•ft8» .y y - - I Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 4 November 1875. 128 Vergadering van Donderdag 4 November 1875. Tegenwoordig 16 leden, afwezig de heeren Duparc ea de With met- en de heeren Buma en Baart de la Faille zonder kennisgeving. Voorzitter de heer rar. J. Bieruma Oosting. I. De notulen van de op 28 October jl. gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt ter tafel gebragt 10. eene aanbeveling van personenbenoembaar tot leden van het collegie van zetleis. Ter visie gelegdom in eene volgende vergadering te worden behandeld. 20. een voorstel van burgemeester en wethouders in zake eene nieuwe verdeeling der gemeente in wijken en eene nieuwe rege ling der huisnummering. Te doen drukken en daarna tot onderzoek te verzenden naar de afdeeliugen. In verband hiermede wordt bepaald dat bedoeld onderzoek binnen vier weken moet zijn afgeloopen. 30. Een adres van leden der commissie voor de op te rigten Harmonieom den Stads- of Prinsentuin onderhands in pacht te erlangen voor twee of vier jaren. Gesteld in handen van burgemeester en wethouders om berigt en raad. III. Wordt medegedeeld a. dat is ingekomen berigtdat de opzigter der gemeentewer ken D. van der Sluisis overleden en b. dat burgemeester en wethouders na 's raad8 besluit tot onderhandeche besteding van 't maken eener los- of ladingplaats voor schepen tusschen de Huizumer- en Wirdumerpoortsbruggen, aanleiding hebben gehad om nader te overwegen in hoever, met het oog op bestaande omstandighedenopenbare aanbeste ding van dat werk raadzaam is en dat zij dientengevolge bedoeld werk bij openbare aanbesteding hebben gegund aan A. J. Fed- dema, timmerman alhier, voor 2988. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe- pingbrief aangebragte punten. 1Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhooging der jaar wedden van de tiads vroedvrouwen. Conform de conclusie van het voorstel wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming besloten/,met ingang van 1 Januarij „1876 de jaarwedden der stads vroedvrouwen te verhoogen met z/25 0/o en te bepalen voor ieder op ƒ175". 2. Voorstel van burgemeester en wethouders t>t wijziging der veror dening regelende den rang enz. der ambtenaren en bedienden van de stadsreinigirg. De conclusie van dit voorstel luidt: Art. 4 der verordening, regelende den rang enz. van de amb tenaren en bedienden der stadsreiniging van 31 Maart 1870 ge meenteblad 1870 no. 3, te wijzigen als volgt: De jaarlijksche bezoldiging der in art. 1 genoemde ambtenaren bedraagt a voor den directeur ƒ1000 benevens vier ten honderd van hetgeen de bruto opbrengst van den verkoop van mestspecie en puin meer dan ƒ10,000 bedraagt. b. voor ieder opzigter 375 benevens een en een half ten honderd van hetgeen de bovenbedoelde bruto opbrengst meer dan ƒ10,000 beloopt." Deze conclusie wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen. 3. Behandeling van de gemeentebegrootingdienst 1876. (Zie bijlagen no. 18, 19 en 20 van 's raadsverslag 1875.) De Voorzitter stelt voor, om bij deze behandeling dezelfde wijze te volgen als vroegere jarenn.l.om te beginnen met de uitgaven en de begrooting hoofdstuksgewijze af te doen. Hij wenscht daarbij ieder gelegenheid te geven van zijne opinie te doen blijken en verder als rigtsnoer der debatten aan te nemen de opmerkingen angrapporteurs. Bijvoegsel dehoorbndeIbij de Leeuwarder Courant. Nadat de vergadering zich met deze wijze van behandeling had vereenigd opent de voorzitter de algemeene beraadslaging. Geen der leden daaraan deelnemendeworden vervolgens de posten vermeld onder volgnummers 54 tot 97 der ontwerp-be- grootiDgonveranderd vastgesteld. Volgn. 98. De heer Suringar meent, dat onder den post, bij dit volgn. omschreven ook is begrepen eene uitgaaf ad 20 voor onder houd van ganghouten in het Jelsumer binnenpad. Hij wenscht daarom nu der vergadering kenbaar te makendat hij zich in principe met die uitgaaf niet kan vereenigen. 8pr. wijst er op, dat het bedoelde pad niet aan de ^gemeente behoort en dat hij om die reden geen uitgaaf voor onderhoud wenschelijk acht. Ook in de sectiën heeft hij het min wenschelijke doen uitkomenom tenen w.g te onderhoudendie niet onder het beheer der gemeente ismaarzoo vervolgt spr.rapporteur» hebben echter ten dezen geen bepaald voorstel gedaan. De Voorzitter zegtdat het Jelsumer voetpad niet moet beschouwd worden als een servituut ten voordeele van een of meer heerschende ervenmeer als een servituut ten dienste van het publiek van daarzegt spr.heeft men gemeend geen be zwaar te moeten maken om het onderhoud der ganghouten voor rekening der gemeente te nemen. Zijns inzienszou ook de aangename wandeling alleen de hier bedoelde uitgaaf wel wetti gen maar daar komt nog bij zegt spr.de veel kortere afstand naar Jelsum voor de aan de noordzijde der gemeente wonende inwoners. Naar zijne bescheiden meening dient men dus den post ad j 20 voor onderhoud van gaDghouten in het Jelsumer binnen pad te behouden. De heer Suringar wijst er opdat hoewel hier alleen wordt gesproken van de vernieuwing en het onderhoud van ganghouten men toch, wanneer ten minsten de redenering van den vorigen spreker doorgaat, later ook zou kunnen overgaan tot het maken of onderhouden van den weghetzij dan door steen, hetzij door puin. Hij twijfelt evenwel of men dezerzijds daartoe het regt hebben zou en acht de omstandigheid dat de onderwerpe- lijke weg eene bekorting van den algemeenen of hoofdweg en eene aangename wandeling voor Leeuwarden'» ingezetenen is geen geldig motief, om zich daarom met het onderhoud te be lasten. De heer Telting is het wel eenigzins met den vorigen spr. eens. Het is hem niet duidelijk gebleken dat het voetpad in questie aan de gemeente Leeuwarden behoort enzegt spr.zoolang dat punt niet ie uitgemaaktbestaat er niet de minste verpligting om het onderhoud voor rekening der gemeente te Eemen of wel om te zorgen voor eeneu behoorlijken staat der ganghouten. Hij is van meening, dat de gemeente Leeuwarden daar niets meè te doen heeft en dat het genothetwelk het voetpad voor de ingezetenen oplevertgeen zoo voldoend motief is dat de ge meente daarom met het in dezen bedoeld onderhoud zou moeten worden belast. Spr. verklaart zich dientengevolge tegen. De heer Attema wil doen uitkomendat het voorsteldoor de meerderheid der commissie van rapporteurs gedaan, eenvoudig strektom den post te behouden zooals hij door burgemeester eu wethouders is voorgesteld. Het slaat echter aan den heer Suringar zegt spr. om als lid van de minderheid ten dezen een bepaald voorstel te doen. Wat de questie au fond betreftwil spr. zich refereren aan hetgeen daaromtrent in de memorie van toelichtingin het rap port en in de memorie van beantwoording is gememorieerd. In de commissiezegt hij, is de vraag gesteld//brengt het be- laDg der gemeente mededat het in dezen bedoeld onderhoud ten haren laste wordt gebragt" en op deze vraagzoo vervolgt spr.is door het meerendeel toestemmend geantwoord. Het onder, houd van voetpaden als het onderwerpelijke is eene zaak die ook bij het provinciaal bestuur dikwerf ter sprake komt. He?ft spr. het goeddan nog zal in de tegenwoordige zitting der pr0. 24

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1875 | | pagina 1