84
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 12 Augustus 1876.
loopig, van de gemeentelijke gymnastiekschooldie in de onmid
dellijke nabijheid van de meisjesschool is gelegen, kan worden
gebruik gemaakt.
Omtrent het 2e punt, dat door den heer Baart de la Faille
is ter sprake gebragtn.l. de benoeming van een' docent voor
de gezondheidsleerkan spr. dat lid informerendat deze be
noeming even als die van een leeraar voor staathuishoudkunde
is uitgesteldtotdat zal blijken of een voldoend aantal leerlin
gen voor het vormen van eene vierde klasse aan de middelbare
school aanwezig zal zijn. Zoolang dit niet geheel zeker is heelt
men in overleg met de commissie van toezigt geoordeeld de be
noeming van docenten in die vakkenwelke enkel aan de hoog
ste klassen worden onderwezen, nog te kunnen achterwege laten.
De heer Baart d© la Faille zegt den heer Rengers dank
voor de door hem verstrekte inlichtingen, doch doet nogmaals
de vraag of het onderwijs in de gymnastiek bepaald in de les
rooster voor de school van middelbaar onderwijs is opgenomen.
Deze vraag wordt door den heer Rengers bevestigend be
antwoord.
Hierna sluit de voorzitter de vergadering.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 26 Augustus 1875.
85
Vergadering van Donderdag 26 Augustus 1875.
Tegenwoordig 18 leden. Afwezig de heeren Oosterhof!, Hom
mes en van Valkenburg.
Voorzitter de heer mr. J. Bieruma Oosting.
I. Installatie van het voor eene buitengewone vacature gekozen raads
lid den heer J. J. Kuipers.
Nadat de heer Kuipers door den secretaris ter vergadering was
binnengeleidrigt de voorzitter tot eerstgenoemde het woord en
zegt, dat door den raad de door hem ingezonden geloofsbrie
ven onderzocht en goed bevonden zijn en tot zijne toelating be
sloten is. Dat echter, alvorens als raadslid zitting te kunnen
nemen door hem moet worden afgelegd de eed of belofte voor
geschreven bij art. 39 der gemeentewet, zoomede die, bedoeld
bij art. 83 der grondwet. Vertrouwende, dat de heer Kuipers
tegen het afleggen dezer eeden geen bezwaar zal hebbenver
zoekt spr. den secretaris de in dezen bedoelde formulieren voor
te lezen.
Na lecturelegt de heer Kuipers in handen van den voorzit
ter de voorgeschreven eeden af.
Hierna heet de voorzitter den heer Kuipers welkom in het
midden der vergadering en wenscht hem geluk met zijne benoe
ming met het blijk van vertrouwen hem door zijne medeburgers
gecchonken. Verder merkt spr., den heer Kuipers, op, dat hij de
plaats komt vervullen van iemand wiens herinneringen nog bij
allen levendig zijn. De werkzaamheden van den helaas te vroeg
en in den bloei van het leven aan de vergadering ontrukte zul
len steeds op hoogen prijs worden gesteld en hij vleit zichdat
de heer Kuipershet voetspoor van den overledene drukkende
steeds met lust en ijver zijne taak zal vervullen en daardoor be
hulpzaam zal zijn tot bereiking van het doeldat de vergade
ring door hare beraadslagingen beoogt. Hierna wordt door den
heer Kuipers zitting genomen.
II. De notulen van de den 12 Augustus j.l. gehouden verga
dering worden gelezen en goedgekeurd.
III. Bij monde van den heer Jongsma wordt namens de be
trokken raadscommissie rapport uitgebragtomtrent het door
haar bewerkstelligd onderzoek der begrooting van de dienst
doende schutterij voor 1876.
IV. De voorzitter deelt mededat heden bij hem is ingeko
men eene missive van den heer S. Draisma v. Valkenburg
waarbij deze kennis geeft van zijne verhindering om 's raadszit
ting van heden bij te wonen en tevens zijnen dank betuigt voor
de welwillende bejegeninghem door den raad in het algemeen
en door diens voorzitter in het bijzonder tijdens zijne zitting aan
gedaan.
Na lecture wordt deze missive voor notificatie aangenomen.
V. Wordt ter tafel gebragt
een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
der verordening regelende de inrigting van het personeel der
politie
b. alsvoren omtrent een schrijven eener commissie uit den
raad der gemeente Gemertbetrekkelijk den aanleg van een
spoorweg NijmegenHelmond.
c. eene suppletoire begrooting der kosten van het stads zie
kenhuis dienst 1875.
De sub a en b vermelde voorstellen worden ter visie gelegd
om in eene volgende vergadering te worden behandeldterwijl
de sub c genoemde suppletoire begrooting ten fine van onder
zoek wordt gesteld in handen van de heeren de WithWiersma
en Plantenga.
VI. Wordt medegedeeld
10. dat is ingekomen eene resolutie van gedeputeerde staten
houdende goedkeuring der gemeenterekening over 1873, en
20. dat is aanbesteed -.
a. het doen van verfwerken aan de gemeenteschool no. 7
aan 8. van Dijkverwer te Hardegarijpvoor 467
BlJVOEOSIL, UEUOOEENDE BIJ DE LeEUWARDEE CoURAKT.
b. het doen van verfwerken aan verschillende gemeente-eigen
dommen aan diverse personen voor een gezamenlijk bedrag van
815 en
c. het maken van een publiek privaatwaterplaatsvuilnis
bak en put met pomp in de Weerklank aan A. Nutters te Leeu
warden voor eene som van 798.
VII. Wordt overgegaan tot behandeling van op den oproe-
pingbrief aangebragte punten.
1. Rdpport eener raadscommissie over de begrooting voor de stads
armenkamer dienst 1876.
De conclusie van dit rapport strekt om
a. de begrooting van inkomsten en uitgaven van de stads
armenkamer te Leeuwardenzooals die door voogden van die
instelling is opgemaakttot een bedrag in ontvang en uitgaaf
beide van 36422.87 goed te keuren, en
b. aan de genoemde instelling voor 1876 uit de gemeentekas
een subsidie te verleenen van 29,956.
Deze conclusie wordt zonder discussie en hoofdelijke stem
ming aangenomen.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoeming eener com
missie die belast zal zijn met een ondersoek naar de wsnschélijkheid
om te ondersteunen een adres van de heeren S. van Heemstra c. s.
betredende den aanleg van spoorwegen.
De conclusie van dit voorstel luidt
//eene commissie van 8 leden te benoemenom te onderzoe
ken in hoever de belangen dezer gemeente het wenschelijk doen
«zijnhet adres van de heeren 8. van Heemstra c. s. in dato 2
//Augustus j 1. gerigt aan Z.E. den minister van binnenlandsche za
kken te ondersteunen en zulks met het oog op het door de re-
z/gering den 21 Julij 187£> bij de wetgevende magt ingediend
//wetsontwerp tot aanleg van staatsspoorwegen met uitnoodiging
//tevens casu quo een gemotiveerd adres tot ondersteuning van
//bedoelde spoorwegen aan 's raads goedkeuring te willen on
derwerpen."
De heer Jongsma zegt, dat toen deze zaak in de vorige
vergadering ter tafel werd gebragt, bij hem reeds dadelijk ae
vraag oprees of in dezen Diet werd afgeweken van het voorge-
schrevene bij art. 179, lett. S der gemeentewetbetrekking
hebbende op den werkkring van burgemeester en wethouders.
Leest spr. deze bepaling goed dan behoort tot de werkzaamhe
den van dit collegie//het behoorlijk voorbereiden zoo ver het
niet aan anderen is opgedragen van al hetgeen in den raad ter
overweging en beslissing moet worden gebragt? Hij weet overi
gens dat de woorden //voor zoo ver het niet aan anderen is
opgedragenslaau op de commisaiën van bijstand in art. 54
en volgende der gemeentewet bedoeld alsmede dat de raad de
voorbereiding van speciale gevallen ook aan eenige zijner leden
kan opdragen doch dat zijn alle uitzonderingen op den regel bij
artikel 179 lett. S gesteld. Men zal hem dus zeer verpligten
door hem in te lichten waarom in dezen van dien regel is af
geweken.
De heer Duparc wenscht iets in anderen zin dan het door
den heer Jongsma gesprokene in het midden te breugen. Hij
n 1. acht de benoeming eener oommissie overbodig en is van oor
deel dat de wenschelijkheid van het tot stand komen der in
dezen bedoelde spoorwegen voor Friesland in 't algemeen en
voor Leeuwarden in het bijzonder vaststaat. In der tijdzegt
spr.heeft de raad immers eens eene zekere som toegestaan als
bijdrage in de kosten van opmeting en verdere voorbereidende
maatregelen en heden juist 2 jaar geleden is door hem beslo
ten voor 50,000 deel te nemen in de geldleeniog der hier be
doelde spoorwegen. De raad heeft dus toen reeds de wensche
lijkheid van den aanleg der spoorwegen erkend, en spr. gelooft
zeer teregt. In het voorstelzegt hij wordt deze wenschelijk
heid mede erkend maar daarin wordt tevens gewezen op het
door de regering bij de tweede kamer ingediend voorstel.
19