70
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Julij 1877.
de vereeniging van beurs en waagen
b. de plaatsing van die beide inrigtingen op het terrein van
den afgegraven Wirdumerpoortsdwinger.
Naar spr.'s meening is op deze zaken, meer dan op iets an
ders, het spreekwoord van toepassing: „wie a zegt, moet ook
b zeggen, want wie gestemd is voor het eerste: de vereeniging
van beurs en waag, zal wel moeten erkennen, dat er geen ter
rein in de gemeente iswaar een gebouw voor die vereenigde
inrigting beter gesticht kan worden, dan op den afgegraven
Wirdumerpoortsdwinger. Hij zal dus wel genoodzaakt zijn ook
b te zeggen.
Dit op den voorgrond stellende, wil spr. zijne stem motive
rendie hij vóór het voorstel van burgemeester en wethouders
tot vereeniging der beurs en waag zal uitbrengen. Die ver
eeniging is voor hem de eenige voorwaardewaaronder hij zal
kunnen medewerken tot uitvoering van het vroeger genomen
raadsbesluit „er zal een beursgebouw gesticht worden", want
hij acht het altijd eene zeer disputable kwestie of men in cene
gemeente als deze die men nog wel niet onder de groote
koopsteden van Nederland zal rangschikkenhet budget
mag bezwören met eene niet rente gevende uitgaaf van
meer dan 1 1 ton gouds, eene uitgaaf, direct ten behoeve van
een zeer gering deel der ingezetenen, de ter beurze handel
drijvende kooplieden, en indirect ten voordeele van een grooter
deel, de neringdoenden, doch die ook voor een groot deel moet
worden gedragen door de renteniers en ambtenarendie zeker
noch direct, noch indirect door die uitgaaf worden bevoordeeld.
Acht spr. die kwestieeene van diewaarin het mogelijk is
waarheid te vinden, die kwestie verandert voor hem van aard.
wanneer, zooals thans het geval is, een voorstel wordt gedaan,
waardoor het zeker uitzigt wordt geopenddat die uitgaaf van
1 !/s ton gouds, inkomsten zal afwerpen, die in den beginne voor
het meerendeel en misschien later voor het geheel, zoowel rente
als atiossing van het geleende kapitaal zullen kunnen dekken.
Levert een beursgebouw, door de verhuring van staanplaatsen,
kastjes, tafeltjes enz. of liever, om meer in den geest der ge
meentewet te sprekenwordt voor het tijdelijk in gebruik af
staan van voorwerpen of staanplaatsen in de beurseenige re
tributie geheven, de inkomsten, die de beurs zal opleveren,
zullen toch weinig en niet noemenswaard zijn. Geheel anders
zegt spr., is dit met de waag, vooral met eene waag zooals de
voorgestelde, die niet alleen tot weeghuismaar tevens tot ver
kooplocaal van boter en kaas zal dienenot liever gezegdzal
moeten dienen. Immersmerkt spr. oponze oudeprachtige
antieke waag is niets anders dan een weeghuis. Ze heeft nog
hetzelfde karakter als de hertog van Saxen bij zjjne bekende
ordonnantie, aan de waag toekende en dit is zoo gebleven, tot dat
de veranderde en verbeterde wijze van boterhandel dat weeghuis
maakte tot een locaal waar de boter aan de meestbiedenden naar
de innerlijke waarde wordt verkocht. Die wijze van verkoopen
wordt ook reeds op de kaas toegepast en het laat zich aanzien
dat de houten afdaken, waardoor het gemeentebestuur getracht
heeft aan de billijke klagten van koopers en verkoopers tegemoet
te komenspoedig zoodanige uitbreiding zullen behoevendat
deze leelijke luifels en palen eerlang het gansche Waagplein
zullen innemen.
Vraagt menzegt spr.of het de pligt is van het gemeente
bestuur te zorgen voor zoodanig verkooplocaaldan antwoordt
hij bevestigend, zoolang art. 50 van het prov. reglement op de
botervaten niet is ingetrokken of zoolang de regter daarvan de
toepassing niet heeft geweigerd. Immers, indien men verpligt
wordtde vaten of vaatjes met zuivel gevuld ter wage te laten
wegenzoolang zal er voor eene plaats moeten worden gezorgd,
waar die vaten worden opgeslagen en waar de koopers ze kun
nen vinden. Neemt men deze laatste gelegenheid weg, dan
vreest spr.dat vele producenten de proef zullen nemenof
art. 50 bovengenoemd hun nog wel bindt en bij beantwoording
in ontkennenden zin van deze vraaghier en daar bij particu
lieren hunne boter zullen uitstallen, waar do kooplieden hun
zullen opzoeken, óf, zegt spreker, er zal eene vereeniging op
staan die een verkooplocaal bouwtwaardoor het uitoefenen
van toezigt op de vaten meer bezwaarlijkja onuitvoerbaar zal
worden. Daar de boter niet op monster kan worden verkocht
acht spr. het eene zedelijke pligt van het gemeentebestuurom
te zorgen voor zoodanig uitstalling»- en verkooplocaal. Die pligt
acht spr. ligt en weinig drukkend wanneer hjj zietdat voor
de vervulling daarvanalthans gedeeltelijk betaling kan wor
den erlangd, dat de ingezetenen der gemeente daardoor niet
met meerdere lasten worden bezwaard en dat voor de diensten,
die worden bewezenbetaling kan worden geëischten wel op
de wijze, bepaald bij artt. 247, 240 en 238 der gemeentewet.
Wanneer men, zegt spr., het tegenwoordig tarief van lOcent per
1/4, 5 cent per en 2 cent per lfi vat boter behoudt, zal dit,
den aanvoer van de 5 laatste jaren tot maatstaf genomen, slechts
eene opbrengst geven van ongeveer f 3000dochmerkt spr.
opde le afdeeling der maatschappij van landbouw,, voor
het meerendeel bestaande uit landbouwers uit Leeuwarden en
Leeuwarderadeelgaf onbewimpeldbij adres aan deze verga
dering, te kennen, dat wanneer aan hen een beter locaal tot afzet
van hunne producten werd verschaft, eene aanzienlijke verhooging
van het dus genoemde weegloon, of helling van een gelijk be
drag als staangeld, allezins billijk zoude zijn. Om dit laatste
te doen uitkomenwijst spr. er opdat Keizer Karei in 1540
het weegloon, thans het waaggeld te Leeuwarden, vaststelde op
ll/2 stuiver per J/4 ton en dat dit dus, ongeacht de depreciatie
van het geld en de meerdere navraag naar en grootere waarde
van het product, slechts 2tyg cent '8 verhoogd tusschen 1540
en 1870.
Zulk een feit. zegt spr., is meer afdoende dan een betoog.
Het bewijst ten duidelijkste dat do regten ter wage te heffen,
veilig kunnen worden verdubbeldwanneer er een gebouw
wordt gesticht, voldoende aan de eischen van koopers en ver
koopers en spr. stelt zich voor, dat op een desbetreffend raads
besluit, na gunstig advies van gedeputeerde staten, geenszins
de koninklijke goedkeuring zou worden geweigerdomdat naar
sprs. berekening de gemeente casu quo reeds dadelijk 3 pet.
zou terug ontvangen van het kapitaaldat zij naar den tegen*
woordigen stand der geldmarkt voor 4'/2 Pcfc- zal moeten leenen.
Wenscht men ten dezen eene nadere berekening, spr. is be
reid ze te geven. Hij heeft die reeds in de 2e sectie medege
deeld en had gehooptdat de rapporteur van die sectiedaar
van mededeeling zou hebben gedaan bij centrale rapporteurs.
Het is echter mogelijkdat hij dit wel heeft gedaan doch dat
de centraal-rapporteur die cijfershoewel in zijn pleidooi pas
sende heeft weggelaten. Ho© het zijspr. werd daardoor ge
noodzaakt in deze vergadering gedeeltelijk te herhalen, hetgeen
hij reeds in de sectie heeft gezegd.
Naar zijne meening heeft hij aangetoondwaarom hij straks
voor het le gedeelte punt a zal stemmen; maar heeft hij a
gezegd, hij zal ook b zeggen. Hjj gelooft, dat in het rapport
zoo duidelijk in het licht is gestelddat het voorgestelde terrein
voor die vereenigde inrigtingen volstrekt noodig is, dat zij, die
op de aangevoerde gronden a hebben gezegd, ook b moeten zeg
gen. Spr. zal dientengevolge zijne stem vóór het geheele voor
stel uitbrengen.
De heer Kuipers wenscht over de noodzakelijkheid van de
stichting van een beursgebouw niet uit te weiden. De verdien
sten van zoodanig gebouw verder te bespreken acht hij hoogst
onnoodig. Deze zaak is reeds zoo dikwijls van alle kanten be
zien en besproken en is door den raad als nuttig en noodig be
schouwd getuige de verschillende raadsbesluiten tot stichting
van een beursgebouw. Gelukkig, zegt spr., is aan het besluit
der vergadering, om de beurs op de Oude Veemarkt te stich
ten, geen uitvoering gegeven. Hij althans zou in geen geval
gaarne zien, dat het prachtige Plein, waarop vele gemeenten
Verslag der handelingen van den gemeentel
met regt jaloersch zijnzelfs met een beursgebouw zou worden
bebouwd. Groote pleinen in eene gemeente bevorderen de volks
gezondheid. terwijl bovendien de Oude Veemarkt tot park in-
gerigt, veel tot verfraaijing der stad zal kunnen bijdragen.
Maar niet alleen hierom acht spr. het gelukkig, dat aan be
doeld raadsbesluit geen uitvoering is gegevener is z. i. eene
anderemeer ingrijpende oorzaakdie dat geheele plan als in
het belang der gemeentezeer ondoelmatig maakt. De toestand
der boterwaag toch is van dien aarddat dit gebouw voor den
goeden gang van zaken op den duur geheel onbruikbaar zal
bevonden worden, lleeds tal van jaren is daarover geklaagd.
Dien slechten toestand op nieuw te besprekenacht spr. onnoo
dig. Het verslag van rapporteurs geeft dienaangaande eene
volkomene en de waarheid overeenkomende beschrijving. De
onbruikbaarheid der waag bleek spr. echter dezer dagen nog op
nieuw en het was voor hem het bewijs, dat het een eerste
pligt voor het gemeentebestuur isaan dien onhoudbaren toe
stand een einde te maken. Toevallig de waag voorbjjgaande
zag spr.dat een schipperdie zijne lading boter bij de waag
had ingenomenom daarmede naar Harlingen te vertrekken
al dadelijk beginnen moest met zijne lading in eene praam te
lossenomdat het water te laag was. Al wederomzegt spr
een bewijs onder veledat ook de waag kostbaar en ongelegen
is. Is ook dientengevolge de noodzakelijkheid van de stichting
van een waaggebouw geblekendan is hetmerkt hij opook
eene bepaalde waarheiddat hetèn voor de gemeente èn voor
den handel allezins aanbeveling verdientdat beurs en waag
in één gebouw vereenigdgesticht wordt. Voor de gemeente
verdient het aanbeveling, omdat het voor haar financieel veel
voordeeliger is, deze twee inrigtingen in een gebouw te ver
eenigen, als voor iedere inrigting een afzonderlijk gebouw te
stichten. De kosten van aanleg, benevens de prijs voor twee
geschikte bouwterreinen wanneer die er althans waren te vin
den zouden aanmerkelijk grootere uitgaven vorderen als het
thans voorgestelde plan. Voor den handel verdient het alle aan
beveling, omdat de handelaren en landbouwers, die èn beurs
èn waag moeten bezoekendit dan spoedig en gemakkelijk
kunnen doen en door iedereen gemakkelijk gevonden kunnen
worden. Het valt toch niet te ontkennendatvooral op den
marktdagtijd voor de handelarengeld is. De aangewezene
plaats voor de stichting van een beurs-waaggebouw is natuurlijk,
zegt spr., de thans voorgestelde Wirdumerpoortsdwinger, eene
plaats, gelegen aan het groot scheepsvaarwater en niet te ver
van het spoor verwijderd. De Oude Veemarkt b v. zou daar
voor, naar zijne ineening, geheel ongeschikt zijn. Do boter
zou daar, door het transport van uit het schip tot in de waag,
te veel aan den schadeljjken invloed van het weder blootgesteld
worden en daardoor in kwaliteit verliezenterwijl het arbeids
loon, dat wekelijks betaald moet worden, énorm hooger zou
zijn. Ook ditzegt spr.zou den handel niet welkom zijn.
Belanghebbenden zouden een weg zoekendie hun geschikter
en goedkooper kon aanbieden, dat, wat noodig is, in hun wel-
bogrepen eigen belang. Het is natuurlijk, zoo vervolgt spr.,
dat Leeuwarden daarvoormisschien in net oog van vele inge
zetenen groote finantieele offers moet brengen maar hij wenscht
de vraag te doenof die offers niet in verhouding zullen zijn
tot het groote nut en indirect voordeeldat deze inrigting aan
de gemeente in het algemeenmaar aan duizenden van nering
doende ingezetenen in het bijzonder zal bicden. Vele geachte
ingezetenen laten het voorkomenalsof de aanneming Yan het
thans in behandeling zijnde voorstel voor hen schadelijke ge
volgen zal doen ontstaan, maar, merkt spr. op, deze ingeze
tenen hebben meer hun eigen dan het algemeen belang op het
oog. Het is voor hen eene strijd niet over de stichting van een
beurs-waaggebouwmaar over de plaatswaar dat gebouw zal
moeten verrijzen. Een ieder zou het liefst zoo na mogelijk bij
de plaats zienwaar zjjne panden zijn gelegenwaar zijne
lad te Leeuwarden, van den 12 Julij 1877. 71
affaire wordt uitgeoefend, en dit, zegt sj)r.is een strijd, zeer
natuurlijk in hun eigen belang, wat een ieder moet eerbiedigen.
De raad heeft echter eene beslissing te nomen in het alge
meen belang van Leeuwardens ingezetenen en in dat belang
acht spr. de stichting van een beurs-waaggebouw op den Wir
dumerpoortsdwinger en in dat belang wenscht hij die stichting
zoo spoedig mogelijk. Zoo spoedig mogelijk, herhaalt hjj, wil
de gemeente en hare ingezetenen niet vroeg of laat de wrange
vruchten plukkendoor den handel in het algemeenmaar
vooral den graan- en boterhandel te zien verplaatst naar eene
andere gemeentedie hem betere gelegenheid zal bieden en in
werkelijke behoeften zal willen voorzien. Eerst dan zal men
inzienzegt spr.dat do ingezetenen onzer gemeente in het
algemeen veel aan den handel en zijne bewegingenals eerste
bron van volksinkomsten, te danken hebben. Spr. zal zich op
die gronden met het gedane voorstel vereenigen.
Do heer Attoma wil trachten zoo kort mogelijk het punt
van discussie daar te brengenwaar het z. i. behoort te zijn.
Hem komt het voor dat men niet in breedvoerige debatten
met veelheid van woorden behoeft te treden in eene beoor
deeling van het nut eener stichting van een gebouw voor beurs
en waagmaar dat men slechts de vraag heeft te doenof het
voorstel van burgemeester en wethouders rijp is voor afdoening,
of het ontvankelijk kan worden verklaard. Op deze vraag moet
spr. echter een ontkennend antwoord geven. Hij meent, dat
in dezen van eene exceptie sprake kan zijn en dat de behan
deling der zaak moet worden uitgesteld. Het moge vreemd
klinkenzegt spr.maar toch is het /oo. Hij heeft opgenomen
de woorden van den heer Jongsma, dat men in dezen met eene
geheel nieuwe zaak te doen heeftvooral nunu waag en
beurs met elkander worden vereenigd. Enzegt spr.is het
waar dat men in dezen met eene geheel nieuwe kwestie te
doen heeftdan zou hij in overweging willen geven de stukken
aan het dagelijksch bestuur te renvoijerenten einde een meer
bepaald voorstel aan den raad worde gedaan. Zoodanig voor
stel van burgemeester en wethouders moet z. i. toch bij de be
raadslagingen ten grondslag zijn, hetwelk thans evenwel niet het
geval kan worden. Bij het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt toch niet een bepaald plan den raad aanbevolen,
maar daarin is sprake van twee plannenoen van den directeur
der gemeentewerken en een van een ander deskundige tus
schen welke plannen door het collegie geeno bepaalde keuze is
gedaan. Naar sprs. ineening moet in zaken als de onderwer-
pelijke geen tweeledig voorstel worden gedaanmaar behoorden
burgemeester en wethouders eerst eene keuzo te doen. Z. i.
had het dageliiksch bestuur moeten komen met een bepaald
plandoch zoodanig plan ontbreekt thans en daarom zou hij de
zaak op niouw naar burgemeester en wethouders willen renvoijeren.
Daarenboven vcrlieze men niet uit het oog, dat bij een vroe
ger besluit reeds eene plaats voor de stichting van een beurs
gebouw is aangewezennaar spr.'s meening moet vóór alles
een besluit worden genomen tot intrekking van bedoeld raads
besluit. Eerst dan kan men beslissen, waar de beurs zal wor
den gesticht en of deze met de waag zal worden vereenigd.
En zegt spr., al moge bij aanneming der gedane voorstellen
bedoeld raadsbesluit implicite worden ingetrokken, voor die in
trekking zijn z. i. geene voldoende motieven aangevoerd.
Ziedaar, zegt hij, de reden waarom hij de stukken aan bur
gemeester en wethouders zou willen gerenvoijeerd hebben. Geen
twee plannen, maar een plan wil hij den raad ter goedkeuring
hebben aangeboden.
De heer Duparc zegt, dat er reeds op gewezen is, dat de
ondcrwerpelijke zaak zoo veel jaren bij den raad een punt van
behandeling heeft uitgemaaktbij aanneming eener motiea's
door den heer Attema is bedoeldzal erwie weet hoeveel
tijds, alweer verloopen, alvorens aan het organiek besluit tot
stichting eener handelsbeurs, in 1864 genomen, uitvoering zal