i y ii' 44 vooral Verslag der handelingen van den gomeenteraad te Leeuwarden, van den 26 April 1877. aan een r -uim lokaal bij den Prinsentuin. Als dat ge bouw raogt verrijzenzal het waarschijnlijk aan de particuliere industrie van anderen af breuk doen. Maar kan't anders en mag men daarom blijven stilstaan? Dezen morgen woonde spr. het jaarlijksch examen in een onzer openbare scholen bijop bevat telijke wijze werd o. a. behandeld het fabriekwezen in verband met de toepassing van den stoom. Daarbij werd in herinnering gebragthoe aanvankelijk ook tegen den stoom als werkkracht ten nadeele van de arbeiders vele stemmen waren opgegaan maar hoe later door de feiten op de meest welsprekende wijze was bewezendat de stoom juist het omgekeerde had te weeg gebragt van 'tgeen men had gevreesd, zij 'took, dat enkelen in den beginne er onder hadden geleden. Spr. gelooft dat ieder lid gemakkelijk de toepassing op de onverwerpelijke zaak kan maken. Spr. wijst er uitdrukkelijk opdat het initiatief in dezen door particuliere krachten genomen en er alles behalve eene gunst van de gemeente gevraagd wordt. Voor het af te stane gedeelte zal de Harmonie eene billijke vergoeding geven op het bedrag waarvan dan ook nog niemand, behalve de eerste spr., tot dus verre aanmerking heeft gemaakt. Men zou zelfs mogen vra genofwaar zoo'n tal van geachte ingezetenen eene zaak steunenniet eene yereeniging van zooveel bijzondere belangen plaats heeftdat zij ten laatste een algemeen belang uitmaken. De eerste spreker heeft ook daarom de behoefte aan eene zaal bij den Prinsentuin willen ontkennen, omdat, zooals hij zeide statistiek aanwijstdat de muziekuitvoeringen in den tuin s zomers slechts zeer zelden wegens slecht weder geen plaats kunnen hebben. Hij gewaagde van niet meer dan 2 a 3 regendagen. Maarvraagt spr.heeft men hier ook niet met ander weder als juist, indien het regent, rekening te houden? Spr. kan tot zijn leedwezen van zijne zijde geen statistiek leve ren van andere dagen waarop het ongunstig weder was. Maar t zou ook onnoodig zijn. Ieder weet genoeg hoeveel zulke da gen er gedurende den zomer zijn. De muziekuitvoering wordt dau echter niet afgesteld. Het publiek begeeft zich naar den tuin omdat hetvelen althansverlegen ishoe op eene a.idere plaats den tijd op fatsoenlijke wijze door te brengen. Als de geachte eerste spr. echter zoif van tijd tot tijd Zondags den Prinsentuin bezocht, zou hij geheel anders spreken. Hij zou dan wetenhoe da bezoekers zelfs midden in den zomer zich soms tegen den invloed van het weder moeten beschutten op eene wijzedie zou doen denkendat liet midden in don herfst was. Ook zelfsals wij ons in schoon weder hebben te ver heugen, geeft ons klimaat, vooral ook in den nazomer, koele avonden, die, zoo de invallende duisternis het niet reeds ge bood, het wenschelijk maken, b.v. het tweede gedeelte van het concert, evenals elders, in eene zaal te doen uitvoeren. Ook daarom is er behoefte aan een lokaal bij den tuin. De genoes- heeren van Leeuwarden noemen den Prinsentuin dikwijls de bron den kweeker van vele ongesteldheden. Spr. gelooft, dat, zoo de ingezetenen de nadeelen van weder en klimaat voortaan minder zouden hebben te ondervindeude klagt van de ge- noeslieeren weldra zou ophouden. Op de vraag van den eer sten spr., waar de kinderen blijven, indien alleen het volwas sen publiek in de zaal inag komen antwoordt spr. met eene tegenvraag: waar blijveu die kinderen nu bij slecht weder? De heer Bruinsma wasgelijk door spr. reeds is herinnerd de eenigedie de voorgestelde recognitie te gering achtte. Af gescheiden daarvan, dat in geldzaken altijd veel afhangt van het staudpuutwaarop men .zich plaatstgelooft spr. dat ton c nregte va t de door de Harmonie gewenschte plek is gesproken ais bouw terrein. Gold het hier zóódanig terreinspr. zou den heer Bruinsma kunnen toegevendat de prijs welligt te gering isin vergelijking met de prijzen van sommige andere bouw terreinen in deze stad. Maar de genoemde plek is niet als oometer rein te beschouwen, iiet zal toch wel in niemands ge dachte opkomenhet allerminst in die van do bestrijders van het voorstelden Prinsentuin af te staan tot het stichten van woningen. Met het oog evenwel op de waarde van de bouw terreinen in dit gedeelte der stad, oordeelt spr., dat de voor- gedragene recognitie allezins billijk is te noemen, en daarbjj vooral ook niet moet worden uit het oog verlorendat de ge meente wat men er ook tegen moge zeggendoor een Har moniegebouw bij den Prinsentuin zal worden gebaat. Eindelijk nog heeft de heer Bruinsma 't een en ander over den schouwburg in het midden gebragt, dat niet zondergewigt is. 't Valt toch niet te ontkennendat het schouwburglokaal in den regel groot genoeg is. Maar spr. acht het zeer waar schijnlijk, dat bij lagere prijzen, die voor een groot lokaal, doch niet wel voor het tegenwoordige kunnen worden vastge steld, veel aanzienlijker bezoek zou plaats hebben dan nu dik wijls het geval is. En kan dan 't geen ligt zal gebeuren meer dan nu nogvoor goede tooneelvoorstellingen worden ge zorgd dan zalin sprekers oogal weder een niet te versma den voordeelook ter bevordering van den kunstzinzijn ver kregen. Spr. komt thans tot den tweeden bestrijderden heer Wier- sma. Diens logica kan hij niet goed vatten. Werd in de over eenkomst betreffende het regt van opstal ook gehandeld over de onderhand8chc verpachting het bezwaar van dien spr. zou moe ten worden geëerbiedigd. Doch wat belet hem omals de le overeenkomst is aangenomen de 2ebetreffende de verpachting, af te stemmen Het zijn twee afzonderlijke zakenal staan zij ook in naauw verband tot elkander. In Oct. 1875 plaatste die spreker zich op het juiste standpunt en hij zou zeer conse quent handelennu ook definitief zijne stem aaa het voorstel tot afstand te geven. Spr. zal wel geen tegenspraak ontmoeten, als hij zegt, dat vrees niet tot de eigenschappen van den heer Wiersma behoort. Daarom te meer zou spr. hem den raad willen gevenom zich in casu nu ook niet door vrees te laten beheerschen (vrees toch is eene slechte raadgeefster)maar zonder te veel te denken aan mogelijke gevolgende zaakdie hij in principe heeft ge toond genegen te zijnook door zijne stem verder te steunen. Plet was spr. hoogst aangenaam, uit den mond van den heer Bloembergen te hebben mogen vernemendat hij zoo niet de behoeftealthans de wensehelijkheid erkent van een lokaal gelijk de vereenigiüg „de Harmonie' wil stichten. Door hem is teregt er op gewezendatzoo in vroegere jaren een den raad gedaan voorstel ware aangenomenmet weinig kosten voor de gemeente eene goede lokaliteit bij den tuin zou zijn ver kregen Maar dit is nu eenmaal niet het geval geweest. Hij wil nu den heer Bloembergen hebben gevraagd, of, dewijl eeii vroegere poging van wege de gemeente is mislukt, daarom het tegenwoordige voorstel moet worden afgestemd Moet de ge meente nu niet veeleer de nog veel betere kosteloos haar aan geboden gelegenheid, als ware het, met beide handen aangrij pen Spr. oordeelten hiermede zal hij besluiten dat hiervoor ook nog eene andere reden aan het gemeentebelang ontleend aanwezig is. Jaren lang is op de noodzakelijkheid en wensehe lijkheid gewezen van een geschikt lokaal bij den Prinsentuin. Vooral in de laatste jaren is het gemis van zoodanig lokaal al meer en meer levendig gevoeld. De ingezetenen zeiven willen er nu voor zorgen, op eigen kosten. Wordt, echter het tegen woordige voorstel afgestemddan zalook met het oog op de eenmaal gevestigde en zich zoo krachtig geopenbaarde publieke opinie, de gemoente op den duur niet kunnen achterblijven zelve in de behoefte te voorzien. Eenmaal den Prinsentuin exploiterende, zal zij 't niet langer meer, gelijk tot nu toe, slechts ten halve kunnen doen. Leeuwarden neemt eene aan zienlijke plaats in onder de steden van den tweedenwil men van den derdenranghaar bloei noemt al moer en meer toe en daaraan paren zich behoeften en wenschendiezoo men althans verlangt mede te werken omdoor veraangenaming van Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 April 1877. 45 het verblijf, de vestiging van anderen herwaarts uit te lokken, niet altijd onbevredigd kunnen worden gelaten. De Prinsentuin is hier een van de aangenaamste gelegenheden tot ontspanning mislukt dc poging van de vereeniging „de Harmonie", dan zal om eene uitdrukking aan het dagelijksch leven ontleend te bezigen, de zee het der gemeente niet afwasschen, om, op welke wijze dan ookzelve den Prinsentuin met een doelmatig gebouw te verrijken. De heer Dirks zou op dit oogenblik eigenljjk wel van het woord kunnen afzien, want hij gelooft dat de verdediging der conclusion I—II van het rapport hoogst gemakkelijk voor de rapporteurs is, in dc eerste plaats omdat zij geheel overeen stemmen mot de voorstellen van burgemeester en wethouders, zoodat er in dit opzigt groote harmonie heerscht. De rapporteurs zoudeu de bezwaren der tegenstanders breed voerig kunnen bestrijden, doch zij verwachten eensdeels wel dat de voorstanders der voorstellen III in het collegio van dagelijksch bestuur dit zullen doen en anderdeels zijn die be zwaren reeds op welsprekende en hondige wijze door den heer Duparc weerlegd, getuige do stilte die er tijdens diens klem mende argumentatie in deze zaal heerschte. Een enkel punt wenscht spreker echter nog te adstrueren. in de Leeuwarder Courant ia er op gewezen hoe de prinsen van Oranje gehecht zijn geweest aan dezen tuiuen hoe ko ning Willem I bij hot herstellen der gemeente in het bezit van dien tuin gezegd'heeft dat het hem aangenaam zoude zijn zoo die tuin op dm bestaanden voet tot wandelplaats bestemd blijve. Een geachte schrijver in die courant heeft er op gedoeld dat door de rapporteurs sommige woorden waren gecursiveerd, die in het besluit der schenking niet onderstreept waren; dit is geheel juistdoch de rapporteurs hebben dit met opzet gedaan om den vorstelijken wcnsch beter te doen uitkomen. De heer Bruinsma heeft bezwaren ontwikkeld tegen de in krimping van het terreindoch terstond geeft hij toe dat op het aangevraagde terrein weinig en hoofdzakelijk alleen om den vijver wordt gewandeld, de uitbreiding aan Ven anderen kant van den tuin heeft bovendien niet plaats gehad ten koste van de openbare wandeling, doch heeft slechts verkleining van het aanwezig gazon ten gevolge gehad Wat het argument van dien zelfden spreker betreft dat men den geest van uitgaan niet mag stijven omdat daardoor vele huishoudingen op den duur zouden worden verwaarloosd, zoo is hij van oordeel dat door dit nieuwe genot, dat men zich voorstelt, geene huishoudingen zullen worden benadeeld, want vooral des Zondags de dag van rust zal het publiek gelegenheid hebben daarvan te profiteren. Dat men de kinderen der abonné's niet in de zalen der Har monie zal toelaten is eene omstandigheid die zich overal voor doetzelfs vind ik het zeer wenschelijk zegt spreker dat uit stelsel hier ook eindelijk eens strikt zal worden toegepast, bij exquise concerten. Men heeft zich toch meermalen kunnen overtuigen hoe groot de last der aanwezige kinderen was, waardoor het muziekale genot natuurlijk zeer verkleind werd ook in den Haag en do meeste andore steden is zulks even eens het geval. Nog een enkel woord over een uitdrukking in het rapport. Spreker wil gaarne erkennen dat, zoo hij het rapport nog moest schrijven, hij die uitdrukkingen over de kippen enz. er zoude uitlaten. Evenwel is het daar vermelde feit geheel naar waarheid; spreker is er ooggetuige vau geweest, dat bij het le concert van den afgeloopen winter door Hageman in de za len van den heer van der Wielen gegeven, toen er nog geene plaatsen konden worden besproken en men dus vroeg moest ko men er in het afgeschoten gedeelte der zaal nog geschrobt werd terwijl reeds in een ander deel der zaal dames hadden plaats genomenterwijl de vloer nog vele sporen van de gehouden graanmarkt vertoonde. Hoe het echter zijhot is volstrekt niet de bedoeling der rapporteurs geweest om don heer van der Wielen te kwetsen of diens belaugen te benadcelen. De Voorzitt -r acht zich verpligt, na het gezegde van den vorigen sprekerdat de rapporteurs de verdediging van het voorstel verwachten door het dagelijksch bestuur, een enkel woord 'eed3 nu in het midden te brengen. Hij heeft zich afgevraagd: wit bevat het raadsbesluit van 28 October 1875 hetwelk aldus luidt: „Burgemeester en wethou ders^ te magtigen met de commissie van eene op te rigten Har- „monie alhier in onderhandeling te treden over den afotand van 2236 centiare grondgelegen aan de oostelijke grens van den Prinsentuin en den daaraan grenzenden wandelwegmet „het doel om daarop te stichten een zaal voor concertentoo- „neelvertooningen tentoonstellingen enz. voor 2000 personen „bcnevetiu de noodigo localen voor een sociëteitsgebouwonder „gehoudenhcid om de voorwaarden van overdragt en het grond- plan nader aan de goedkeuring van den raad te onderwerpen." Een van de sprekers heeftzijns inziens den geest van dit besluit zeer juist gevat, door te verklaren dat, nu dit besluit eenmaal genomen was, hijofschoon hij in 1875 er tegen stemde, zich verpligt rekende er zich bij neder te leggen en tot de uit- voering daarvan mede te werkeneen ander raadslidwiens zienswijze spreker evenzeer eerbiedigt, is van een tegenover gesteld gevoelen. De kwestie der plaats is door het besluit van 28 October 1875 voldoende uitgemaakt en kan dus buiten beantwoording blijven. Eene tweede vraag doet zicli alsdan voor en wel dezeIs dit voorstel in strijd met het doel en den geest van het koninklijk besluit ran 1819waarbij door Willem J de stad Leeuwarden in het bezit van den Prinsentuin is hersteld Spreker heeft voor zich liggen de minuut van het stuk door het bestuur der stad Leeuwarden aan Willem I overgelegd waarin hij onder anderen het volgende leest: „Ons is een ge- „rucht voorgekomendat de opgedachte tuin en grond door „den raad der domeinen als een rijksdomein beschouwdeerlang „zoude worden verkocht." Daarop volgt dan het voorstel om dien tuin te laten blijven wat die tot dusverre wasen dan leest men verder„Voor zoo verre evenwel dit Uwer Majesteits goedkeuring niet inogt weg dragen, dan nemen wij eerbiedig de vrijheid, als door Uwe „Majesteit goedgunstig geroepen, om de belangen van deze stad „te bevorderen, aan te merken, dat volgens die resolution de „grond aan Uwer Majesteits voorouderen door het Stedelijk Be- „stuur titulo gratuito in gebruik is toegestaan tot een lusthof „of anderzius; dat^ onze voorgangeren in den jare 1798 enz., „daarom onderscheidene reclames deswege hebben gedaan vol gens bijlagen E en Fdat de opdragt ten doel had te b' vor mleren de genoegens van het verblijf in deze stad voor Uwer „Majesteits doorluchtige vooroudereu en Hoogstderzelver nako melingen dat dit doel en die bestemming vervallendede stad „eene regtmatige aanspraak heeft op de wederontruiming van „den grond voor de Stadwelke zoo weinigen onbebouwden „grond bezat in haren omtrek en alzoo veel belang er in heeft „om zoodanigen grond te bezitten." „Steunende alzoo op Uwer Majesteits bekende regtvaardigheid „en billijkheiden overtuigd van de goede gronden onzer voor- „dragt, verzoeken wij zeer onderdanig, dat het Uwer Majesteit „moge behagen den tuin en gebouwen weder aan het paleis in „deze stad te verbindenof anderzins den grond daarvan aan „deze stad toe te kennen en te doen ontruimenten eiude de- „zelve ten meesten nutte van de stad worde aangelegd." Het gevolg van dit verzoek was het bekende koninklijk be sluit zoodat ernaar het hem voorkomtwel geen twijfel aan het regt der gemeente op den Prinsentuin kam bestaan. Spreker vestigt hier ten overvloede nog het oog op het advies van een geacht lid dezer vergadering, uitgebragt den 28 Octo-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1877 | | pagina 4