9;S Verslag der haudelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 September 1876. len voor hun ouden dag te zorgen, klinkt zeer fraaidoch loopt gevaar in de praktijk te zullen falen daar het toch dan nog grootendeels van de ambtenaren zelve zal afhangen of en in welke mate zjj die zorg in toepassing zullen brengen. Men zal misschien hooge tractementen geven en zich later toch niet ge heel kunnen onttrekken. Men kan hiertegen wel aanmerken dat die ambtenaar het «aan zich zelf te wijten heeft zoo hij op hoogeren leeftijd niet in de behoeften van zich zeiven en zijn gezin kan voorzien en dat deze omstandigheid niet aan de verwijdering in den weg behoeft te staandoch spr. herhaalt het dit klinkt zeer schoon doch zal in de practijk falen. Hij is er daarom voor om bepalingen omtrent deze zaak in het leven te te roepen. Welke die bepalingen zullen moeten zijn zal bij de bespreking der punten van conclusie door de rap porteurs gesteld of bij de afzonderlijke artikelen moeten wor den uitgemaakt. Allereerst zal men hebben te kiezen tusschen het alternatief: zal men zich het pensioneren der gemeente-amb tenaren aantrekken en daarvoor regelen stellenja of neen De eerste spreker heeft nog opgem rkt dat toen in der tijd in deze vergadering op ecne regeling der pensionering werd aan gedrongen daarbij op den voorgrond zou zijn gesteld de oprig- ting van een pensioenfonds, doch hierin vergist hij zich. Wel is daarvan vroeger sprake geweest en heeft spr. toen persoon lijk deel uitgemaakt van eene commissie die den raad had te dienen van voorlichting omtrent de mogelijkheid der oprigting van zoodanig fondsdoch bij dö bespreking die tot de indiening van het thans in behandeling zijnde ontwerp heeft geleidis niet zoo zeer op de oprigting v«nn een pensioenfonds aangedrongen maar daarop dat de raad in plaats van de wijze te blijven volgen waarop tot hiertoe van tijd tot tijd pensioen «aan dezen en ge nen werd toegekend zich zelvcn regels zou stellen volgens welxe ten aanzien der toekenning van pensioen zal worden te werk gegaan. De heer Suringar denkt eenstemmig met den heer Duparc als deze verklaartdat hij zich niet wil binden waar dit niet noodig is. Daarin ligt juist het motief waarom hij tegen eene wettige regeling van pensioenen en het onverpligt vcrlcenen van een regt op pensioen is. Ook spreker erkent, naast de wettigemorele verpligtingenmaar in deze laatsten is be zwaarlijk bij reglement te voorzien. Deze kunnen bij de voorko mende gevallengelijk tot nu geschieddeworden toegepast. Onverpligt den ambtenaar een regt op pensioen te gevenkomt spr. zeer ongeraden voor. Ontheffing van de zorg voor zjjne toekomst zal zijne behoeften voor het tegenwoordige niet be vredigen en zijne begeerte naar verhooging niet tegenhouden. En wat het gemeente-belang betreftdit wordt het meest be vorderd door een voldoend tractement aan den dienstdoeiulen ambtenaar. De heer Bloembergen heeft niet kunnen toestemmen, dat in deze vergadering bij den meermalen uitgesproken wensch naar een pensioen-regeling de gedachte aan een pensioenfonds tot grondslag lag. Spr. echter heeft steeds in dat denkbeeld ver keerd en werd in die opvatting versterkt door het onderzoek naar de bestaanbaarheid van zoodanig fondshetwelkbij de behandeling in de sectiënop den voorgrond heeft gestaan. Iiij erkent echter, dat zoodanig fonds onder de ambtenaren van ééne gemeente geen levensvatbaarheid heeft en ook bij het be staan van zoovele verzekering-maatsch«app'jen in dezen tijd, geene noodzakelij kheid. Hoe dit zijeer men een regt op pensioen uit de gemeente kas aan den gemeente-ambtenaar toekenne, bedenke men wie tot dat pensioen moeten bijdragende handwerksmande kleine burger en neringdoende, en zoovele andere minvermogenden, die hun deel in ae gemeentelasten dragenen aan wie de zorg voor hunne eigene toekomst geheel wordt overgelaten. Dat is hard. Spr. zou wenschon, dat men van dit denkbeeld terug kwam. 't Zou trouwens geen vreemd verschijnsel zijn in onze gemeente-wetgeving. Vóór hem toch ligt een verslag van den raad der gemeente rs Hertogenbosehwaar ook het ontwerpen van ecne verorde ning op het verlccncn van pensioen aan gemeente-ambtenaren aan eene commissie uit den raad was opgedragenmaar waar men eenstemmig tot de conclusie kwam, dat het niet goed was op dit onderwerp eene verordening te makenmaar bij elk ontslag op verzoek of ambtshalve te beslissen naar omstandigheden en billijkheid. Het voorstel om geene verordening op dit stuk vast te stellen werd ter raadsvergadering van den 10 April dezes jaars aangenomen met 15 tegen 1 stem. De heer Duparc merkt op, dat een door hem gebezigd argument tegen de zienswijze van den heer Suringar duor dezen tegen hem spreker is gekeerd. Alleen waar het onnoodig iswil spr. zich niet bindenen een norm «alléén voor den raad blijft hij noodig achten. Als echter aan de ambtenaren voor- uitzigt wordt gegevendat zij op hun ouden dag op pensioen kunnen rekenen en niet telkens zullen afhangen van de indi viduele opinie der raadsledendan noemt spr. dit geenszins binden. En om nog eens terug te komen op de verhooging der trac tementen ten einde hun in staat te stellen om zeiven voor hun ouden dag tc kunnen zorgenzoo gelooft spr. dat do begrooting dan zeer aanmerkelijk zou moeten worden verhoogd en dan zou het nog de vraag zijnof die som niet veel meer zou bedragen dan die voor de vasttestellen pensioenen zou worden gevorderd. Spr. moet intusschen zijne verwondering er over betuigendat de geachte laatste spr. die zoozeer op het middel van tractements- verhooging aandrongnog straks zelf een der weinigen was die tegen eene voorgestelde billijke tractements-verhooging stemde. Als het er dus op aankwamzou bij dien spr. waarschijnlijk weinig steun worden gevondenom het door hem aangeprezen redmiddel toe te passen. Het argument dat koopliedenarbeiders enz. ook voor liet pensioen der «ambtenaren zouden moeten behalen klemt eenig- zinsdoch slechts schijnbaarwant zij betalen nu evenzeer voor de dienstdoende ambtenaren. Spr. wil echter voor de ambtena ren hebben gezorgd niet «alleeu zoolang zij dienen, maar ook wanneer zij hebben uitgediend. Het voorbeeld van den Bosch eindelijk béteekent weinighet wordt door dat van vele andere plaatsendie vooral in den laatsten tijd pensioen-verordeningen vaststeldente niet gedaan. De heer Suringar wil alleen nog terugkomen op eeno aan merking van den heer Duparcdie hem persoonlijk geldt en de opregtheid zijner belangstelling in het lot van den gemeente ambtenaar in verdenking zou kunnen brengen. Zij betreft de stemdie hij heeft uitgebragt tegen eene der voorgestelde trac- toment"verhoogingen in deze vergadering, boven de verhooging door burgemeester en wethouders voorgesteld. Ofschoon hij zich niet gehouden acht daarvan rekenschap te gevenwil hij toch wijzen op het feit, dat hij tegen de ééne, inaar vóór de andere heeft gestemd. Doze twee wegen dus tegen elkander op en bewijzen niets andersdan dat hij niet onvoorwaardelijk met ieder voorstel tot verhooging wil medegaanmaar de vrijheid wil houdendaarin mot oordeel des onderscheids te handelen. De algemeene beraadslagingen worden daarop gesloten. De Voorzitter veroorlooft zich nog eene vraag aan de com missie van rapporteurs. Deze commissie toch stelt voor om burgemeester en wethouders uit te noodigen tot het indienen eener nieuwe out werp-verordeningwaarin de aanspraak op pensioen duidelijk z<nl worden uitgedruktof weldat de r«nad zal besluiten d«at de ambtenaren die aanspraak niet zullen heb ben. Misschien kan de commissie dit punt voldoende oplossen doch luj vindt het wel eenigzins schijnbaar tegenstrijdig. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuw«arden, van den 14 September 1876. 99 De meening kan toch niet zijn, dat zoo men het eene niet verkrijgen kon men liever het uiterst daaraan tegenover ge stelde hebben wilde. De heer van Sloteröijck is bereid namens de commissie to antwoorden. Zijns inziens is dit antwoord reeds vervat in liet voorstel sub B. De meerderheid der commissie toch is voor de conclusie sub Amaar voor het geval dat de raad zich daarmede niet kon vereenigen en alzoo te kennen gaf aan liet denkbeeld van burgemeester en wethouders de voorkeur te schenkenwenscht dc commissie in het voorgestelde ontwerp die veianaeringen te brengen welke naar aanleiding van in de sectiën gemaakte opmerkingen, haar voorkomen verbeteringen ie zijnhiertoe behoort die van art. 1 waarin ze de duidelijke verklaring wenscht dat geen gemeente-ambtenaar regt heeft op pensioeneen denkbeelddat ingewikkeld in verschillende arti kelen van het ontwerpspeciaal ook in het ontbindende art. 18 doorstraalt, doch waarvan de duidelijke uitspraak ontbreekt, kortom, rapporteurs hebben getracht, ingeval de raad het go- voelen van de meerderheid hunner niet tot het zijne maakt, in het ontwerp van burgemeester en wethouders die verbete ringen a«an te brengen waarvoor het vatbaar is. Do heer Bloembergen zal zich met het voorstel sub A niet vcreenigen. Het komt hem voor dat de meerderheid der commissie aan dc ambtenaren wil geven regt op pensioen en dat dit regt zal gekocht worden door bijdragen der ambtenaren zelve, zoo noodig gesteund van den kant der gemeente door te verleenen subsidie. Dit komt hem niet goed voor. Wil men dat, d«an zal men de ambtenaren door verhooging van traktement in staat moeten stellen die bijdragen van hun inkomen tc kunnen missenom zoodoende zich een goeden ouden dag te verzekeren. Dit zal al dadelijk eene niet onbe langrijke verhooging van het cijfer der jaarlijksche bezoldigingen vorderen tot niet gering bezwaar der gemeentekasalthans wanneer het bedrag dier bijdragen eenigermate voldoende zal zjjn omtot fonds opgelegdin het vervolg de te verleenen pensioenen te bestrijden tenzij men de gemeentekas met eene belangrijke subsidie wil belasten om aan het onvoldoende der bijdragen te gemoet te komen, hetgeen al vrij na op hetzelfde neerkomt. De aanvragen om pensioen zullen menigvuldiger wordenook w.aar de ambtenaar nog verre van ongeschikt is omdat hij vermeent daarop als op een gekocht regt aanspraak te kunnen maken. Spr. zal niet uitweiden over zoovele andere bezwaren als uit dergelijke regeling van een regt op pensioen zullen voortvloeijen. Hij meent die in de door hem bij het voorstel van burgemeester en wethouders overgelegde nota ge noegzaam te hebben in het licht gesteld en ook bij het verslag der commissie van rapporteurs is er als het gevoelen der min derheid op gewezen. Hij hecht verre de voorkeur aan eene regeling zooals die door burgemeester en wethouders is voorge steld en vertrouwtdatindien deze wordt aangenomenmen wel van de billijkheid van den raad mag verwachtendat hij niet exceptioneel en willekeurig in de toepassing zal te werk gaan. Men brengt wel eens tegen deze regeling in dat zoodoende de pensionering te zeer het karakter verkrjjgt van een werk v«an zuivere liefdadigheiddoch spr. ziet de gegrondheid dier bewering niet in. In het belang der gemeente toch is hotom goede ambtenaren te hebbenen minder geschikte te kunnen verwijderenen wanneer zij te dien einde hun boven hot ge» not hunner jaarwedde het uitzigt geeftom bij gevorderden leeftijd hunne toekomst in zekere mate verzekerd te zientot loon van vroeger bewezen diensten, dan vindt hij daarin vol strekt geen liefdadigheid. Hierop wordt alinea A van het voorstel der commissie van rapporteurs in stemming gebragt en aangenomen met 8 stem men tegen 7 die van de hoeren BruinsmaKijmmellKuipers, PlantengaSuringarBloembergen en Rengers. (De heeren Dirks en de la Faille waren afwezig.) Niets meer aan de orde of voorgesteld zijnde sluit de Voor zitter de vergadering. Vergadering van Woensdag den 20 September 1876. Tegenwoordig 14 leden afwezig de heeren Wiersraa en Jong- sma met en de heeren de WithPlantengaRengers en de la Faille zonder kennisgeving. Voorzitter de heer burgemeester. I. De lezing der notulen van het in de vorige vergadering verhandelde wordt uitgesteld tot de volgende vergadering. II. Wordt ter tafel gebragt a. Het eerste suppletoir kohier der belasting op het inkomen, dienst 1876. b. Voorstel van burgemeester en wethouders tot intrekking der bestaande bepalingen voor de heffing en invordering van gasregten. c. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een ver zoek van mej. P. Grosjean, om eervol ontslag als hulponder wijzeres aan de gemeenteschool no. 6. d. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van S. Weijer, om eervol ontslag als hulponderwijzer aan de gemeenteschool no. 10. De stukken ad worden ter inzage van de leden gelegd om te worden behandeld in de volgende vergadering. e. Missive van burgemeester en wethouders van Leeuwar- deradeelbetreffende de opheffing der tollen op den kunstweg van Leeuwarden naar Hijum. Deze wordt om berigt en r«aad in handen gesteld van burge meester en wethouders. III. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen a. Eene missive van mej. C. A. Brunne te Amsterdambe- rigtende, dat zij zoodra mogelijk hoopt te aanvaarden de be trekking van leerares in de geschiedenis en aardrijkskunde aan do middelbare school voor meisjes alhier. b. Eene resolutie van gedeputeerde staten van Friesland van den 14 September 1876no. 33houdende goedkeuring van 's raads besluit van 24 Augustus bevorens, waarbij is vastgesteld eene verordening regelende de bezoldiging van het onderwijzend personeel aan de scholen voor lager onderwijs. IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere rege ling van het tijdstip waarop de bevolkingsagenten zullen in func tie treden. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten met wijziging van het bepaalde bij de artt. 8 en 9 van het re glement voor de bevolkings-agentenvastgesteld bij besluiten van den 23 Maart en 13 April 1876 a. de bevolkings-agenten zullen in functie treden den lsten October 1876 b. do tegenwoordige wijkboden zullen hunne betrekking blij ven bekleden tot den 1 Januarij 1877. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aankoop van eene strook grond achter de Hoven voor de verlenging van eene waterleiding voor brandblussching aldaar. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten voor de gemeente ten behoeve van een brandrioolin verbin ding met dat in den weg Achter de Hovenaan te koopen een strook grond, ter breedte van 21/g meter en ter lengte van ongeveer 60 meter, zijnde het westelijk gedeelte van den tuin, v«an wijlen den bloemist Hornstra, ten kadaster bekend in sec-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1876 | | pagina 5