50 Verslag der handelingen van den gemccu De Voorzitter wijst den vorigen spreker er op dat dit punt van de conclusie van rapporteurs negatief iswordt het ver worpen dan zullen de afzonderlijke artikels der overeenkomst in behandeling kunnen worden genomen. De heer Kuipers heeft gaarne medegewerkt tot den afstand van gronddoch met verpachting is zulks niet het geval. Zijn hoofdbezwaar is dat hij in principe tegen elke onderliand- sche verpachting is, en in de tweede plaats is hij, met meerdere le den bevreesd dat door de gunning der onderhandsche pacht, de combinatie der Harmonie en van den tuin werkelijk zal ont staan zooals reeds vroeger in een der vergaderingen is voorspeld. Hij zal met des te meer vrijmoedigheid tegen dit punt van conclusie stemmenomdat hij dezer dagen de verzekering heeft ontvangen, dat hetgeen in een der secties door den voorzitter was medegedeeld volstrekt niet het geval is n.l. dat de Har monie bij niet gunning der onderhandsche verpachtingook de afstand van grond niet zoude aanvaarden. De heer Rengers acht zich vcrpligt een enkel woord in het midden te brengen naar aanleiding van het door den heer Kui pers medegedeelde omtrent den voorzitter van een der secties. Spreker weet niet met zekerheid of hij de bedoelde voorzit ter isdoch wilcasu quotot toelichting zeggendat hij als zijn gevoelen heeft medegedeeld: dat door de Harmonie op do verpachting veel prijs werd gesteld en dat bij niet gunning van de onderhandsche verpachting de geheele zaak mogelijk in dui gen zou vallen. De pertinente verklaring die in het rapport voorkomt gelooft hij echter niet te hebben afgelegd. De heer Plantenga verklaart dat hij voor de bedoelde uit drukking in het rapport aansprakelijk is. Bij de algemeene beschouwingen van de geheele zaak heeft de neer Rengers werkelijk de gewraakte uitdrukking (zoo hij zich althans niet zeer bedriegt) gebezigd, en, omdat hij het rapport beschouwt als een proces-verbaal van het in de secties voorgevallene, is ook die uitdrukking weergegeven. Is evenwel de bedoeling van den heer Rengers door hem ver keerd opgevat en daardoor verkeerd weergegeven dan maakt hij daarvoor volgaarne amende honorable. De Voorzitter. De heer Attema heeft de vraag gedaan: waarom de Harmonie zoo moest worden bevoordeeld-' doch hij gelooft dat, zoo er van begunstiging sprake is, de gemeente door het voorstel meer dan de Harmonie bevoordeeld wordt. Bij de laatste openbare verpachting bedroeg de pachtsom 2750.wel waren er hoogere inschrijvers, doch aan dezen werd om overwegende redenen de exploitatie van den tuin niet gegund. Toen heeft men aan de op te rigten vereeniging den tuin on derhands verpacht voor dezelfde som, en nu biedt de Harmo nie aan om voor een tjjdvak van 10 jaren ƒ2800.(lus 50.— meer, jaarlijks te betalen. Hem dunkt onder zulke omstandigheden kon de gemeente gerust het voorstel van de Harmonie aannemen. Spreker eerbiedigt het gevoelen van den heer Kuipers, wiens hoofdbezwaar is dat hij in principe tegen elke onderhandsche verpachting ishij is dit ook maar tevens is hij van oordeel dat er omstandigheden kunnen zijn dat men wat water in zjjn wijn moet doen. Hij meent met volle overtuiging te spreken zoo hij beweert (latwanneer de raad het voorstel tot onderhandsche verpach ting niet aanneemt, dit nadeelige gevolgen op het bedrag der pachtsom zal uitoefenen. De heer Dirks verkeert ten opzigte van dit punt van con clusie in eene andere positiedan ten opzigte van punt III hij toch is hier in de minderheid der rapporteurs en is er niet van overtuigd dat eeno andere wijze van verpachting in casu de voorkeur verdient. ïraad te Leeuwarden, van den 26 April 1877. In het rapport heeft hij gewezen op het naauwe verband dat er bestaat tusscheu de overeenkomsten I en IIin I wordt wel niet gewezen op een noodzakelijk verband, doch toch be staat zijns inziens dat verband, bijv. in art. 8 (I) waar de ge meente het regt verkrijgt om van de zalen der Harmonie bij ongunstig weder des Zondags bij muziekuitvoeringen van wege de gemeente gebruik te mogen maken. Het bestuur der Harmonie wil den tuin exploiteren, en daar door komen in overeenkomst II bepalingen voor die moeijclijk van een anderen pachter te verwachten zijnhet geheele art. 4 bijv. stelt een naauw verband daar dat zal tot stand komen tusschen liet bestuur dor gemeente en dat dor Harmonie. Voor een dergelijk verband met eenen nog onbekenden anderen pach ter heeft men geene zekerheid. Ook de som van 2800.— bestaat uit twee deelen500.— voor hot regt van opstal (I) en 2300.— voor de exploitatie van den tuin (II). Zoo blijkt dus ten duidelijkste hoe diep de beide overeenkom sten in elkander grijpenen het is daarom dat hij het zeer zoude betreurenzoo door verwerping van overeenkomst II al les weder op losse schroeven werd gezet. Hij wenscht nu zoo als men zegt met één zee aan land te komen. Ook de ondervinding, die men toevallig heeft kunnen opdoen door dat de Prinsentuin reeds twee jaar aan de op te rigten vereeniging is verpacht geweestheeft geleerd dat er alle reden yoor bestaat om de Harmonie als pachteres boven een particu lier te verkiezen. De heer Attema gelooft dat de zaak na het gesprokene door den lieer Dirks niet helderder is geworden. Ik meende zegt sprekerdat het uitgemaakt was dat de twee zaïcen ge heel van elkander gescheiden waren en nu drukt de heer Dirks voortdurend op het naauwe verband dat er tusschen de afstand van grond en de exploitatie van den tuin bestaatdit ver band heeft spr. juist willen ecarteren om do zaak zoo zuiver mogelijk voor te stellen. Het antwoord door den voorzitter gegeven op zijne vraag naar de reden waarom de Harmonie begunstigd moest worden houdt werkelijk eenig voordeel voor de gemeente in zich. Die vereeniging belooft 50 'sjaars meer dan tot nu toe de ver pachting heeft opgebragtdit geeft dus over 10 jaren eene winst van 500, doch alleen nog zoo men van de veronderstel ling uitgaat dat bij eene openbare verpachting niet meer gebo den zal worden dan voor deze onderhandschezijns inziens is daardoor volstrekt niet bewezen dat door de onderhandsche verpachting de gemeente meer dan de Harmonie zal worden begunstigdzoodat hij in dezen met den voorzitter van meening blijft verschillen. Men weet volstrekt niet wat een particulier zal bieden bij eene verpachting voor 10 jaar, aangezien tot nog toe steeds de tuin voor hoogstens vijfjaren werd verpacht, en daarom vraagt hij nogmaals is hier geen begunstiging. De stad gaat vooruit en daarom zoude het hem zeer benieu wen zoo niet met den tijd en den meerderen bloei ook de pachtsom zal worden verhoogdin dubiïs abatineas en het is daarom dat hij geen onderhandsche verpachting voor 10 jaar wil, zoolang hij niet overtuigd is dat daardoor de belangen der gemeente het meeste zullen worden bevorderd. De heer Bruinsma komt nog eens op die 2800 terug. De heer Attema heeft gezegd de afstand van grond blijft geheel afgescheidenen dan is daarvan het gevolg dat wij nu slechts 2300 pacht van den tuin zullen erlangenterwijl nu de pacht som bedraagt 2750, en voegt men nu hierbij 500 grondrente, dan is het totaal 3250, derhalve ƒ400 meer. De gemeente verhuurt dus als het ware die plek grond voor ƒ500 en daarom zal hij zoo vrij zijn straks op de voorwaarden terug te komen. De heer Wiorsma zal zich nu verecnigen met de meerder- Yerslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 26 April 1877. 51 lieid der commissie van rapporteurshij behoort tot henwaar van in het rapport gezegd wordt„dat zij groote vrees koeste- „ren, dat de vermenging na verloop van tijd schadelijk zoude „werken op het tegenwoordige gebruik van den tuindie niet „meer aan zijne besteraming zoude beantwoorden voor uilen en „uitsluitend voor de gegoede standen voortaan zjjn." Vooral in deze vermenging van dienst ziet hij het schadelijke dezer onderhandsche verpachtingof een ander hoogere pacht zal willen betalen weet hij natuurlijk riet, ofschoon hij ook, dat daargelaten, steeds een voorstander is van openbare ver pachting. In punt III dor conclusie ziet hij de groote schade voor de exploitatie van den tuin, zooals die behoort te worden gevoerd terwijl hij, zoo dat puut niet wordt aangenomen, zijn stem wel aan punt I zou kunnen schenken. Punt III der conclusie daarop in stemming gebragt, wordt aangenomen met 11 stemmen tegen 8die van de lieeren KijmmellBumaBloembergen DirksBakkervan Sloter- dijckRengers en Duparc. De heer Dirks geeft in overweging om nu de wijzigingen die de commissie van rapporteurs heeft voorgesteld in behan deling te nemen. Hiertoe wordt voor zooveel overeenkomst I betreft besloten en tevens gelezen in plaats van art. 5art. 8 en in plaats van art. 162 art. 762. v De verschillende wijzigingen worden zonder verdere discussie aangenomen. De heer Bruinsiiia stelt, met verlof dor vergadering alsnog voorom in art. 2 te lezen 600 in plaats van 500. Dit voorstel wordt niet ondersteund en maakt dus geen punt van behandeling uit. E. Punt IY dor conclusie van het rapport wordt daarop zon der discussie en hoofdelijke stemming aangenomen. Daar niemand op nieuw eene stemming over do gczamentlijke onderdeelen verlangt is alzoo zonder hoofdelijke stemming bc- I. a. Yoorbehoudens goedkeuring van hoeren gedeputeerde sta ten ten behoeve van de op te rigten vereeniging de Harmonie een regt van opstal te vestigen op eene oppervlakte gronds tor grootte van ztz 2236 centiare, uitmakende liet noordoostelijk gedeelte van den Prinsentuin en op een gedeelte van de daaraan- grenzende openbare wandelplaats, aangeduid op (1e overgelegde schetsteekeningen voorts op de voorwaardenomschreven in de overeenkomst. b. aan de publieke dienst te onttrekken het gedeelte der open bare wandelplaats sub a bedoeld. II. Goed te keuren het door de commissie bij missive van den 6 Julij 1876 overgelegd ontwerp van bebouwing van liet terrein sub I a bedoeld. III. Burgemeester en wethouders magtiging te yerleencn aan het besluit sub I a uitvoering te geven, binnen drie maan den nadat de vereeniging de Harmonie op wettige wijze zal zijn geconstitueerdmits die constitutie binnen zes maanden na dagteekening van dit besluit zal zijn tot stand gekomen. IY. Vastgesteld de volgende OVEREENKOMST tot vestiging van een regt van opstal ten behoeve van de vereeniging „de Harmonie". Ten behoeve van de vereeniging „de Harmoniewordt door de gemeente Leeuwarden het regt van opstal gevestigd op eene oppervlakte grondster grootte van —f~ 2236 centiarenuitma kende het noord-oostelijk gedeelte van den Prinsentuin en een gedeelte van de daaraan grenzende openbare wandelplaats, nader aangeduid op de aan (leze acte te hechten schetsteekening en zulks onder de navolgende voorwaarden 1. Dat het regt van opstal wordt gevestigd voor den tijd van negen en negentig jaren. 2. Dat als erkenning van het cigeudomsregt van de gemeente aan haar door de vereeniging „de Harmonie" eene jaarlijksche recognitie zal worden betaald van vijf honderd gulden. 3. Dat de gebouwenwerken of beplantingen tijdens de ves tiging van het regt van opstal op den grond aanwezigdoor de vereeniging „de Harmonie" kunnen worden gesloopt en door an dere vervangen, zonder dat deswege aan de gemeente eenigo vergoeding of teruggave zal verschuldigd zijn. 4. Dat de gebouwendoor de vereeniging op het in opstal uitgegeven terrein te stichten moeten worden gemaakt volgens een door het gemeentebestuur goedgekeurd ontwerp. 5. Dat de scheiding tusscheu het met regt van opst il be zwaarde en het overblijvende gedeelte van den Prinsentuin door de vereeniging „de Harmonie" moet worden tot stand gebragt en onderhouden, volgens de daaromtrent door liet gemeentebe stuur te geven voorschriften. 6. Het gebouw door de vereeniging „de Harmonie" op den af te stanen grond te stichten, heeft regt van uitgang in den Prinsentuinbehoudens de bevoegdheid van het gemeentebestuur om den toegang te verbieden en zoo noodig te belettenop zoo danige uren als de tuin voor het publiek gesloten is of wanneer entreegeld voor den toegang wordt gevorderd. 7. Het bestuur der Harmonie of de leden dier vereeniging onthouden zich als zoodanig van alle inmenging in de regeling, welke het gemeentebestuur ten opzigte van den Prinsentuin mogt vaststellen, terwijl ook aan het lidmaatschap der vereeniging „do Harmonie" behalve de uitoefening van het bovenomschre ven regt van toegang geenerlei bijzondere regten kunnen wor den ontleend met betrekking tot het gebruik van den Prinsentuin. 8. Het gemeentebestuur heeft het regt om in overleg_ met het bestuur van „de Harmonie", over de door die vereeniging te stichten concertzaal te beschikken zonder tot eenige andere vergoeding dan van verlichting en verwarming gehouden te zijn: a. bij ongunstig weder ter gelegenheid van de des Zondags van wegè het gemeentebestuur iu den tuin te geven muziekuit voeringen b. tot andere doeleinden drie malen per jaar. 9. Ingeval van ontbinding of verandering van bestemming van de vereeniging „de Harmonie" heeft het gemeentebestuur de be voegdheid, het regt van opstal te doen eindigen en de op den grond aanwezige gebouwen desverkiezende over te nemen tegen een prijs te bepalen door twee deskundigen wederzijds één te benoemen en aan wie ingeval van verschil een derde, door den kantonregter aan te wijzenwordt toegevoegd. 10. Bij het eindigen van het regt van opstal wordt art. 762 B. W. toegepast. De waarde der gebouwen wordt alsdan be paald, alsbij het vorige artikel is vastgesteld. Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voorzitter de ver gadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1877 | | pagina 7