I ■■i aEJBJffid—'IMu jwA— 76 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Julij 1877. men voor een beursgebouw van p. m. 400 centiare op de Wor telhaven reeds niet minder dan p. m. /"51,000 alleen voor den grond hebben moeten besteden. Waar die som in 1864 ware te betalen geweest, zou men thans stellig de helft meer heb ben moeten uitgeven. En dit, om terrein voor eene beurs te bekomen van eene oppervlakte van slechts 400 centiare. Thans evenwel zal men voor een vereenigd beurs- en waaggebouw eene oppervlakte bekomen van 1600 centiare, dus het viervoud van vroeger. En de waarde van den grond? Spr. heeft dien nog niet hooger dan op 60,000 hooren stellen. Maar al voegt men er 10ja 20 mille bijdan zal de grond aan de gemeente betrekkelijk nog belangt ijk minder kosten dan in 1864 en vroeger het geval zou zijn geweest. Spr. wenscht den heer Hommes te hebben gevraagd, of deze cijfers zjjn te weerspreken? Hij zal dit on mogelijk kunnen doenmaar dan vervalt ook geheel hot be zwaar, geput uit de beweerde betrekkelijke duurte van het terrein. Het denkbeeld is geopperdvervolgt spr.ombij stichting van het beurs- en waaggebouw op den afgegraven Wirdumer- poortsdwingerhet terrein van de oude veemarkt te verkoopen. Spr. zou dit in ieder geval ten zeerste moeten ontraden. Zoo rijk is Leeuwarden niet aan pleinenom het grootste er van voor bouwterrein te verkoopen. Z. i. zou daardoor niet alleen aan den welstand worden te kort gedaanmaar men zou tevens geheel in strijd handelen met de eischen der hygiène. Deze toch leertdat de volksgezondheid zeer door het aanwezig zijn van ruime opene pleinen wordt bevorderd. Afgescheiden een- ter van dit punt wenscht spr. nog de vraag te doenof niet. iedere plek grondgeschikt voor de stichting eener beurs, veel geld zal kosten? Altijd zal eene belangrijke uitgaaf moeten geschieden tot bekomiug van den noodigen grond, tenzij men een 8e wonder denkt in 't leven te kunnen roepenen, evenals de hangende tuinen van Semiramiseen hangende beurs meent te kunnen stichten. I)e beurszaak heeft echter reeds te veel jaren in hangenden toestand verkeerdom haar niet eindelijk een goeden vasten grond te mogen verzekeren. Do heer Hommeszegt spr.heeft ook argumenten aange voerd waarom z. i. de waag en beurs niet met elkander moe- ton vereenigd worden. Dat lid heeft inderdaad een zeer ge trouwe statistiek geleverd van den aanvoer ter waag. Hij heeft aangetoonddat de kaasmarkt alhier niet is toegenomen en de boterhandel vrij stationair is gebleventerwijl hij verder de naar spr. meening, geenszins onjuiste oorzaken voor den niet vermeerderden aanvoer heeft aangewezen. Spr. meent echter uit die argumenten tot eene geheel andere conclusie te moeten komen als dat geachte lid. De aanvoer ter waag is bij de bestaande gebrekkige gelegenheid niet grooter geworden. Welnu, zegt spr., verbeter die gelegenheid en tracht daardoor vooruit te komen. Hij gelooft, dat het niet is te weerspreken, dat do handelaren zich dadr het liefst bewegenwaar de geschiktste gelegenheid voor handeldrijven is en minder geschikte plaatsen zooveel mogelijk zullen ontwijken. Dezelfde spr. heeft mede een ver haal gegeven van de verplaatsing der veemarkt in 1872, om daaruit mede een argument te putten tot bestrijding der aan hangige voorstellen. Hij heeft het doen voorkomenalsof in 1872 het terrein der oude veemarkt voor de beursstichting was aangewezenom de verplaatsing der veemarkt naar het nieuwe terrein cenigzius goed te maken. Deze voorstelling der zaak is echter niet geheel juist. Men heeft het oude veemarkt-ter rein met voor de beursstichting aangewezenom toch eenige vergoeding te hebben voor de groote kosten der verplaatsing van de veemarkt. De hoofd-, zoo niet de eenige reden, die bij vele leden heeft gegolden, was deze, om aan de omwonenden der oude veemarkt eenige vergoeding te schenken voor het ge mis dier inrigting. Spr. vleit zich de bezwaren thans voldoende te hebben weerlegd en vooral ook de door den heer Hommes geopperde geldkwestie zoo danig tc hebben toegelicht, dat deze althans door geen der leden meer als argument tot bestrijding der voorstellen zal worden aangevoerd. De lieer do la Fa ill 0 had gehoopt gelegenheid te zullen hebbenzijne stem vóór de aangeboden voorstellen uit te kun nen brengen. Ambtsbezigheden laten hom echter dit niet toe. Hij moet de vergadering verlatendoch wenscht dit niet te doen, dan na alvorens de verklaring te hebben afgelegd, dat hij gaarne zou medewerken tot aanneming van het onderwerpelijk voorstel. De heer Plcliltoiiga zegtdatmoge de door den heer Du- parc laatstelijk uitgesproken weusch bij andere leden vervuld kunnen wordenbij hein is dit niet het geval. Bij spr. weegt de geldkwestie nog altijd zóó zwaar, dat hij niet voor het voor stel kan stemmen. Spr. is nooit een groot voorstander van ecu handelsbeurs hier ter stede geweest. In zijn oog is Leeuwar den, om het zoo te noemen, een groot grossierderij in détailarti kelen voor de provincie en niet speciaal een stad voor beurs handel. Was dit laatste het gevaldan had men een dagelijk- sche beurs noodig en niet een bours alléén voor den marktdag en ook dan had men de behoefte aan een beurs wel zoo diep gevoeld, dat men voor jaren reeds er een zou hebben gesticht. ioen spr. de eer had lid van deze vergadering te worden, had hij zich voorgenomen het besluit van 1872 te helpen uitvoeren, maar tegen elke uitbreiding van dat plan te wezen. Om de gebreken van de tegenwoordige waag zoude hij echter geneigd wezen het tegenwoordige plan te ondersteunenmaar de groote hnaDtiële bezwaren weerhouden hem daarvan, wijl bij geen moed heeft zulke groote lasten op de ingezeten te leggen. Ofschoon de heer Jongsma sprak van 1 W2 ton gouds, zullen naar zijne meening de kosten wel 21/2 ton bedragen, de waarde van het terrein enz. er onder begrepen. E11 ofschoon er een gedeelte der renten van dat kapitaal wel als regten en loonen in de gemeentekas vloeit, het grootste gedeelte zal toch wel uit de inkomst en belasting moeten worden gevonden. Alleen de neringdoende- en handelsstand zullen van de indirecte voor deden die de beurs moge afwerpenprofiterenmaar de amb tenaars en renteniers genieten daarvan niets. Spr. wijst er op, dat in de naaste toekomst de gemeente ook zal hebben te voor zien in de kosten van een gymnasiumeen ziekenhuis voor besmettelijke ziektenwaarschijnlijk een armhuis en mogelijk een ambachtsschool. De tegenwoordige percentage van 3»/2 70 is middelmatig te noemenbij belangrijke verhooging zoude" er onder de laatsten wel kunnen zijndie het genoegen om in Leeuwarden te wonen, te duur betaald rekenen. Spr. is in vele opzigten zeer met eene inkomsten-belasting in genomen, maar wanneer uit het laatste kohier blijkt, dat de 20 hoogstaangeslagenen ongeveer een zesde gedeelte van die geheele belasting betalen, dient men daar toch ook rekening mede te houden. Vooral om financiële bezwaren is spr. tegen de gedane voorstellen. De heer do With verklaart het woord te hebben gevraagd om te kennen te gevenwaarom hij het voorstel van burge meester en wethouders niet wenschelijk, ja niet aannemelijk acht. Niet wenschelijk komt het hem voor om de ligging van het voorgestelde terrein, en onaannemelijk om het finantieel bezwaar aan de stichting verbonden. Bij de omstandigheid, dat een ander terrein^ voor de beursstichting is aangewezen en door den raad beschikbaar gesteldeen terreinwaarvan de onmogelijkheid tot stichting geenszins is gebleken, wenscht hij met het beste fraaiste terrein bij den ingang van de stad voor een beurs- en waaggebouw, dat slechts enkele uren van de week zal zijn geopend, te hebben opgeofferd. Daarenboven z;et hij ook geenszins in, de noodzakelijkheid voor de verbinding der beurs met waag. Hij meent dat de waag, des noodig, op een anderdoelmatiger terrein zou zijn te plaatsen en dat dit beter zou zijn dan haar aan de beurs te verbinden, waaruit later welligt moeij el ijk heden zouden geboren worden. Daarbij Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 12 Julij 1877. 77 is spr. van meeningdat het terrein van den voormaligen Wir- dumerpoortsdwinger niet voor de stichtiug van een beursgebouw dienstbaar gemaakt moet worden. Hij neemt in aanmerking, dat bedoeld terrein bij publieken verkoop welligt 60 mille zou opbrengen, zulks in tegenstelling van het terrein der oude veemarkt, hetwelk spr. voor publieken verkoop geheel ongeschikt acht. Bij stichting van het beursgebouw op de oude veemarkt zal der gem. niet alleen het geldelijk verlies worden bespaard,anders voortvloei- jende uit verlies van het bouwterrein van den Wirdumerpoorts- dwinger, maar zij zal tevens niet in allen deele die groote kosten behoeven te maken, benoodigd om het bedoelde gebouw op laatstgenoemd terrein, als aan den hoofdingang der stad ge legen een flink uiterlijk aanzien te geven. Spr. acht het in liet belang der gemeente dat in casuuitvoering worde ge geven aan het besluit van Julij 1872, om een beursgebouw te stichten op het terrein der oude veemarkt. Aan dat terrein hecht hij voor particulieren geen waarde. De gemeente zou er echter door worden gebaat. Spr. verklaart zich daarom tegen het voorstel. De heer Brunger meent, dat zijn idee omtrent het door burgemeester en wethouders aangeboden voorstel en het ver slag van rapporteurs den leden te over bekend isdan dat hij dienaangaande in eene adstructie zou moeten treden, z. i. is door den laatsten spr. te veel gewezen op en te veel gewigt gehecht aan het finantieel bezwaar. Men tracht door te wijzen op het klimmend cijfer der uitgaven der gemeente de stichting van een gebouw voor beurs thans vereenigd met waagop de lange baan te schuiven of, zoo mogelijk, voor goed van de agenda te rojjeren. Het doet spr. leed dat er in deze vergade ring over den schuldenlast der gemeente moet worden uitge weidmaar wanneer hij nagaat, waaraan de gelden zijn be steed die men op schuld heeft opgenomendan moet hij erkennen dat die gelden nuttig zijn besteed. De schuldenlast der gemeente is in de laatste jaren wel ontzettend toegenomen, maar z. i. bestaat er reden om zich daarover te verblijden. Immers, waar men voor groote uitgaven, nog grootere waarde bekomt, daar bestaat reden voor tevredenheid en kunnen die uitgaven als goede, productieve uitgaven worden beschouwd. Men lette er op waarvoor de schulden zijn gemaakt en welk eene som is moeten worden uitgegeven voor de stichting van schoolgebouwende overname en uitbreiding der gasfabriek de verplaatsing der veemarkt, de demping van voor de gezond heid nadeelige grachtenvoor eene verbeterde bestratingvoor de reiniging, wier exploitatie naar hij meent, thans niet onbe langrijke winsten afwerpt enz. Het is zijn bepaald denkbeelddat waar de gemeente zorgt voor voldoend onderwijs, voor de gezondheid en verder voor de materiele welvaart harer ingezetenende uitgaven die zij ter zake doetgeenszins te duur zijn betaalden dat ieder gemeente zich gelukkig mag rekenen als zij hare uitgaven zoo besteedt als de gemeente Leeuwardenditmeent hij, staat als een paal boven water. Spr. zal dus geenszins aarzelen zijne stem vóór het voorstel uit te brengen. Den heer Jongsma, het geheele debat resumerende, komt het voordat men in dezen te doen heeft met de beantwoor ding van twee vragen en wel van deze 1. is de voorgestelde stichting noodig, en 2. kan de gemeente haar betalen. De beantwoording van vraag een, wil spr. als gelegenheid aangrijpen, om iets op te merken betreffende het door den heer Hommes in opzigt tot do waag aangevoerde. Spr. is op 22 Junij niet onder do waag geweest. Nu is het niet onmogelijk, dat er zich op dien 22 Junij andere verschijnselen voordeden, dan ander-marktdagenmaar spr. moet verklaren dat hij tel kenswanneer hij zich daar bevond., heeft gezien, dat er, ja wel boter was te plaatsenmaar niet onder de waagwel onder de luifels, waar het product bij regenachtig weder nat en onoogelijk en bij eenige warmte week en in qualiteit min der wordt. Kaaszoo is beweerdzegt spr.komt er niet meer. Deze wordt door kleine handelaren aan de huizen der boeren opge kocht. Is dat feit geconstateerdwel nudan is de raad ver- pligt te zorgen, dat die kaas nier komt en dat kan hij doen door te zorgendat de marktgelegenheid wordt veroeterd. Want juist de slechte marktgelegenheid is oorzaakdat de kaas wegblijft. Vraag een zal dus met het oog hierop toestemmend moeten beantwoord worden. In hoever een beursgebouw noodig ishieromtrent kan spr. geen bepaald antwoord geven. Men kan niet in de toekomst zien. Echter wil hij den leden in herinnering brengen, 1. hoe het met den spoorweg LeeuwardenHarlingen is gegaan. Mcn- schen, die voor verstandig werden gehouden en menschen die dit ook werkelijk warenzagen de toekomst van dien weg duister iner zouden huns inziens niet genoegzaam passagiers zijn en wat is gebleken Somwijlen was er gebrek aan wag gons wel een duidelijk bewijsdat men had mis gezien. 2. Hoe het met de veemarkt is gegaanvelen zeidendie markt is veel te groot en wat is reeds geblekenniet dat die markt veel te klein is, maar dit, dat zjj veeltijds bijna bezet, enkele malen in het jaar geheel bezet is. Spr. komt zoodoende tot de conclusieleg wegen aan en leg ze goed aanen de passage zal vermeerderenverschaf marktgelegenheid en er zullen marktbezoekerskoopers en verkoopers komensticht een beurs en er zullen bezoekers zijn. Wat de 2e vraag aangaat, of de gemeente, de voorgestelde stichting zal kunnen betalenhieromtrent geeft spr. te kennen dat het jammer is, dat men niet meer in den tijd der feëen leeft, want zegt hij had eene feëe de goedheid, om in een nacht een prachtigbeursgebouw in deze gemeente tc stichtenmen zou er ten hoogste meo ingenomen en dankbaar voor zijn. Ook zou hij wel willen, dat er in deze gemeente een tweede hertog van Brunswijk wasdie zijne geheele nalatenschapwaarvoor wel meer dan 100 prachtige beurzen konden gesticht worden aan de gemeente vermaakte. Vraagt men echter bepaald of de stad Leeuwarden de in dezen bedoelde kosten thans kan betalen, dan meent spr. als zijne meening te moeten uitendat hare draagkracht nog al groot is: dat juist de oorzaken van die draag kracht, maatregelen van 't gemeentebestuur vorderen als de voorgestelde. Hij heeft daaromtrent niet zulke pessimistische beschouwingen, als sommige leden blijken te hebben. Hij heeft daarbij ook het oog op het V-,dat de gemeente van de perso nele belasting spoedig zal ten goede komenvan de personele belasting van de talrijke nieuw aangebouwde perceelen. Hij acht de draagkrachtdie zich in de laatste tijden in Leeuwar den ontwikkelt en door de voorgestelde stichting nog meer ont wikkelen zalmeer stevig en meer te vertrouwendan de draagkracht van plaatsen als Arnhem onz.waar rijke Indianen zich neer zetten 0111 hun geld te verteeren. Den heer Duparc niet willende volgen in diens gemaakte be rekening, waarbij de gemeente in vergelijk met vroeger, nog winst zou behalen, gelooft hij toch dat het voorgestelde terrein van den afgegraven Wirdumerpoortsdwinger voor de stichtiug van een beurs-waaggebouw behoort te worden aangewezen. 1) heer Suringar wenscht te verklarendat het voorstel van burgemeester en wethouders, toen het tot hem kwam in den eersten opslag een gunstigen indruk op hem heeft gemaakt. De verecniging van beurs on waag kwam hem voor eene kloeke gedachte te zijn. Bij de behandeling daarvan in de sectic, waarvan hij deel uitmaakte, deinsde hij echter terug voor do tegen het voorstel geopperde en inderdaad niet denkbeeldige bezwaren, llij schaarde zich dan ook aan de zijde dergenen die het voorstel niet aannemelijk achtteden. De totale indruk echter, die hij ontving van het verdienste-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1877 | | pagina 5