60 Verslag der handelingen van den gemeente
maken ijzeren liek aan den adressant te verleenen. Hij grondt
zijn bezwaar ten dezen opzigte op do omstandigheid, dat reeds
zooveel bij eene eventuële overeenkomst door de gemeente ten
behoeve van adre-sant zal worden gedaan. Er zal van gemeen
tewege eene nieuwe walbeschoeijing worden gemaakt, de loop
planken zullen door losse barten worden vervangen, barten,
geschikt voor de passage met handkarren en desnoods van rij
tuigen enz. Nu weet spr. weldat door den adressant voor een
en ander eene strookje van zijn erf aan de gemeente wordt af
gestaan maar merkt hij opdie af te stane grond heeft voor
adressant toch weinig waarde. Spr. acht het voorts niet noo-
dig te bepalendat de afscheiding ter plaatse juist door een
ijzeren hek moet plaats hebben. Laat men den adressant vrij
laten welke scheiding hij wenscht daar te stellen. In allen ge
valle, spr. is er tegen, om van gemeentewege eene bijdrage
ad 50 in de kosten van het maken en plaatsen van een ijzeren
hek te verleenenofschoon hij niet gaarne wil bewerendat
de ter zake gemaakte raming van kosten te hoog is opgevoerd.
In principe kan hij zich zeer goed met het voorstel vereenigen
maar niet, zooals het is liggende. Wil men de ƒ50 bijdrage
in de kosten van het te maken stek schrappen, dan zal hij
vóór het voorstel stemmen, zoo niet, dan tegen.
De Voorzitter wenscht der vergadering mede te deelen
dat bij de ter zake gevoerde onderhandelingendie zich nog al
door een langen duur hebben gekenmerkt, primitief zeker toe
zegging door burgemeester en wethouders was gedaandeze
n.°l. om eene scheiding ter plaatse te maken geheel op kosten
van de gemeenteeene toezeggingherhaalt spr.doch met dien
verstandedat het collegie zich slechts bereid verklaarde om
een voorstel aan den raad in dien geest te doen. Door nadere
bespreking en bij de thans voorgestelde regeling is de gemeente
in eenen beteren toestand geraakt. Thans zal zij niet geheel
op hare kosten eene afscheiding behoeven te doen maken; zij
kan volstaan met het verleenen eener bijdrage ad 50 in de
kosten. Ook zal de gemeente niet met het onderhoud der af
scheiding bezwaard worden. Een ijzeren hek zal daarenboven
veel tot den welstand ter plaatse bijdragen. In een en ander
zegt spr. hebben burgemeester en wethouders aanleiding ge
vonden om voor te stellen om van gemeentewege eene bijdrage
van 50 in de kosten van het te maken ijzeren stek te verleenen.
De heer Bloembergen verklaart zich geheel te kunnen
aansluiten bij hetgeen door den voorzitter is medegedeeld. Hij
wenscht echter bovendien nog op te merkendatnaar het hem
voorkomt, de heer Bruinsma de ouderwerpelijke zaak uit een
verkeerd oogpunt beschouwt. Deze toch doet voorkomen als
of in dezen aan den adressant eene bijzondere gunst wordt be
wezen en dit, zegt spr., is geenszins het geval. Juist het te
gendeel kan worden beweerd. De adressant staat kosteloos den
benoodigden grond aan de gemeente af. Bij aanneming der
voorgestelde regeling zal de gemeente daarover geheel de vrije
beschikking erlangen in 't belang der openbare dienst, waardoor
gelegenheid wordt bekomen, om ter plaatse een behoorlijken
weg te makeneen wegdie niet alleen den adressantmaar
oolT wel degelijk alle verderop wonende personen ten goede
zal komen. Spr. erkent gaarne de wenschelijkheid der voorge
stelde regeling en noemt do bijdrage in de kosten van het door
den adressant te maken ijzeren hek allezins billijkvooral wan
neer men in aanmerking neemt hoeveel grootere opofferingen
de gemeente zich heeft moeten getroosten tot afscheiding van
het ten westen gelegen gedeelte voetpad, dat met belangrijk
meerdere kosten door het graven eener sloot van het daar ge
legen perceel landaan het weeshuis toebehoorendmoest wor
den afgescheiden.
Hij zal dientengevolge voor het voorstel stemmen.
Niemand verder ten dezen het woord verlangende, wordt tot
stemming overgegaan. De uitslag hiervan isdat met 16 tegen
1 stem conform de voorgestelde conclusie wordt besloten. Tegen
stemde de heer Bruinsma.
aad te Leeuwarden, van den 24 Mei 1877.
De heer Bakker komt weder ter vergadering.
Voorstel van burgemeester en wethouders op het adres der comx
missie van toezigt over de muziekschool van den heer Hageman
om hoogere subsidie.
De discussie over dit voorstelwaarvan de conclusie strekt
„om, met ingang van den len Junij 1877 voor den tijd van een
„jaar, aan de commissie van toezigt over de muziekschool, on-
„der directie van den heer M. Hagemanten behoeve van die
„inrigtingeene verhooging der bij raadsbesluit van den 24n Mei
„1876 verleende subsidie toe te 6taan van 600 en die subsidie
„over 1877/78 te bepalen op ƒ1000," geopend zijnde, geeft de
heer Bruinsma te kennen, dat hij zich ook met dit voorstel
niet göed kan vereenigen. Bij eene vorige gelegenheid heeft hij
het reeds gezegd en thans herhaalt hij hetdat het hem vreemd
voorkomt aan een particulier voor eene ondernemingvan ge
meentewege eene subsidie van 400 te verleenen. Die subsidie
is evenwel toegestaan en daarenboven het vrije gebruik van het
gemeentelijk lokaalmaar nu zegt spr.wordt nog voorgesteld,
om bij de 400 nog 600 subsidie te voegen en die subsidie
dus te brengen op 1000. Hiertegen bestaat bij spr. bezwaar.
Wel weet hij dat hier sprake is van bevordering der toonkunst,
iets wat der gemeente niet onverschillig mag zijnmaarmerkt
hij op, wat waarborgen heeft de gemeente voor haar subsidie.
Het is geheel eene particuliere onderneming en een verslag van
het onderwijs enz. van de in dezen bedoelde school is nog niet
ingekomen. De regeling der school is geheel en uitsluitend aan
den directeur en het subsidie wordt niet verleend ten behoeve
van eene commissiemaar ten behoeve van eene particuliere
ondernemingten behoeve van de school van den heer Hageman.
Spr. komt het wat kras voorom daar 1000 subsidie van ge
meentewege te verleenenwaar de gemeente geen enkelen waar
borg voor dat subsidie heeft. Het gemeentebestuur heeft niet,
zooals met de gemeentescholen het geval ishet toezigt over
het onderwijs en kan dus, daar ook het verslag der school nog
niet is ingekomen, geen oordeel over het gegeven wordend on
derwijs doen gelden. Spr. zal daarom tegen het voorstel stemmen.
De heer van Slotordijek wenscht met een enkel woord
eene opmerking te maken omtrent het door den heer Bruinsma
gesprokene over het niet inkomen van een verslag der muziek
school. 't Kan zijn, zegt spr., dat de muziekschool geen schrif
telijk verslag heeft ingediend over hare werkzaamheden gedu
rende den tijddat zij bestondmaarmerkt hij oper is een
openbaar examen gehouden, tot bijwoning waarvan alle raads
leden zijn uitgenoodigd. Dat examen heeft het zelfde effect als
een verslagja zelfs is er de voorkeur aan te gevenwant ie
der weet, dat pen en papier geduldig zijn; waar het de toon
kunst betreftdaar gelooft spr. dat een examen meer afdoende
bewijzen omtrent het onderwijs geeft, dan een schriftelijk ver
slag. Naar hij meentzal iederdie zich bij hendie het exa
men bijwoondenaangaande het onderwijs wenscht te informe
ren hoogst bevredigd wordenalthans in aanmerking genomen
den korten tijd dat de school neeft bestaan.
De heer Duparc zegt dat, zoo hij de stukken goed heeft
ingeziendaarbij een verslag der muziekschool ligtwaarin de
resultaten van het onderwijs zeer bevredigend worden genoemd.
De heer Bruinsmamerkt spr. opplaatst zich weder op het
zelfde standpunt als bij eene vroegere gelegenheid. Dat stand
punt komt spr. echter minder juist voor. In het voorstel staat
immers niet om aan den heer Hageman een subsidie van 1000
voor het jaar 1877 te verleenenmaar aan de commissie van
toezigt over de school van den heer Hageman. en die commis
sie zegt hijlevert m. i. genoegzamen waarborg opom aan
te nemendat voor goed onderw-ijs zorg wordt gedragen. De
subsidie wordt in dezen niet verleend aan een particulier, maar
aan eene inrigtingdie de raad wil steunenopdat het goede
doel daarvan worde bereikt. Door het toestaan van een ver
hoogd subsidie zal des te beter dat doel kunnen worden be-
Verslag dei' handelingen van den gemeent
reikt. Spr. zal gaarne medewerken omovereenkomstig het
voorstel, voor een jaar de verhoogde subsidie toe te staan. Hij
gelooft zelfs, dat de raad daartoe zedelijk verpligt is. Op
't oogenblik kanwegens het kleine tijdvakdat de school be
stond, nog niet met zekerheid ovor de resultaten van het on
derwijs een oordeel worden uitgesprokenmaar na verloop van
een jaarzegt spr.zal dit veel beter zijn te doen. Hij vleit
zichdat men alsdan volstrekt geen reden zal hebbenzich
over het verleenen der subsidie ad 1000 te beklagenen dat
daarvanx goede vruchten voor Leeuwarden op het gebied der
toonkunst zullen worden geplukt.
De heer Dirks wenscht op te merkendat omstreeks drie
jaar geleden door den raad eene verhooging van 1000 ten op
zigte van het subsidie voor het stedelijk muziekkorps werd toe
gestaan. Die verhooging had het zelfde doel als de thans voor
gestelde n.l. opleiding tot muziekantenenzegt spr.waar
toen geen bezwaar bestond om de subsidie te verhoogendaar
acht hij ook thans geene termen aanwezig om die verhooging
te weigeren.
De heer Bruinsma kan den heer Duparc niet toestemmen,
dat het subsidie ten behoeve van de commissie wordt verstrekt.
De titelzegt spr.duidt immers aan dat het ten behoeve van
den directeur is. Het is toch de commissie van toezigt over de
muziekschool van den heer Hagemande commissiedie wordt
benoemd door den heer Hageman en niet door het gemeente
bestuur. De directeur annonceert wanneer het begin en het
einde van den cursus enz. zal zijnmaar niet de commissie.
De heer Duparc moet den lieer Bruinsma doen opmerken
dat de conclusie van het voorstel strekt„Met ingang van den
„1 Junij 1877 voor den tijd van een jaar aan de commissie van
toezigt over de muziekschoolonder directie van den heer Ila-
„geman, eene verhooging der subsidie toe te staan.'' Spr.
stelt zich voordat de ordonnantie tot betaling der subsidie dan
Ook zal worden gesteld ten name van de commissie en niet van
den heer Hageman.
Indien de heer Hageman in den loop van het jaar mogt
vertrekken of de school eens mogt worden opgehevendan
zegt spr.is het bedrag der subsidie nog geenszins verloren.
De subsidie wordt verstrekt aan de commissie.
Spr. zou in dezen de muziekschool willen gelijk stellen met
eene gesubsidieerde bijzondere school. De gemeente heeft er,
gelijk bij zoodanige inrigting, belang bijdat er eene muziek
school iszij verleende daarom subsidiethans verhoogt zij die
subsidie opdat de inrigting voor goed worde gevestigd.
De Voorzitter zegtdat de heer Duparc teregt heeft op
gemerkt dat er bij de stukken een verslag der muziekschool
aanwezig is. De commissie is wel niet in staat geweest een
verslag over het tijdvak van een jaar te leveren, maar toch
heeft ze dit gegevenop het voor de verslagen gebruikelijke
tijdstip over het korte tijdvakdat de school heeft bestaan.
In de 2e plaats moet spr. opmerken, dat de heer Bruinsma
raad te Leeuwarden, van den 24 Mei 1877. 61
schijnt te vergeten, dat de gemeente niet alleen meer gelegen-
lieia voor goede muziex erlangtmaar dat zij ook steeds de
bevoegdheid heeft, om 10 leerlingen van harentwege op do
school te doen plaatsen.
Dat de subsidie aan een bepaald persoon zou worden verleend,
dit moet spreker bepaald ontkennen. Aan de commissie is en
zal de verhoogde subsidie worden toegekend, aan de commissie
van toezigt over de schoolaan wier hoofd de heer Hageman
is geplaatst. Zonder hoofdis geen commissie denkbaarzegt
spr. Do heer Hageman staat onder het toezigt van de com
missie. Hij kan niets aan de inrigting der school veranderen
zonder met de commissie in overleg te treden. Ook kan hij
niet beslissen over de toelating van kinderen op de school.
Wanneer b.v. een donnateur een kind op de school wenscht ge
plaatst te hebben dan treedt hij dienaangaande niet in corres
pondentie met den directeur der schoolmaar met de commissie
van toezigt. Dit ligt geheel buiten het gebied van den direc
teur.
De heer Bloembergen wenscht nog te constateren, dat
voor de toelage aan de muziekschool onder directie van den
heor Hageman voor een tijdvak van 7 maanden, mandaat is
verstrekt ten name van de commissie van toezigt en niet ten
name van den directeur.
Hierna de discussion gesloten zijnde, wordt het voorstel in
stemming gebragt en met 16 tegen 2 stemmen, die van de
heeren Bruinsma en Plantenga overeenkomstig de conclusie
daarvan besloten.
Benoeming van twee hulponderwijzers aan gemeentescholen.
De Voorzitter deelt mede, dat een der personen, die op de
ter zake ingediende voordragten zijn geplaatst n.l. S. Koning te
Sneekheeft berigtdat hij als hulponderwijzer te Dockum is
benoemd en dientengevolge voor eene benoeming hier ter stede
buiten aanmerking wenscnt te blijven.
Dat tengevolge hiervan en van het met den hoofdonderwijzer
der gemeenteschool no. 9 gehouden overleg de voordragten zjjn
gewijzigd in dier voege, dat worden aanbevolenter benoeming
aan gemeenteschool no. 4: de hulponderwijzers F. J. A. Paesi
te Langezwaag en W. v. d. Berg te Dockumen voor ge
meenteschool no. 9de hulponderwijzers W. v. d. Berg te
Dockum en A. Posthuma aldaar.
Nadat de vergadering, op voorstel des voorzitters, had be
sloten, om in weerwil dezer wijziging der voordragten, heden
tot benoeming over te gaanworden F. J. A. Paesi met 17 en
W. v. d. Berg met algemeene stemmen tot hulponderwijzers te
Leeuwarden benoemd de eerste om werkzaam te zijn aan ge
meenteschool no. 4 en de laatste om geplaatst te worden aan
gemeenteschool no. 9.
Wordt opgemerkt dat bij de benoeming van Paesi een stem
op W. v. d. Berg was uitgebragt.
Niets meer te behandelen of voorgesteld zijnde, wordt de
vergadering door den Voorzitter gesloten.
in miMM