HM
40
Verslag der handelingen van den gemeenteraad to Leeuwarden, van den 26 April 1877
„gemeester en wethouders verder van oordeel zijn dat liet bij
„eventuele bebouwing van het terrein tusschen het huis van den
„heer Tanja en de brugwachters woning minder raadzaam is te
„achten enz.", is hij van oordeel, dat zoo dit voorstel aangeno
men wordtafwijzend op het verzoek zal worden beschikt door
burgemeester en wethouders.
Eenige dagen geleden heeft hij eene inspectie in loco gedaan,
en nu komt hot hem voor dat de welstand niet zal worden
benadeeld door het verzoek toe te staan.
Dat de hoer Tanja een voldoenden toegang naar den trekweg
zoude hebben kan spreker gedeeltelijk beamendoch niet ge
heel bij den molen is een toegangdoch uit zijn woonhuis
dat op eenigen afstand van dien molen staat, is zulks niet het
geval.
Het komt hem dus voor dat de welstand door het vcrleenen
van vergunning niet zal worden benadeeld, ook omdat men hier
geene vergelijking met bestaande bruggen kan makenen het
is daarom dat hij gaarne zoude zien dat burgemeester en wet
houders het verzoek inwilligden tegen eene te bepalen retributie
of tot wederopzeggen8 toe.
De adressant zal dan kunnen profiteren tot zoolang de sloot
gedempt wordt; ook voor zijne nog schoolgaande kinderen zal
een toegang naar het bestrate gedeelte eeu groot gemak ople
veren. Zou spreker derhalve niet op meer bezwaren gewezen
wordt die tegen eene eventuele vergunning bestaan, dan zoude
hij willen voorstellen om de conclusie in dien zin te wijzigen
dat het verzoek worde toegestaan.
De Voorzitter antwoordt den heer Brunger dat hij meer in
de conclusie heeft gelezen dan er werkelijk in te lezen staat.
Uit diens redenering toch blijkt dat hij van meening is dat
burgemeester en wethouders aan adressant liet leggen eener
loopplank zullen weigeren, en dit leest spreker niet in de con
clusie.
Het doel door burgemeester en wethouders met dit voorstel
beoogd is hoofdzakelijk om de zaak op een zuiger standpunt te
brengen.
Het vorige raadsbesluit is nog van krachten zoo Tanja het
nog wil uitvoeren is hij zeer zeker daartoe alsnog bevoegd.
Hij heeft in plaats van daaraan gevolg te geven, zich bij her
haling met een ander verzoek tot het dagelijksch bestuur ge
wend, doch dit bestuur was van oordeel, dat het geene beslis
sing in toestemmenden zin mogt nemen alvorens het raads
besluit van 27 April 1876, no. 8, wa3 ingetrokken.
Spreker wil de beslissing van het collegie van burgemeester
en wethouders niet vooruitloopendoch hij meent toch uit punt
I). der conclusie de gevolgtrekking te mogen maken, dat het
dageiijksch bestuur niet ongenegen is het verzoek toe te staan
omdat het, in het tegenovergesteld geval, eenvoudig afwijzing
had kunnen voorstellen.
De bezwaren over den toegang vindt spreker niet geheel
zonder grond, doch men moet niet vergeten dat de lieer Tanja
gebouwd heeft geheel volgens eigen verkiezing en dat hij van
de vergunning om de sloot te mogen dempen geen gebruik
heeft gemaakt.
Dat nu echter de raad vergunning tot het leggen der loopplank
zal geven komt hem minder wenschelijk voor en in strijd met
de regels der gemeente-administratie.
De heer Wier3ma kan zich wel vereenigen met het le
punt der conclusieaangezien het gebleken is dat Tanja van
zienswijze veranderd is en geen lust heeft in de overname van
de halve sloot. De redenen die daartoe geleid hebben staan in
het voorstel omschreven; hij meent dat als hoofdoorzaak van
die verandering van zienswijze zeker het bezwaar der waterlos
sing is aan te merken.
Spreker heeft echter even als de eerste spreker, naar het
althans schijnt, het voorstel niet duidelijk genoeg gelezen, want
ook hij meende daarin te zien dat bij aanneming der conclusie
eene weigering van het verzoek de oplossing zoude zijn.
Mee genoegen heefr, hij echter de verklaring van den Voor
zitter gehoord dat zulks niet het geval is. Naar zijne meening
doet de heer Tanja een verzoek door welks inwilliging de gw-
meente hoegenaamd geene schade lijden zalen waarvan het
lot voor hem van groot belang zal zijn, terwijl integendeel de
gemeente voordoelen geniet door het bouwen van Tanja, even
als zulks met alle nieuwe huizen het geval is.
Wat betreft de verwijzing naar een minder goeden toestand
dien men door het verleenen der vergunning in het leven zoude
roepenzoo gelooft spr. dat men daarvoor niet bevreesd behoeft
te zijndaar het bebouwen van dat land niet zoo spoedig vol
gen zal.
Wordt zulks eenmaal het geval, dan zal men alsdan de ver
gunning kunnen intrekken, zoodat er ook in de toekomst geene
verwikkelingen door kunnen ontstaan.
De heer Brunger zal er na het gesprokene door den heer
Wiersma van afzienom een voorstel tot het vcrleenen der
vergunning te doenaangezien daartoein verband met de ver
klaring door den Voorzitter gegeven, thans geene noodzakelijk
heid meer bestaat.
De conclusie van het voorstel wordt daarop zonder discussie
en hoofdelijke stemming aangenomen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek
van W. Hilaridesom in eigendom te erlangen eene plek ge
meentegrond.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt zonder
discussie en hoofdelijke stemming besloten aan den adressant
te kennen te gevendat zijn verzoekora het bouwterrein
omschreven in zijn adres d.d. 24 Januarij 1.1.te koopen tegen
f 3.50 de centiareals niet voor inwilliging vatbaarwordt ge
wezen van de hand.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verbouwing van
liet gebouw lett. F no. 129a in de Doelestraat.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt de conclusie
onveranderd aangenomen en alzoo besloten
a. het gebouw lett. F no. 129astaande in de Doelestraat,
vroeger gebruikt tot kantoor van waarborg van gouden en zil
veren werken, door verbouwing in te rigton tot vergaderka
mers voor de plaatselijke schoolcommissiede commissie van
toezigt op het middelbaar onderwijs en de curatoren van het
gijmnasiumzoomede tot bureau van vaccinatievolgens het
ontwerp en bestek door den directeur der gemeentewerken in
gezonden bij missive d.d. 3 Maa»'t 1877. no. 74/1;
b. burgemeester en wethouders uit te noodigen ter zijner
tijd de vereischte voorstellen te doen tot vinding van de mid
delen om daarmede de kosten van de sub a bedoelde verbou
wing te bestrijden.
6. Voorstel van burgemeester m wethouders omtrent de bedie
ning van het pontveer over de Willemsgracht.
Conform de conclusie wordt besloten, van den 1 Julij 1877
tot den 12 Mei 1878 de bediening van het pontveer over de
Willemsgracht en de inning van het veergeld op te dragen aan
een door burgemeester en wethouders daartoe aan te wijzen
persoon tegen eene belooning van f 7 per week.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek
van H. Drijfhoutbetreffende de Jiomkeslaan.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten aan
den adressant, onder mededeeling der in het voorstel opgeno
men overwegingente kennen te gevendat zijn verzoek als
niet voor inv/illiging vatbaar, wordt gewezen van de hand.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aankoop van
een huis in het Bag ij nekloost er.
De conclusie van het voorstel luidt om te besluiten:
a. voor behoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde sta
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 April 1877.
41
ten onderhands van Gosse Pieters Westra aan te koopen het
perceel, plaatselijk gekwoteerd lett. F no. 330, ten kadaster
bekend in sectie C no. 635staande en gelegen in het Bagijne-
kloosteren zulks voer eene som van f 525 en voorts op voor
waarden door burgemeester en wethouders nader te bepalen;
b. burgemeester en wethouders uit to noodigen te zijner tijd
een voorstel te doen tot vinding van de middelen om de koop
som met onkosten van het sub a gemelde huis te bestrijden.
De Voorzitter wenscht nog te verklaren dat, bij het lezen
van het verslag van 's raads handelingen van den 12 April 1.1.
betreffende dit voorstelbij sommigen misschien het denkbeeld
zou kunnen zijn ontstaandat de gemeente zoodanig belang
stelt in de aldaar gelegen woningendat zij die tot eiken prijs
zou willen koopen.
Dit ligt echter geenszins in de bedoeling van het dageiijksch
bestuur.
Zoo er mogelijkheid ontstaat om voor een billijken prijs een
huis of iets dergelijks aan te koopenten einde daardoor de
bestaande toestanden te verbeteren, dan houden burgemeester
en wethouders steeds een waakzaam oog om daaromtrent een
voorstel te doendoch liet is volstrekt hunne bedoeling niet
om per se de prijzendie eigenaren voor pereeelen mogten
vragen die aan de gemeente nut konden aanbrengenvoetstoots
goed te keuren.
Spr. heeft gemeend dit hier te moeten opmerkenom een
mogelijke en verkeerde indruk weg te nemen.
De conclusie daarop in rondvraag gebragt wordt zonder dis
cussie en hoofdelijke stemming aangenomen.
9. Benoeming van twee slemoptiemers voor de verkiezing van
leden der provinciale staten.
De uitslag der twee ten dezen gehouden stemmingen is dat
benoemd worden tot leden van het stembureauwaarvan de
burgemeester voorzitter isen hetgeen gehouden zal worden op
den 8 Mei 1877 ter verkiezing van vijf leden der provinciale
statende heeren G. H. Hommes en mr. J. Minncma de With,
terwijl alle overige raadsleden als plaatsvervangers worden aan
gewezen.
V. Rapporten.
1. De heer Bruinsma, brengt namens de daartoe benoemde
commissie rapport uit over de rekening en verantwoording der
stads bank van leeningover 1376.
Dit rapport zal voor de leden ter inzage worden gelegd om
te worden behande'd in eene volgende vergadering.
2. De vergadering wordt voor een half uur geschorst.
3. Na heropening der vergadering brengt de heer Attoma
rapport uit over het onderzoek in de sectiën van den raad van
het door burgemeester en wethouders voorloopig vastgesteld ko
hier der directe belasting op het inkomendienst 1877.
De Voorzitter vindt het wenschelijk om de behandeling
van het kohier niet uit te stellen tot de eerste gewone verga
dering en geeft in overweging daartoe eene buitengewone ver
gadering te houden op Donderdag den 3 Mei a. s.
De heer Attema verklaart dat hijom redenen van huis
lijken aardliever op dien dag geene vergadering zou willen
houden.
De Voorzitter de redenen van den heer Attema eerbiedi
gende oordeelt het weuschelijk dat deze als algemeen rappor
tour niet worde gemist en bepaalt daarom voorloopig die bui
tengewone vergadering op Zaturdag den 5 Mei.
4. De hoer Buma brengt namens de daartoe benoemde
commissie rapport uit over het voorstel van burgemeester en
wethouders tot wijziging der gemeente-begrootingdienst 1877.
Dit rapport wordt ter inzage gelegd om tc worden behandeld
in eene volgende vergadering.
VI. Wordt overgegaan tot behandeling van het laatste op
den oproepingsbrief vermelde punt
Verslag wegens het onderzoek in de sectiën van het voorstel
van burgemeester en wethouders ter zake afstand van gemeente
grond voor een Hannoniegebouw. (Zie de bijlagen nos. 1 en 7
van 1877).
A. Algemeene strekking.
De heer Bruinsma zegt, dat het zeker aan ieder bekend
is dat hij in de vergadering van den 28 October 1875 het toen
behandeldtot deze zaak betrekkelijkvoorstel van burgemees
ter en wethouders heeft bestreden. Hij zal op de toen aange
voerde motieven niet terugkomen maar zich tot het uitgebragt
rapport bepalen.
Wat de algemeene strekking betreft is hij tegen het voorstel.
Over de onderdeden zal hij straks wel gelegenheid hebben
het een en ander in het midden te brengen.
De Voorzitter antwoordt den vorigen spreker dat hij hem
straks in de gelegenheid zal stellen om over de onderdeden
het woord te voeren.
De beraadslagingen over de algemeene strekking worden ge
sloten.
B. Punt I der conclusie luidende
Om zich te vereenigen met punt a van de conclusie van bur
gemeester en wethouders luidende „Voorbehoudens goedkeu
ring van heeren gedeputeerde staten ten behoeve van de op
„te rigten vereenigiug de Harmonie een regt van opstal te ves-
„tigeu op eene oppervlakte gronds ter grootte van 2236 centiare,
„uitmakende het noord-oostelijk gedeelte van den Prinsentuin
„en op een gedeelte van de daaraan greuzende openbare wan
delplaats, aangeduid op de overgelegde schetsteekening en
„voorts op de voorwaarden omschreven in de overeenkomst".
De heer Bruinsma heeft het rapport met veel belangstel
ling gelezen, en zal bij de ontwikkeling van zijne meening dat
rapport op den voet volgen.
In de eerste plaats: Bezwaar tegen de vestiging van een regt
van opstal. H.H. rapporteurs laten de vraag of de raad daartoe
bevoegd is in het midden.
Toen Z. M. Koning Willem I de schenking van den Prin
sentuin deed, werd daardoor, zijns inziens, erkend dat hij tot
die overdragt van den tuin aan het gemeentebestuur het regt had.
Ware toch het toenmalig gemeentebestuur dezelfde inccning
toegedaan geweest als thans de rapporteurs, dat de gemeente
n.rn. zonder die schenking regt had op den tuindan zou het
voorzeker beter geweest zijn dit terstond aan Zijne Majesteit
te kennen te geven.
Het gemeentebestuur heeft dit niet gedaan; het heeft de
schenkingafstand of ho i men het ook wil noemenaanvaard
en daarmedenaar sprekers meeninghet regt tot het doen
dier schenking erkend.
Wat nu den afstand zelve betreft, zoo gelooft hij dat Sire
niet van gevoelen is geweest dat het gemeentebestuur van Leeu
warden ooit zou beschikken over een gedeelte van den Prin
sentuin tot een ander doel dan waarvoor hij bestemd was.
In de tweede plaats: Inkrimping van het terrein. Rappor
teurs doen het voorkomen alsof dit gedeelte van den tuin wei
nig of niet tot wandelplaats gebruikt wordt; daartegen komt
hij op. Later zoude men dan even goed het vroegere lournooi-
veld tot school kunnen gaan gebruikenwaut juist daar wordt
veel minder gewandeld dan hier.
Het terrein, dat zal worden afgestaan, is bovendien geheel
anders ingerigt dan liet Toumooivoldmen heeft hier fraaijo
boomen en dit geeft toch voor de wandelaars veel aanlokkeuds.
Wil men dat echter veranderenen er bloemen en heesters
voor in de plaats stellendat is hem weldoch door afstand
van dat gedeelte voor de stichting van een gebouwneemt men