70
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 10 Junij 1875.
De heer Attema is van oordeel, dat, ofschoon de heer van
Sloterdijck zeer duidelijk het onvolledige van de overeenkomst
heeft ontwikkeld, de geopperde bezwaren toch nog geenszins
behoeven te leiden tot verwerping van het voorstel. Hem dunkt,
dat aanvulling van het voorstel wel mogelijk is. Als bepaald
wordtdat van de overeenkomst niets komen kan tenzij in de
verplaatsing van het spoorhek en de verlenging van de toegangs
wegen worde toegestemd, als burgemeester en wethouders bij
de toezending van de ontwerp-overeenkomst aan den minister
kenbaar makendat de raad staat op de inwilliging van die
beide evidente wenschen dan zou spr. niet weten wat bezwaar
er nog kan bestaan om het voorstel onder die „mits" aan te
nemen. Het worden dan bepaalde conditiëndie door burge
meester en wethouders ter kennis van den minister moeten wor
den gebragt.
De heer Dirks observeertdat aan het slot van de conclusie
eene algemeene bepaling voorkomtwaarbij aan burgemeester
en wethouders mandaat wordt verstrekt om nog nadere voor
waarden aan de overeenkomst te verbinden. Waar nu in den
raad er op wordt gewezendat twee zaken nog niet geregeld
zijndaar ligt het voor de handdat burgemeester en wethou
ders uit kracht van dat algemeene mandaatgehouden zijn op
de regeling van een en ander te letten.
Wat de zaak zelve betreft, komt spr. op tegen de bewering
van den heer Plantenga, als zou de verlegging van den weg on
geveer f10,000 kosten. Hij is van oordeeldat op die som vrij
wat kan worden afgedongen. Ook reeds bij de behandeling in
de sectiën is er op gewezendat er door gelijktijdige uitvoering
van de vernieuwing der brug en de verlegging van den weg
veel wordt uitgewonnendewijl men daardoor gelegenheid heeft
de van de walhoofden afgegraven aarde op het klanderij-land
te brengen. Moest die aarde naar eene andere plaats worden
vervoerddan zou de aannemingscm van de brug veel hooger
worden. Kwam nu onverhoopt de overeenkomst met het rijk
niet tot standdan zou men nog geen grootere schade hebben
dan de over drie jaren aan den huurder der klanderij uit te
keeren 900 doch die som staat in spr.'s oog op lange na niet
in evenredigheid met de aan de verplaatsing van al die aarde
verbonden kosten.
De heer Bloembergen wil niets afdingen op de gegrondheid
van de door den heer van 81oterdijck gemaakte objectiedoch
is het met den heer Attema eensdat deze niet aan de goed
keuring van het voorstel behoeft te obsteren. Daarin toch staat
gelijk reeds door den heer Dirks werd opgemerkt„en voorts op
„zoodanige bepalingen en voorwaarden als door burgemeester en
„wethouders in overleg met den minister van binnenlandsche
„zaken zullen worden vastgesteld." Doch afgescheiden van dit
alles, gelooft spr., dat, ofschoon de minister zich tot nu toe
over de verplaatsing van het hek en de verlenging van de toe
gangswegen niet bepaald verklaard heeft, het toch als zeker mag
worden aangenomendat de goedkeuring daartoe zal worden
verleend. Nadat de exploitatie-maatschappij op het aan haar
gedaan verzoek had te kennen gegevendat de inwilliging niet
regtstreeks tot hare bevoegdheid behoortis het verzoek daartoe
tot den minister gerigt bij brief van 2 September 1874. Die brief
is niet afzonderlijk beantwoordmaar in plaats daarvan is ont
vangen een brief van den ontvanger der registratie en domeinen
van 16 November 1874, waarbij deze te kennen geeft tot het
sluiten eener overeenkomst door den minister vaa finantiën ge-
magtigd te zijn. Spr. gelooft derhalvedatwaar de minister
in het bezit was van een schrijven van het gemeentebestuur,
dat duidelijk aanwijst de wijze op welke men den nieuwen weg
wenscht te doen aansluiten en na kennisneming der betrekkelijke
teekeningen in de beoogde overdragt en ruiling van grond ge
noegen neemtmen ook mag onderstellendat bij zijne excel
lentie tegen de verplaatsing van het hek geen bezwaar bestaat.
Het eene zou geen reden van bestaan hebben zoo niet tevens
het andere werd toegestaan. Met den heer Attema is spr. het
eensdat aan de gemaakte bezwaren is tegemoet te komen
wanneer de raad kan goedvinden burgemeester en wethouders
tot het aangaan der overeenkomst te magtigen onder voor
behoud dat goedkeuring worde verkregen ten aaDzien der ver
plaatsing van afsluithekken en overweg en tot verlenging der
toegangswegen. Om hiertoe te geraken zal het collegie zich dan
onmiddellijk kunnen wenden tot den minister van binnenlandsche
zakenmet verzoek om de bij brief van 2 September 1874 ge
vraagde vergunning te willen verleenenterwijl in verband hier
mede nu eene passende bèpaling aan de voorwaarden dient te
worden toegevoegd, die de uitvoering regelt. Hij stelt mitsdien
namens burgemeester en wethouders vooronder de voorwaarden
van de overdragt sub 10 a deze bepaling optenemen„dat de
„afsluithekken en de overweg van den staatsspoorweg, zoomede
„de beide armen van de stationswegenonder toezigt en goed
keuring van daartoe door den minister aantewijzen ambtenaren,
„ten koste der gemeente moeten worden in verband gebragt met
„de nieuwe rigting van den rijksstraatweg."
Aldus aangevuld wordt onderdeel I der conclusie aangenomen
met 12 tegen 2 stemmen die van de heeren Plantenga en van
Sloterdijck.
Onderdeel II wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen
alleen de heer Plantenga heeft zich daarmede niet vereenigd
doch verklaarde geen stemming te verlangen.
De Voorzitter sluit de vergadering.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 24 JuHij 1875.
Vergadering van 24 Junij 1875.
Tegenwoordig 15 leden afwezig de heeren Oosterhoff, Wiersma,
Suringar en de la Faille met- en de heer Hommes zonder ken
nisgeving.
Voorzitter de heer wethouder J. J. BruiDema.
I. De notulen van de vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van eene nota van bedenkingenbij gedeputeerde staten
gerezen tegen de besluiten tot hetïiDg van bruggeld aan de Prins
Hendrikbrug en de Wirdumerpoortbrug.
2. Idem op het nader-adres van T. J. Smits te Dordrecht
houdende verzoek om kwijtschelding van de wegens te late le
vering van Luiksche keijen beloopen boete.
3. Idem tot het toekennen eener gratificatie aan de hulpon
derwijzeressen J. Hoitsma en A. Schotanus voor door haartij
dens de ongesteldheid van de medehelpster voor het onderwijs
in vrouwelijke handwerken aan de gemeenteschool no. 5ver-
rigte buitengewone werkzaamheden.
4. Voordragten tot benoeming van
a. eene eerste hulponderwijzeres aan de gemeenteschool no. 3
b. eene hulponderwijzeres der 2e klasse aan de gemeente
school no. 3;
c. een hulponderwijzer der 2e klasse aan de gemeenteschool
no. 7en
d. een hulponderwijzer der 3e klasse aan de gemeenteschool
no. 7.
Deze voordragten zijn samengesteld als volgt:
voor de betrekking sub a genoemdR. J. Almerood te Leeu
warden J. E. van Schaik te Utrecht en A. H. Bergsma te
Leeuwarden
voor die sub b genoemdP. W. van AraeromA. H. Bergsma
en I. Toens te Leeuwarden
voor die sub c genoemd R. E. RommertsA. Ploegsma en H.
de Jong te Leeuwarden
voor die sub d genoemdA. Koster te Sneek en A. Ploegsma
en H. de Jong te Leeuwarden.
5. Een aanbeveling tot benoeming van een lid der commissie
van bestuur van het stads ziekenhuis.
Deze aanbeveling bestaat uit de heeren H. KuipersW. J.
Oosterhoff, C Noë Lzn. en H. Beucker Andrem.
Voormelde stukken zijn ter inzage gelegd, om in eene vol
gende vergadering te worden behandeld.
6. Een adres van S. Bergmanhoudende verzoek om ver
gunning tot plaatsing van een staketsel langs de hem in eigen
dom behoorende huizingeletter Lno. 213a.
Om berigt en raad in handen van burgemeester ea wethou
ders gesteld.
7. Resolutiën van gedeputeerde statenhoudende
a. dankbetuiging voor het aan het kabinet van oudheden ten
geschenke afgestaanbij de slatting van de gracht langs de
Tweebaksmarkt gevonden borstbeeld
b. goedkeuring van het besluit tot ruiling van grond buiten
de Wirdumerpoort met het rijk en tot het aaagaan eener over
eenkomst met den huurder van de herberg de Klanderij tot af
stand van huurregt op een gedeelte van het bij die herberg be-
hoorend land.
8. Een schrijven van den heer mr. J. D. Quintushoudende
kennisgeving, dat hij de op hem uitgebragte benoeming tot lid
van de plaatselijke schoolcommissie aanneemt.
9. Idem van G. Geerts te Meppelhoudende dankbetuiging
voor de op hem uitgebragte benoeming tot le hulponderwijzer
aan de gemeenteschool no. 4.
Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant.
71
10. Eene missive van curatoren van het gymnasiumhou
dende mededeeling, dat het openbaar examen aan die inrigting
zal worden gehouden op Zaturdag 10 Julij e. k.
11. Een schrijven van burgemeester en wethouders, houdende
kennisgeving
a. dat aan den adjunct-commies ter secretarie E. Jansen, met
ingang van 1 Julij e. k.eervol ontslag is verleend;
b. dat van de inschrijvingen tot een bedrag van J 81,000 op
de ten behoeve van deze gemeente uitgeschreven geldleeuiog ad
f 60,000 tegen eene rente van 4 l/s pet. aangenomen is 10,000
naar den koers van 100 l/8 pet., f 1000 naar 100 pet., f 25,000
naat 99 pet. en j 14,000 naar 98 pet.
c. dat het verbouwen van de gemeenteschool no. 1 tot school
van middelbaar onderwijs voor meisjes aangenomen is door W.
A. de Rapper te Marssumvoor J 4840.
De sub 711 vermelde stukken zijn voor notilicatie aange
nomen.
III. De Voorzitter deelt mededat hij van de kamer van
koophandel een schrijven ontvangen heeft, houdende verzoek
wel te willen bevorderendat de afdoening van de bij den raad
aanhangige verordening op het meten en wegen van granen zoo
veel mogelijk worde bespoedigd. Naar aanleiding hiervan ver
zoekt hij de eerstbenoemde leden der sectiën met de behandeling
van deze en nog een tweetal andere bij de sectiën aanhaogige
zaken voortgang te willen maken.
IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den
oproepingbrief vermelde punten
1. Rapport van hit onderzoek der rekening van de stads armenka-
tner ever 1874.
Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt besloten
De rekening goed te keuren en heeren voogden s raads dank
te betuigen voor hun ordelijk gevoerd beheer.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen van af- en
overschrijvingen op de begrooting dienst 1874.
De door burgemeester en wethouders aangeboden ontwerp
besluiten worden zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninbaar-verklaring
van aanslagen in de directe belasting op het inkomen en in (U bslaUing
op het houden van honden over 1873 en 1874.
De conclusie van het voorstel luidt als volgt
i,l. Oninvorderbaar te verklaren de aanslagen in de directe
„belasting op het inkomen en in die op het houden van honden,
„ten behoeve van deze gemeente geheven over de jaren 1873 en
„1874, vermeld op de staten onder letter a tot en met finge
houden door den gemeente-ontvanger bij missive van 8 Junij
„1875 no. 1057 met uitzondering van den aanslag ad 33.92
„onder no. 61 van staat dten name van M. Vroesom de Haan,
„ten bedrage als volgt:
„a. wegens belasting op het inkomen over 1873 f 3.18,
bals voren 1874 - 4.50,
i/C. - 342.01,
„d. van personendie in den loop van
„liet dienstjaar naar elders zijn vertrokken - 1,189.72,
„e. wegens belasting op het houden van honden
over 1874 - 147.75,
nf- wegens belasting op het houden van honden
„van personendie in den loop van het dienstjaar
„naar elders zijn vertrokken - 9.75.
„II. Den gemeente-ontvanger te magtigenom op de betrekke
lijke kohieren als oninvorderbaar af te schrijven de sommen
„sub I hieryoren vermeld."
Deze conclusie wordt buiten discussie en hoofdelijke stemming
aangenomen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek vaP.
IJktrna om eervol ontslag ah hulponderwijzer.
14