W - -f JÊT J- - - Verslag der handelingen ran den gemeenteraad te Leeuwarden, van 12 Augustus 1875. 81 Vergadering van Donderdag, 12 Augustus 1875. Aanwezig 16 leden. Afwezig de heeren Duparc, Oosterhoff, Hommes en Attema. Voorzitter de heer mr. J. Bieruma Oosting. I. De notulen van de op 5 Augustus jl. gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt ter tafel gebragt a. het rapport der commissie belast geweest met het onder zoek der begrooting van de stads armenkamer over 1875 b. een voorstel van burgemeester en wethouders tot het be noemen eener commissieom te onderzoeken in hoe verre het wenschelijk is, om van wege deze gemeente een door den heer S. van Heemstra c. s. in zake den aanleg van spoorwegen aan den minister van binnenlandsche zaken gerigt adres te onder steunen en c. een verzoek van den heer M. Prinzen te Gemertom ad- haesie te schenken aan een bij de Tweede kamer ingediend adres tot aanleg van een spoorweg van Nijmegen tot Helmond. De stukkenvermeld litt. a en b worden ter visie gelegdom ip eene volgende vergadering te worden behandeldterwijl het sub c vermeld verzoek ten fine van consideratiën en advies in handen van burgemeester en wethouders wordt gesteld. III. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproepingbrief aangebragte punten. 1. Voorstel van burgemeester en wethouders betrekkelijk de benoeming van eene leeraree voor den tang aan de school van middelbaar onder wijs voor meisjes. Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt besloten met wijzigingzoo ver noodigder slotalinea van 's raads be sluit dd. 18 Mei 1875 no. 15 te bepalen, dat aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes met vijfjarigen cursus in deze gemeente zal worden aangesteld eene leerares voor het onder wijs in den zangop eene bezoldiging van f 400. 2. Benoeming eener commissie tot onderzoek van de gemeenUrekening over 1874. De ten dezen gehouden stemmingen hebben tot resultaatdat de heeren PlantengaWijbrandi en Wiersmatot leden van bedoelde commissie worden aangewezen. 3. VoorsUl van burgemeester en wethouders bttreffende hit maken van eene los- en ladingplaats ten westen van de Huizumerbrug. De conclusie van dit voorstel strekt om aeene los- en ladingplaats voor schepen te doen maken tusschen de Huizumer en Wirdumerpoortsbruggenop dezelfde wijze als de bestaande tusschen eerstgenoemde brug en het stads ziekenhuisvolgens het plandoor den directeur der gemeente werken ingezonden bij missive dd. 26 Julij jl. no. 233/3 b. burgemeester en wethouders te magtigen omhet geraden achtendevoorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten het sub a gemelde werk door J. van Reenenaannemer van den onderbouw der ijzeren draaibrug en bijbehoorende wer ken voor een nader door hen te bepalen som te doen uitvoeren. De heer Wiersma zegt, dat hij geene bezwaren tegen de aanneming van dit voorstel heeft en zich daarmede zal vereenigen. Hij heeft alleen het woord gevraagdom eenen wensch te uiten. Het doet hem leeddat het maken van de in dezen bedoelde los- en ladingplaats niet is ontworpen tegelijk met den onder bouw der Wirdumerpoortsbrug en verdere werken. Dan toch had dit werk onder de algemeene publieke besteding kunnen worden opgenomen en zou men in de door den directeur der gemeente werken ingezonden begrooting van het geheele werkook de kosten hebben gespecificeerdvereischt voor het maken der los- en ladingplaats. De zaak had dan eenen meer geregelden gang gehad dan thans nu toch mist men eene gespecificeerde opgaaf van kosten. Wel zijn die kosten door den directeur der ge meente-werken tot op zeker bedrag geraamdmaar eene eigen- Bijvoegsel, behoobende bij de Leeuwarder Courant. lijke begrootingzoo als bij ieder gemeentewerk behoort te zijn, ontbreekt. Bovendien zegt spr. wordt voorgesteld, het in dezen bedoeld werk te gunnen aan den aannemer van den onderbouw der Wirdumerpoortsbrug en zal men, hoe zeer hij is geporteerd voor pub ieke aanbesteding, hiertoe wel moeten overgaan. Hij toch vreestdat wanneer men beide werken niet door één aan nemer laat uitvoerendit hinderlijk zal zijn aan den goeden afloop van het werk. De kwestie van onderhandsche aanbeste ding is in dit geval in min- of meerdere mate gepraejudicieerd en men zal best doenbij niet al te groote eischen het werk te gunnen aan den aannemer der Wirdumerpoortsbrug. Maar zoo vervolgt spr. juist deze omstandigheid brengt mededat in dezen meer dan bij andere werken eene specifieke begrooting noodig is. Waar zulk eene begrooting ontbreektzal men slecht de door de aannemers gestelde eischen kunnen beoordeelen maar kan men dezelve enkel bezien door de oogen van den directeur der gemeente-werken. Hem komt het dus wenschelijk voor dezen ambtenaar uit te noodigeneene specifieke begrooting van kosten in te zenden en met die begrooting den raad in kennis te stellen. Vervolgens zegt spr. dat de zoo even door hem gemaakte op merking ook betrekking heeft op het volgende punt van behan deling en ook daarvoor kan gelden. Hij mist immers ook van de daar bedoelde stichting van een hulpschoollocaal de specifieke begrooting van kosten en ofschoon hij zich niet tegen de aanne ming ook van dit voorstel zal verklaren betuigt hij toch zijn leedwezendat ook daarbij eene juiste opgaaf van kosten ont breekt. Men zal toch niet kunnen beweren dat de tijd tot het opmaken en indienen daarvan heeft ontbroken. Den llden Mei is immers de directeur reeds uitgenoodigdom een plan van het te stichten hulpschoollocaal te maken, terwijl hij eerst den 12den Julij daaraan heeft voldaan. Bpr. herhaalt hiernadat hij alleen het woord heeft gevraagd, om in het algemeen den wensch te uiten dat bij voorstellen omtrent bouwzaken steeds eene specifieke begrooting van kosten aan den raad worde overgelegd. De heer van. Sloterdijck merkt opdat het voorstel strekt, om eene los- en ladingplaats te makenzoo als de bestaande tusschen de Huizumerbrug en het stads ziekenhuis en dat de teekening hiermede ook geheel in overeenstemming is. Hij acht echter eene kleine wijziging daarvan wenschelijk. Aan een van beide einden der te maken los- en ladingplaatszou hij in plaats van een der te maken trappen gaarne eene soort van veelading zien aangebragt, eene glooijing, waardoor het vee gemakkelijk van de kade op de straat kan komen. Thans is het lossen van vee bij de bestaande los- en ladingplaats zeer gebrekkigdik wijls zijn 4 of 5 personen noodig, om een koe, kalf, of zwijn over de trappen op de straat te krijgen. Gaat men over tot het maken van eene ligte glooijing aan een der einden van de nieuwe los- en ladingplaatsdan zal ditzegt spr. niet meer het geval zijn en zal de lossing van vee veel vergemakkelijkt worden. Hij geeft daarom in overweging omwanneer daartegen geene technische of andere bezwaren bestaan zoo als b. v. misbruik door de straatjeugd als anderzinstot het maken van zulk eene glooijing over te gaan. De Voorzitter zegt, dat de opmerking van den vorigen spr. tot nog toe niet bij burgemeester en wethouders is besproken maar dat zij hem zoo belangrijk voorkomtdat hij ze gaarne bij dat collegie ter sprake zal brengen. Wat het getal der aan te brengen trappen betrefthieromtrent deelt spr. mededat in overleg met den directeur der gemeente-werken, het wensche lijk is geoordeeldom bij de 3 op de teekening aangeduide nog een vierde trap te maken en wel vlak tegenover den op gang naar de Waeze. Dewijl vele pakhuizen daar hunnen op slag hebben en de goederen thans niet regtstreeks uit de schepen naar hunne bestemmingsplaats kunnen worden gebrastzal door het maken van dien vierden trap veel tijd en moeite gespaard 18

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 1