4g Verslag der handelingen van den gemeente ber 1875dieofschoon het voorstel tot afstand van een ge deelte van den Prinsentuin bestrijdendezich in deze woorden uitliet: „Wat betreft de kwestie of de gemeenteraad het regt „heeft een gedeelte van dezen tuin af te staan, het is bekend "dat de kwestie hier ter plaatse vroeger besproken en uitge maakt is. Daarom is het thans niet noodig dat regt te botoo- gen. De gemeente is eigenaresmaar die eigendom is toch "van zeer specialen aard. Zij moet er rekening mede houden „dat de koning gewild heeft dat de Prinsentuin een wandelpark .zij voor het algemeen enz. Aan deze bestemming nu wordt de Prinsentuin door dit voor- stel geenszins onttrokken; hij blijft wat hij was, een wandel park voor het algemeen; in het verslag der rapporteurs is dit punt reeds uitvoerig ontwikkeld, en het geringe deel dat thans aan de oost-", ij de wordt afgenomendat voor eenige jaren gedeeltelijk door eene uitbreiding aan de westzijde is vergoed, verandert in geenen deele den aard en het karakter van den tuin en kan niet geacht worden in strijd te zijn met de bedoe lingen van Koning Willem I. Wanneer men toch de redeneringen van een geacht ingeze ten dezer gemeente onlangs in de Leeuwarder Courant voorko mende streng in alle consequentiën wil doorvoeren dan is de al- sluiting van den tuinde toegang voor abonné'shet geven van muziekuitvoeringen en wat dies meer zij in strijd met de doode letter van het kon. besluit van 1819, en zoude de Prinsentuin ten allen tijde, zonder eenige beperking, voor het publiek ge opend moeten zijnevenals bijv. het Haagsche Bosch. Dit kan, naar sprekers meening nimmer 'skonings bedoeling zijn geweest; alles wat kan strekken om dien tuin te verbete ren en voor de bezoekers aangenamer te maken, mits het een tuin, bestemd tot wandelplaats voor de ingezetenen blijvemag en moet daarin geschieden al wordt zelf de oppervlakte een weinig ingekort. De vraagzal dit gebouw strekken tot verbetering van den tuin r zal over 't algemeen wel door niemand ontkennend worden be antwoord reeds sedert lang is behoefte gevoeld aan een locaal in dien Tuin waar het publiek zich bij minder gunstig weder het genot der muziek niet behoeft te ontzeggenot waar het na eenigon tijd rondgewandeld te hebben zich rustig en tegen wind en koude beschut kan nederzetten. Een der bestriiders van het voorstel heeft er op gewezen dat, als het weder gedurende eene uitvoering plotseling verminderde, er bij een groot publiek toch niet voor ieder plaats in de zaal zal zijn, en vooral heeft die spreker een liefderijke zorg voor die onschuldige kinderen aan den dag gelegd; doch dit bezwaar weegt mij niet zwaar genoeg zegt spr.liever heb ik een half ei dan een leege dop en omdat er bijv. in een zaal niet meer plaats is dan voor 1000 personen, zie ik maar volstrekt niet in waarom 2000 personen zich casu quo moeten laten natregenen. Onmogelijk zal het wel altijd blijven een zaal te bouwen die bij alle gelegenheden groot genoeg isdoch zoo er regen onver wachts valt zullen er zeker zeer velen dankbaar gestemd wor den jegens de vereeniging die hen eene schuilplaats bezorgde. Neemt men dit voorstel aan dan zal men juist verkrijgen wat men elders mistte Groningen heeft men de Harmoniein Amster dam de groote zaal in het parkbeide uitstekende gebouwen waarvan het publiek groot genot ondervindt; maar aan beide ontbreekt een park zooals onze Prinsentuin. Wanneer dus het geprojecteerde Harmonie-gebouw aldaar zal verrijzen dan zal Leeuwarden in het bezit zijn van een uitspan ningsoord dat ons door menige groote zustergemeente zal wor den benijd. Wat verder de vraag betreft: zal dit gebouw ook nadeehg zijn voor den uiterlyken welstand zoo geloof ikzegt spr. dat hierin het subjectief schoonheidsgevoel moet beslissenmaar wat mij aangaat durf ik gerust verklaren dat ik met genoegen het wijn huis met zijn antiek bordes en bouwvallig dak zal zien verdwij- raad te Leeuwardenvan den 26 April 1877. nen om plaats te maken voor de smaakvolle stichting waarvan het plan hierbij is overgelegd. Tot nu toe had spreker slechts de aandacht gevestigd op het Harmonie-gebouw in verband tot den Prinsentuin maar hij wenscht hier ook te vragenbestaat er te Leeuwarden behoefte aan een zoodanig gebouw De societeitslokalen laat hij bij de beantwoording dezer vraag buiten rekeniugdoch evenmin wil hij den handschoen opnemen ten voordeele der reeds bestaande kofhjhuizen of, met den heer Bruinsma, voor de huiselijkheid der ingezetenen zoo immer dan rekent hij dat hier de vrije concurrentie moet bestaandat men geene oprigting van nieuwe inrigtingen mag tegengaanom daardoor bestaande te begunstigenen dat men aan iedere in- rigting van dien aard het moet overlaten om door alle gepaste middelen zooveel mogelijk bezoekers te trekken. Hij wijst slechts op de ervaring dat deze gemeente dikwijls verstoken wordt van het genoegen om groote muziekale of dra matische talenten te hooren omdat zich geen geschikt locaal daartoe aanbiedt. De schouwburg'is te klein, de zaal van van der Wielen min der geschikt, zoodat men, om de kosten goed te maken, eeue te hooge entree moet stellenwaardoor een groot deel van het kunstminnend publiek wordt teruggehoudengetuige de voor stelling van Mevrouw Seebachalwaar zonder twijfel bij eene lagere entree de zaal eivol en de recette veel liooger zoude ge weest zijngetuige de uitvoering door de zangverceniging in de Kerkwelk locaal men niet zoude hebben uitgekozenindien zich eene goede concertzaal hier ter stede had aangeboden. Weldra zal het gemeentebestuur een dejeuner aanbieden aan een aanzienlijk aantal gasten ter gelegenheid der opening van de Haven te Harlingen. Ware de Harmonie reeds daar men zoude gebruik maken van litt. van art. 8 van het contract van opstal en reclameren het gebruik van de zaal voor dien dag. Ziedaar in een kort tijdsbestek reeds drie verschillende gele genheden opgenoemdwaarbij het genot van zoodanige ruime zaal voor de gemeente van veel belang zou zjjnen hoe zullen die gelegenheden nog vermeerderen wanneer eenmaal het ge bouw is verrezenwant ook in dezen geldt de regel dat gele genheid genegenheid opwekt. Onder de bestrijders van ons ontwerp heeft zich nog een be zwaar opgedaande vraag namelijkZal door de Harmonie in den Prinsentuin niet ontstaan een imperium in imperiawaar door ten slotte de tuin in de Harmonie wordt opgelost Zoo hij de voorwaarden in de twee ontwerp-overeenkomsten neergelegd, met volkomen onpartijdigheid nagaat, dan gelooft hij dat voor deze vrees niet de minste grond bestaatop dit punt zal hij misschien later nog terugkomen. De heer Bruinsma wenscht nog even den heer Duparc te beantwoorden. Die spreker beweert dat Koniug Willem 1 ware hij van zijn regt overtuigd geweestniet gesproken zoude hebben in den vorm van een wensclimaar gezegd zou heb ben Ik beveel. Hij kan dit niet toegevenwant in zijne oogen is de uitdruk king: Ik wenscliveel meer vorstelijk, en een gedaan verzoek is z. i. ook in zulk een stuk voldoende. Teregt heeft de heer Dirke er op gewezen dat het deel dat aan den westkant aan den tuin is toegevoegd geen deel uit maakte van eene openbare wandelingmaar van het plantsoen of gazon. Hij stemt gaarne aan den heer Duparc toedat het getal dagen of liever avondendie ongeschikt zijn om van den tuin gebruik te makenveel grooter is dan die 2 a 3 maal 's jaar lijks dat de muziekuitvoering wordt afgesteld, ja, hij durft wel te beweren, dat men, in eene reeks van jaren achtereenmis schien bij optelling geen tien avonden heeft gehaddat men ge rust, zonder schade voor de gezondheid, buiten konde blijven zitten na acht uur. Dit is geheel een gevolg van het klimaat, Verslag der handelingen van den gemeentere in Holland is de temperatuur veel geschikter om buiten te zit ten en in Duitschland enz. nog beter. Zoodoende zou het regel moeten worden om van het Har moniegebouw gebruik te makenterwijlnaar hij van oordeel isde directie der Harmonie alleen op het oog heeft hare zalen, in geval van regen, open te stellen, maar niet zoo dikwijls de temperatuur te laag is om buiten te zitten. De heer BlOöHlborgön. Nog een paar punten wenscht bij in het kort aan te stippen. Behoudens alle eerbied voor de meening van den Voorzitter, doet hij een beroep op diens her inneringsvermogenen wel voor zooveel betreft de strekking van het besluitden 28 October 1875 door deze vergadering genomen. De aanbieding an het voorstel had alstoen niet die strekking, welke door u, mijnheer de Voorzitter, thans daaraan gegeven wordt. 6 Er was ingekomen een verzoek van de voorloopige com missie voor de oprigting eener vereeniging de Harmonietot beschikbaarstelling van een gedeelte van den Prinsentuiuom daarop oen gebouw te stichten. Het was slechts een zeer voorloopig planwaartegen bij Let meerendeel van ons collegie ernstige bedenkingen rezenin elk geval was toen het verzoek niet rijp genoeg om desbetreffend een definitief voorstel te maken en den raad aan te bieden, en het was daarom dat met opzet aan den raad magtiging werd gevraagdom met de voorloopige commissie over deze aange legenheid te onderhandelen. Nu komt het hem voordat die onderhandelingen daarin zou den bestaanom te overleggen of dat deel van den Prinsentuin eene bestemming zoude kunnen en mogen erlangenals de com missie voor de Harmonie wenschtedoch waartegen toen zeer groote bezwaren bestonden. Het collegie meende tot die onderhandeling magtiging van den raad te moeten vragen, ten einde al dadelijk diens gezind heid te vernemen omtrent het al of niet afstaan van een ge deelte van den tuin, tot het beoogde doel en dit met het doel om aan de commissie noodeiooze moeite te besparen. De raad heeft de gevraagde magtiging verleendtevens om te onderzoeken of zoodanige veranderingen in de oorspronke lijke plannen kondon worden aangebragtdat casu quo een aannemelijk bouwplan aan deze vergadering kon worden voor gelegd. Dit een en ander is geschieden het is om die redenendat hij niet inziet waarom niet ieder lid van den raad in zijn ge heel zou zijn als hij thans bezwaar maakt tegen den afstand van grond daar ter plaatse, omdat de uitkomst der onderhan deling hem niet bevredigt en zijn bezwaar niet heeft opgehe venen waarom hij door het besluit van 29 October 1875 ge bonden zoude zijn. Ware dit liet geval dan zoude het al zeer gevaarlijk zijn om ooit toestemming tot het openen van onderhandelingen te geven. ITij kan dus in dezen niet met den Voorzitter medegaan, en acht liet juist van veel belang om hierop te wijzenomdat bij aanneming van zijne zienswijze de eenstemmigheid tusschen de rapporteurs komt te vervallen, daar de stem van een hunner dan het gevolg daarvan blijkt te zijn dat hij den tegenwoordigen stand dezer aangelegenheden verkeerd heeft opgevat. Volgens spr. heeft ieder lid van den raad de meest volkomene vrijheid om voor of tegen het voorstel te stemmenook al is zijne bedenking in hoofdzaak gerigt tegen de plaatswaar het gebouw zou worden opgerigt, en omtrent welks afstand de on derhandeling liep. Nog eene kleine opmerking aan den heer Duparc. Die spre ker heeft gezegd dat door mij de wenschelijkheid van- en de behoefte aan een groot locaal was betoogd en gevraagd of dan nu niet de gelegenheid om het gewensehte doel te bereiken met beide handen moest worden aangenomen. ld te Leeuwarden van den 26 April 1877. 47 Mijn antwoord zegt spr. is, dat ik die wenschelijkheid blijf erkennenen dat liet er verre af ia dat ik in geen geval tot de oprigting door de Harmonie-Vereeniging van een gebouw verbonden aan den Prinsentuin en tot afstand van eenigen grond voor dit doel zou willen medewerken. Het tegendeel is waar en ik toeken er uitdrukkelijk protest tegen aan dat ik zooals de voorzitter zich uitdrukte tegen de geheele zaak zou zijn. Steeds heb ik de noodzakelijkheid van een groot ge bouw ten dienste der tuinbezoekers ingezien. In zoover een Harmoniegebouw tot bevrediging dier behoefte kan dienstig zijn zal mii dit welkom wezendoch waar ik de wenschelijkheid uitsprak dat een geschikt locaal zoude tot stand komen nad ik daarbij het oog op een gebouw dat niet zooveel grond van den tuin zou nemen als voor het thans ontworpen gebouw gevor derd wordt. Het terrein, dit men vroeger op het oog had is sedert dien tijd bebouwd en zoodoende is de gelegenheid om eene andere geschikte plaats te vinden minder gunstig, doch daarom niet onbereikbaar. In ieder geval gelooft hij niet dat het wenschelijk is dit plan als het eenige redmiddel aan te nemen, een plan waardoor èn aan den Prinsentuin èn aan de openbare wandeling zoo groote afbreuk wordt gedaan. De heer Wiersma heeft straks gezegd wat hij te zeggen had en zou het er zeker bij gelaten hebbenware het niet dat de heer Duparc verklaard had hem niet te begrijpen. Hij wil daarom nog even terugkomen op het straks door hem gesprokene eu in do eerste plaats opmerken dat hij den door dien spreker gegeven welwillenden raad niet voornemens is te volgen. Hij verwijst hem nogmaals naar de beraadslagingen gehouden voordat de beslissing den 28 October 1875 viel. Spreker heeft toen voor het openen der onderhandelingen ge stemd doch, toen te berde werd gebragt dat men vreesde,dat de tuin aan zijne bestemming zoude worden onttrokken, heeft hij te kennen gegeven dat hij„als voorwaarde om zijne stem „aan het voorstel te geven stelt dat nimmer de aanneming daar- „van leiden kan tot combinatie van Harmonie en Prinsentuin „en behoudt zichmet het oog op deze debatten zijne stem voor „bij de behandeling der voorstellen omtrent eene eventueël te „siuiten overeenkomst tusschen de gemeente Leeuwarden en de Harmonie." In het den 28 October 1875 aangenomen voorstel noch in de daarbij bijgevoegde toelichting was eenig voornemen van zamen- smelting der exploitatie van Harmonie en Prinsentuin te ont dekken en die uitgesproken meening is toen ook niet van de zijde der voorstellers tegengesproken. Een ander lid der vergadering stemde toen reeds uit vrees voor mogelijke combinatie tegen. Sedert die vergadering is de stand van zaken geheel veran derd en dacarom zal nu door spreker het voorbehoud worden toegepast; dat voorbehoud is nu zeer noodzakelijk gebleken. Daarom is de opmerking door den heer Duparc gemaakt dat hij voor punt I moest stemmen en dan altijd later tegen de verpachting zijne stem zou kunnen uitbrengen, ook minder juistomdat juist aanneming van punt I punt III mogelijk maakt en als het ware voorbereidt. De heer Duparc heeft hem den raad gegeven zich niet door vrees voor mogelijke gevolgen te laten overmeesteren dien raad heeft hij reeds van de hand gewezen, hij wil hier gaarne bijvoegen dat het hem genoegen zal doen indien de andere leden hiervoor niet zoo scrupuleus zijndaar hij het verrijzen van een Har moniegebouw zal toejuichen, want hij gaat in dezen niet met den lieer Bruinsma mede, hij erkent de behoefte aan betere localiteitdoch zijns inziens moet de gemeente ten allen tijde vrij blijven in de exploitatie van den tuin. Moet daar een locaal zijn welnu dan gelooft hij het nog be

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1877 | | pagina 5