomen vrij allerminst kan er in dezen sprake zijn van dwaDghet betreft hier enkel een ver schil in zienswijze. En waar nu zooals in casu eene zaak voor tweeërlei opvatting aanleiding geeft, daar acht spr. het vooral ook in het belang van de bij den afstand van den grond betrokken personen van belang die opvatting te volgen, welke het spoe digst tot beëindiging leidt. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 8. Een nader adres van T. J. Smits Jzn. te Dordrecht, hou dende verzoek hem te restitueren de wegens te late levering van Luiksche keijen beloopen boete ad. ƒ210. Om berigt en advies in handen van burgemeester en wethou ders gesteld. 4. Een voorstel van burgemeester en wethouders op de adressen van de beambten aan de bank van leening B. van Bateles, E. 8onnega en H. Vlietstra houdende verzoek om verhooging hunner bezoldiging. Ter inzage gelegdom in eene volgende vergadering te wor den behandeld. 5. Eene aanvrage van voogden van het nieuwe stads wees huis om magtiging tot het doen van af- en overschrijvingen op de begrooting dier instelling, voor de dienst 1874. Ten fine van onderzoek en rapport in handen gesteld van de heeren Suringar, Jongsma en van der Meulen. 6. Een staat van nog niet betaalde aanslagen in de directe belasting op het inkomen over 1S74. 7. Het jaarlijksch verslag omtrent het gemeente-archief over 1874. De sub 6 en 7 vermelde stukken zijn ter inzage gedeponeerd. 8. Resolutien van gedeputeerde staten houdende goedkeuring van 's raads besluiten tot nadere wijziging van de gemeentebe- grooting, voor de dienst 1874 en tot onderhandsche aanbeste ding van de levering van cementsteenriolen. Voor notificatie aangenomen. III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingbrief vermelde punten 1. Rapport van het onderzoek der rekening en verantwoording wegens de fondsen der kamer van koophandel en Jabriekenover 1874. 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 1