72 Verslag der handelingen van den gcmeent
worden gegeven. Hij moet zich tegen het door den heer Atte-
ma geopperd denkbeeld van renvooi der Btukken aan burge
meester en wethouders verzetten en meentdat de raad thans
tot afdoening der beurszaak is geroepen. De exceptiedoor
dien spr. gemaakt, heeft z. i. geen regt van bestaan. De eerste
spr. (de heer Jongsma) heeft wel gezegddat men in dezen
eigenlijk met eene geheel nieuwe zaak te doen heeft, een go-
zegde dat de heer Attema als oen wapen voor zijne argu
mentatie heeft gebruiktdoch spr. is het met dien eersten spr.
gansch niet eens. Nog altoos maakt het organiek besluit van
1S64: .Er zal een beursgebouw worden gesticht", den grond
slag uit. De eenige wijziging van dat besluit zal zjjnde" waag
met de beurs te vereenigenen daarvoor nu heeft men een
nieuw terrein moeten voorstellen. Dat een beurs- en waagge
bouw niet op het in 1872 aangewezen terrein der oude vee
markt kim worden geplaatst, zullen zelfs de bestrijders van het
voorstel moeten toestemmen. De bewering, dat de zaak thans
geheel nieuw is, komt spr. dan ook niet gegrond voor. Burge
meester en wethouders zijn bij hun voorstel dan wel ook dege
lijk uitgegaan van het denkbeelddat het hier in de eerste
plaats geldt uitvoering van het door den raad reeds in 1864
genomen besluit tot stichting eener handelsbeurs.
De heer Attemazegt spr.heeft er zich op beroependat
in het voorstel van burgemeester en wethouders sprake is van
twee plannen. Dat is inderdaad zoo. Twee plannen zijn er, ecu
van den directeur der gemeentewerken en een van den'heer
van Beek, maar zij betreffen alleen de wijze van uitvoering
en geenszins de kwestie zelveom beurs en waag met el"
kander te vereenigen en voor die beide inrigtingen een gebouw
te stichten op den afgegraven Wirdumerpoortsdwinger. De
zaak au fond is door het voorstel niet veranderd. De"vraag is
slechts, of men een beurs- en waaggebouw wil, en, zoo ja, dan
zal wel geen andere dan de aangewezen plek daarvoor kunnen
dienen. Zoo_ nietdan vreest spr.zal er nogmaals veel tijd
verloopenvóór de zaak ten einde is. De commissie van rap
porteurs heeft de zaak zoo rationeel en logisch mogelijk uiteen
gezet. Spr. gelooft verderdat men zich met het oog op het
in 1872 genomen besluit zeer goed bij de door burgemeester
en wethouders voorgestelde en de door rapporteurs overgenomen
conclusie kan neerleggen. Die conclusie luidt: om "met in-
„trekking van het besluit, d.d. C Juljj 1872, te besluiten, het
.terrein enz." Daardoor zegt hij, komt men op schoon gebied.
Eerst trekt men het in 1872 genomen besluit in en dan besluit
men dadelijkom een beurs- en waaggebouw op het terrein
van den Wirdumerpoortsdwinger te stichten.
Het door hem aangevoerde resumerende, zegt spr., dat eene
motie als door den heer Attema wordt bedoeld niet aangenomen
kan worden, omdat er geen voldoende argumenten voor zijn
bijgebragtmaar dat zijmogt zij worden goedgekeurd
zou strekken om de zaak wederom op de lange baan te
schuiven.
De heer Dirks geeft te kennen, dat hij, toen de heer Attema
het woord vroegverwacht hadeene bestrijding van de zaak
au fond, daar hij de meening van dat geachte lid, ter zake
meende te kennen. Hij werd echter verrast daar de door den
heer Attema opgeworpen exceptie. Hij beschouwt die excep
tie echter niet zooals de heer Duparc dit heeft te kennen ge
geven. Hij stelt haar gelijk met diewelke zoo dikwijls ook
in ahdere vergaderingen bij de eindbehandeling van gewigtige
zaken worden gedaan door die partij, welke vooruitziende dat
de slag verloren zal worden door het opwerpen eener exceptie
(zooals die dan ook genoemd is)de hoofdzaak nog op den
langen baan tracht te schuiven, althans de beslissing te ver
schuiven. Het is een laatst noodschot.
Geenszins kan hij zich bovendien vereenigen met het door
dien gcachten spr. beweerde, alsof men hier met twee plannen
te doen zou hebben. Wanneer hij toch inziet het verslag van
raad te Leeuwarden, van den 12 Julij 1877.
rapporteurs, dan blijkt hem daaruit, dat men één en geen ander
plan in hoofdzaak wil, dan dat van den directeur der gemeente
werken, een plan dat nader door den raad zal worden goedge
keurd en waarbij is gelet op de vereischtendien men thans
zal stellen.
Eerst moeten de vereischten voor een heurs-waaggebouw be
paald wordenalvorens men een bepaald plan voor die stich
ting kan aanbieden.
Bpr. vindt volstrekt geen reden om thans niet over te gaan
tot de definitieve behandeling der aangeboden voorstellen en om
in stede daarvan do betrekkelijke stukken aan burgemeester en
wethouders te renvoijeren.
De heer Attema houde het mij, zegt spr., overigens ten goede,
dat ik ten dezen in zijne personele opinie volstrekt niet deel
en het vorenstaande daartegen heb aangevoerd.
De heer Bloembergen zegtdatofschoon het in weer
spraak is met het door den laatsten spr. aangevoerdehij niet
kan nalaten zich te scharen aan de zijde van den heer Attema.
Ook hem komt het voor dat de zaak niet genoegzaam is voor
bereid om daaromtrent nu reeds een bepaald oordeel te vellen
en zoodanige beslissing te nemenals waarop de zaak z. i. aan
spraak heeft. Te meer is hij tegen de afdoening der aangebo
den voorstellenomdat bij aanneming daarvan per sé zou ko
men te vervallen het vroeger genomen besluit om een beurs
gebouw te stichten op het terrein der Oude Veemarkt. Ook is
hij er tegenomdat hem bij naziening van het rapport ten dui
delijkste blijkt, dat bij de ligchamen, die omtrent deze zaak
prae-advies hebben uitgebragtgroot verschil bestaat over de
wijze van uitvoering en het te kiezen plan voor do stichting
van een beurs- en waaggebouw. Men'heeft hier twee plannen.
Het eene wordt verworpen door de kamer van koophandel, het
andere door de commissie van bijstand voor de openbare wer
ken. Ook in de sectiën bestond dit verschil en de commissie
van rapporteurs, zegt spr., heeft in haar rapport ten duidelijk
ste bewezen, dat ook bij haar onzekerheid bestond, in hoever
door de vereeniging van beurs en waag in een gebouw aan be
staande behoeften op voldoende wijze zou kunnen worden vol
daan. Spr. acht dit geenszins een punt van ondergeschikt be
lang integendeel een punt van groote beteekenis. Bij hem be
staat geene voldoende zekerheid of bij de voorgestelde vereeni
ging van beurs en waaggenoegzaam licht zal worden bekomen.
Hij heeft behoort en behoort nog tot degenendie
voldoende zekerheid wenschen te hebbendat ook de waag de
noodjge geschiktheid zal hebben voor den handel, dien men
daarin zal drijven. Ook de hoogte der voor de waag bestemde
benedenruimte van bet te stichten gebouw, bij het plan van
den directeurvoorgesteld op 3' 2 metergeeft hem tot twijfel
aanleiding, of de lokaliteit voor waag de noodige geschiktheid
zal aanbieden. Wanneer spr. van nabij ziet, waartoe hij zeker
de beste gelegenheid heeft, de groote beweging, die opiederen
marktdag onder de luifels der waag iswanneer hij zietdie
groote massa belangstellendendie wenschen te zien waar hun
boter blijft en tegen welken prjjs zij wordt verkocht en hij zich
dan voorstelt, dat bij die omstandigheden de boterhandel zal
moeten worden gedreven in eene kelder- of liever gezegd bene
denverdieping van 3 t/a meter hoogtedan rijst bij hem twijfel,
of de voorgestelde boterwaag casu quo wel aan billijke eischen
van den handel zou voldoen. Is erzegt spr.werkelijk be
hoefte aan eene verbeterde boterwaagdan zal men veel boter
doendaarvoor een afzonderlijk gebouw te stichteneene over
dekte marktplaats, die behalve de noodige ruimte ook de andere
noodige geschiktheden voor den boterhandel heeft. Ik weet wel,
zegt spr.tegen deze redenering zal men aanvoerendat men
dan genoodzaakt zal worden twee gebouwen te stichtenmaar,
merkt hij op, de waag zal ruimschoots rente opbrengen do kosten
zullen genoegzaam worden gecompenseerd. Het denkbeeld echter,
om door vereeniging van beurs en waagde kosten van beide
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Juhj 1877.
73
inrigtingen voor een groot deel door heffing van waaggeld te
dekken komt spr. voor geheel in strijd te zijn met de bepa
lingen der gemeentewet. Men behoort dat waaggeld niet hoo-
ger op to voeren dan noodig is tot bestrijding der kosten vau
de waaginrigting zelve.
De gevoerde discussiezegt hijheeft reeds kunnen aantoo-
nendat het aangoboden plan niet genoegzaam is voorbereid.
Er is niet aangetoonddat door de stichting ter plaatse van
hot voorgestelde gebouween waag en beurs zal worden ver
kregen voldoende aan al die eischenwelke de handel in bil
lijkheid kan vorderen. De commissie van rapporteurs heeft
daarvan hot duidelijkste bewijs geleverd, daar, waar zij voor
stelt, om de hoogte der waag verdieping van 3'/2 op 5 meter te
brengen en de afrekenkamerljes te maken aan den noordwest
kant der waag. Volgens sprs. meening is de zaak^ voor afdoe
ning niet genoegzaam voorbereid en waar de commissie in weer
wil der gerezen bedenkingen tegen het ingediende ontwerp voor
stelt om met te niet doening van het in 1872 genomen besluit,
tot stichting eener handelsbeurs op het terrein der Oude Vee
markt te besluitentot stichting van een beurs-waaggebouw op
hot terrein van den afgegraven Wirdumerpoortsdwingerom
daarna aan den directeur der gemeentewerken op te dragen
het bewerken van een nieuw gewijzigd ontwerpdaar had spr.
eerder verwacht en liever gewenscht dat zij zou hebben voor
gesteld de beslissing op het voorstel van burgemeester en wet
houders aan te houden en hun collegia uit te noodigen aller
eerst nog zoodanig gewijzigd ontwerp in gereedheid te doen
brengen en aan 's raads oordeel te onderwerpenopdat deze
alvorens een vroeger besluit in te trekkenvooraf voldoende
zekerheid erlange, dat op het voorgestelde terrein een gebouw-
kan worden gesticht, dat èn voor waag én voor beurs de noo
dige geschiktheid heeft. Blijkt dit het geval te zijn, dan, zegt
spr.is de zaak op een standpuntdat daaraan dadelijk uit
voering kan worden gegeven. Hij heeft het wcnschelijk geacht
en acht zulks nog, flat in zaken als de onderwerpelijke zoo
danige préparatoire maatregelen worden genomendat aan het
te nemen besluit dadelijk uitvoering kan worden gegeven.
Eindelijk wenscht hij nog de verklaring af te leggendat hij
allerminst de stichting eener beurs wil tegenwerken of vertra
gen. Integendeel, niemand in dezen raad kan meer dan hij
verlangen en gezind zijn den handel in 't bezit eener beurs te
stellen" en zoo goed als ieder ander is hij gestemd om tot be
koming van een ander, beter locaal mede te werken, echter
niet dan onder bepaalde voorwaarde, dat genoegzaam is aan
getoond, dat werkelijk een boter, aan de eischen van den han
del voldoend locaal zal tot stand komen.
meewerken tot eene betere inrigting. Maarzegt hij dit is
niet het geval. .Sedert 1870 is de markt stationair gebleven
zooals kan blijken uit eonen in zijn bezit zijnden Btaat. Vol
gens dien staat toch werden aangevoerd
to I,eeuwarden
te Sneek
in
boter.
1,880,963 K.(i. boter.
kaas.
885,632
kaas.
boter.
1,715,820
boter.
kaas.
915,622 -
kaas.
boter.
1,759,080
boter.
kaas.
864,301
kaas.
boter.
1,769,060
boter.
kaas.
881,473
kaas.
boter.
1,773,260
boter.
kaas.
1,049,090
kaas.
boter.
1,877,540
boter.
kaas.
836,785
kaas.
boter.
1,784,100
boter.
kaas.
8S8.985
kaas.
kenmerkte
zich door oenen ruimeren
72,529
1871 2,008,160
82,052
1872 1,775,590
83,163
1873 2,047,870
83,180
1874 2,556,240
93,698
1875 2,028,730
73.821
1876 1,970,000
- 79,282
Alleen het jaar 1874
aanvoer, zoowel hier als te Sneek. Sedert heelt op heide plaat-
sen wederom een gelijken aanvoer plaats gehad. De oorzaak
van het niet aanwinnen van den aanvoer meent spr. te moeten
zoeken in het in het leven roepen van zoovele botermarkten
ten platten lande, markten die vroeger niet bestonden.
Spr. zal verder tegen het voorstel stemmenomdatnaar zijne
bescheiden meening, de voorgestelde plek grond voor de stich
ting eener waag ongeschikter is, dan die, waarop het tegen
woordig waaggebouw Btaat. Den ganschen dag toch zal de zui
derzon hare koesterende stralen op den hoofdingang van het
voorgestelde gebouw werpen en de daardoor te ontstane warmte
zal niet zonder grooten invloed op de vastheid der boter zjjn.
De tegenwoordige waag daarentegen heeft door hare noordelijke
ligging weinig van de zon te verduren. Ook de meerdere werk
zaamheden die in opzigt tot het lossen en laden der boter uit
en in de schepen en de waaguit de verplaatsing zullen voort-
vloeijen noopt hem tegen te stemmen. Het gevolg zal worden
dat do boter veel langer, dan thans het geval isaan do warmte
blootgesteld moet worden.
Het verval der kaasmarkt wil spr. stilzwijgend voorbijgaan.
Alleen wil hij opmerken, dat de niet vermeerderde aanvoer
van dat artikel, volgens door hem bekomen vertrouwbare in
formation moet worden toegeschreven aan den meerderen ver
koop van kaas aan kleine handelaren ten huizo van de boeren
zelve.
Eindelijk meent spr. tegen het voorstel te moeten stemmen
met het oog op de finantiën. De duurte van het bouwterrein
De heer Hommes zegtdat onder degenendie zich over- de Te(0 inkomsten die en de grond en de bewoners van op dien
tuigd houden dat het daarstellen eener handelsbeurs tot de eer- j gron(i te stichten huizen der gemeente zullen kunnen renderen,
8te behoeften van Leeuwarden behoortook hij zich gerust
durft te scharen. In 1872 juichde hij van harte toe het toen
genomen besluit tot stichting van een beursgebouw op hot ter
rein der Oude Veemarkt. Het gevolg van dat besluit is bekend.
De van het doel afwijkende voorstellen van de kamer van koop
handel hebben den góeden uitslag tegengewerkt.
Thans geroepen om het besluit van 1872 te helpen vernieti
gen en de aangewezen plaats vau stichting te verwisselen tegen
een aangrenzend kostbaar perceel bouwgrond, wenscht spr. te
kennen te gevendat hij zich niet met die verwisseling kan
vereenigen. Hij zal stemmen tegen het voorstel van burge
meester en wethouders, ondersteund door de commissie van
rapporteurs uit de sectiën, overtuigd als hij niet is, dat de ver
eeniging van waag en beurs dringende behoefte is. De toestand
van het waaggebouwzegt spr.is soliedeen de ruimtevoor
zoover hij met eigen oogen op den 22 Junij j.l. heeft kunnen
zien, was zeer passend, ongeacht de groote hoeveelheid boter
op dien dag aangevoerd. Was de aanvoer van boter dor wijze
toegenomendat de boter niet was te plaatsengaarne zou spr.
maken het hem ten pligt0111 in het belang der gemeente tegen
te stemmen, vooral daar het Oude Vecmnrktterrein nog beschik-
i baar is. Dat terreinin 1872 met gejuich begroet als plaats
i voor do stichting van een beursgebouwzal door zoodanige
stichting geenszins de stad ontsieren. Integendeelde bewoners
der omliggende gebouwen zullen elk op zijne wijze eene con
currentie openenzeer in het voordcel en belang van elk hun
ner. Leven en vertier zal daardoor ter plaatse worden opgewekt.
Spr. herhaalt hethij heeft de zaak naar zijne krachten met
lust, ijver en terzijdestelling van alle veroordeel bezien en over
wogen', doch kan niet medewerken tot vernietiging van het
raadsbesluit van 1872. Hij blijft het in het belang der gemeento
I achten, dat op het Oude Veemarktterrein een flink en ropaal
beursgebouw worde gestichtzonder dat inet dat gebouw eene
waag worde vereenigd. Hij zal dus tegen het voorstel zijne
j stem uitbrengen.
De heer Wiorsma verklaart het woord te hebben gevraagd,
volstrekt niet om de beursquaesl ie in haar geheel te bezien en