sa» 84 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 20 Julij 1877. gen persoon, om zich voorshands te belasten met het onder wijs in de Hebreeuwsche taal d. het onderwijs in de gymnastiek voorloopig te doen geven in de gemeentelijke gymnastiekschooldoor de aan die iurig- ting verbonden onderwijzers; e. te benoemen een concierge belast met de zorg voor de lokalen enz.op eene jaarwedde van 500 boven het genot van vrije woningvuur en licht. V. als jaarlijksche tractementen vast te stellen: a. voor den leeraar, die aan 't hoofd van het gymnasium zal worden geplaatst, met den titel van rector 8500.ƒ3500. b. voor den conrector 2800.2800. voor drie praeceptoren in de oude ta- 6000 a - 7500.— 6000.- 2000.- 2000.- 300.- 500- 7500.— 2500.— ,2500.— 300.— 500.— len en verwante vakken van ƒ2000.tot f 2500.— d. voor drie leeraars in de nieuwe ta len geschiedenis en aardrijkskunde van 2000.— tot ƒ2500.— e. voor den leeraar in de wiskunde van ƒ2000.— tot ƒ2500.— voor den leeraar in de natuur- en schei-dier- en plantkunde 2000.tot 2500.— g. voor den leeraar in de Hebreeuwsche taal h. voor den leeraar in de gymnastiek VI. het gebouw, staande in de Doclestraat, thans nog in gebruik als gemeenteschool no. 2beschikbaar te stellen voor gymnasium VII. als tegemoetkoming in de kosten van het gymnasium van ieder leerling als schoolgeld te heffente weten a. in de twee laagste klassen per jaar f 50. b. in de 3e en 4e klasse 60. c. in de 5e en 6e klasse 80.— VIII. burgemeester en wethouders uit te noodïgenter uit voering dezer besluiten a. bij de Hooge regering aanvrage te doen om als voorloo- pige maatregel ten behoeve van het onderwijs in de natuurwe tenschappen gebruik te mogen maken van de lokalen en werk tuigen der rijks hoogere burgerschoolmet verzoek de ver- eischte magtiging te wil len verstrekken aan de daarvoor gene gen leeraars dier inrigting om zich tijdelijk met het onderwijs in die vakken aan de leerlingen van het gymnasium te belasten b. eveneens bij de Hooge regering aanvrage te doen om eene rijkssubsidie in verhouding tot het belangrijk offer dat de ge meente zich ter zake de oprigting van het gymnasium zal moe ten getroosten; c. sollicitanten op te roepen voor de leeraars-betrekkingen sub V zoover de vervulling daarvan terstond wordt yereischt d. al hetgeen verder, als uitvloeisel van dit besluit zal noo- dig zijnvoor te bereiden en met vereischten spoed daaromtrent de noodige voorstellen den raad aan te bieden. De algemeene beraadslagingen over dit voorstel geopend zijnde, geeft de heer Dirks te kennen, dat hij het woord heeft ge vraagd niet om het voorstel te verdedigenmaar om het te bestrijden. Hij is echter een voorstander van de hervorming der gymnasiaalthans geen bestrijder er vanofschoon hij be kennen moet, dat het zeer quaestieua is, of dc overbrenging der propaedeutische studiën bij de gymnasia goed zal werken. De propaedeutische studentenzegt spr.zullen nu immers ver laagd worden tot gewone schooljongens, terwijl het vroeger vrije studenten waren en de vrije studie tot' die van den school dwang. Hij wil echter die zaak in het midden laten. Spreker is in het algemeen een vriend van afdoenhetgeen hij nog onlangs heeft getoond bij de behandeling der gewigtige beursquaestie. Hier echter, bij de behandeling van het onderwerpelijk voorstel, acht hij de spreekwoorden van toepassinghaastige spoed is zelden goeden haast u langzaam. Den 12 Julij j.L toch werd de zaak voor het eerst bij den raad gebragt en thans, 26 Julij, wenscht men reeds tot de behandeling van- ja tot eene beslis- over het zoo gewigtige voorstel over te gaan. Daarbij I 81 komt nog, dat er verscheidene dagen na 12 Julij zijn verloo- pen vóór dat do leden een exemplaar van het gedrukte voor stel te huis ontvingen. Volgens spr. hoeft men geen genoeg- zamen tijd gehad om de zaak au fond te bestuderen, terwijl daarenboven de tijd die men had, zeker voor velen, althans voor spr., zeer ongeschikt voor studie was te noemen. Verge lijkt men bovendien de haastige spoed, die hier bij de oprig ting van een nieuw gymnasium wordt in acht genomen met hetgeen elders geschiedt, dan kan hii niet nalaten daartegen te waarschuwen. Hooggeplaatste personen, hoogst kundige be oefenaars der klassieke studiëncuratoren van gymnasiaheb ben spr. ernstig onlangs aangeraden hierin niet te haastig te werk te gaan. In Amsterdam en Rotterdam zeker en zoo hij meent ook in Leiden wil men de regeling bedaard afwachten en zoo niet de geheele 3 jaar, bij art. 114 der wet toegekend dan toch een goed gedeelte daarvan benuttigenvóór dat tot de vaststelling van een bepaald besluit ter zake wordr overge gaan. Enzegt spr.waarom wenscht men ditomdat de bo venbedoelde deskundigen (een voormalige rector van het gym nasium hier ter stede en iemand die thans aan het hoofd staat van meer als eene commissie van toezigt op het onderwijs in Rotterdam) zeggen en verklaren dat het den 27 April 1877 vast gestelde leerplan niet deugt en het te verwachten, ja zeker is, dat er van verschillende zijden adressen tot wijziging van dat leer plan zullen worden ja nu reeds zijn ingediend. Spr. voor zich wenscht niot te beoordeelen of bedoeld plan werkelijk niet deugt, hij acht zich daartoe onbevoegd, maar wil alleen op merken dat bedoelde adressen eerst ter sprake zullen komen bij de heropening van de Tweede kamer der staten-generaal en wel speciaal bij do behandeling van hoofdstuk V der staatsbe- grootingde regeling van het hooger onderwijsdaar waar er sprake is van het verleenen van subsidiewaartoe het rijk kanmaar niet verpligt is over te gaan. Gaat men heden overom hier ter stede reeds met 1 October a. s. de nieuwe regeling op het gymnasium toe te passendanzegt spr.zul len die adressen voor ons te laat komen en wanneer do keu- nisneming dier adressen er toe mogt leidenom het leerplan te wijzigendanzoo vervolgt hijzal men hier staan voor een fait accompli. Spr. weet weldat men hem zal antwoorden dat men hier niet kan wachtenzooals in AmsterdamRotter dam en Leidenomdatzoo als men zegthier nog een goed gymnasium moet worden geschapenhetgeen niet het geval is in genoemde plaatsenmaar hiertegen moet hij opmerken, dat, wanneer menden tegenwoordigen en den (volgens het ge meente-verslag over 1876) te verwachten toekomstigen toestand van het gymnasium nagaattegen dat wachten niet zulke over wegende bezwaren bestaan. In 1874 toch werd het gymnasium alhier slechts bezocht door 9 leerlingen en 3 toehoordersin 1875 door 10 leerlingen en 3 toehoorders, maar in 1876 door 15 leerlingen en 5 toehoorders. Spr. heeft ook in het gedrukte voorstel gelezendat in ver band met de waarschijnlijke opheffing der gymnasia te Sneek en Dockumhet geheel getal gymnasiasten in de provincie, thaii3 50 a 60, bij de invoering van een zesjarigen cursus van 60 tot 84 zal stijgenen dat een 50-tal leerlingen het gymnasi um alhier zou bezoeken. Spr. komt dat getal wel wat over dreven voor. Men wil het tegenwoordig klein getal leerlingen wijten aan den in den laatsten tijd onvoldoenden toestand van de gijmnasia en zegt dat die toestand minder gunstig op het bezoek heeft gewerkt. Spr. moet ten dezen evenwel opmerken dat het spreekwoord hier van toepassing isdat men moet roeijen met de riemen die men heeft. Wat het gijmnasium hier ter stede betreft, wil hij er verder nog op wijzen, dat de onvol doende toestand daarvangeheel in strijd is met hetgeen op pag. 156 van het onlangs ontvangen verslag van den toestand Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 Julij 1877. 85 der gemeente is geschreven. Daar toch leest hij „dat de toe stand van het gijmnasium voldoende was te noemen." Met het oog vooral op dit laatste wenscht hij in dezeu geen te grooten haast te maken en ziet hij er geen bezwaar inmet de voor gestelde regeling nog een kleine poos te wachten. Bij het voor stel zegt spr. is er op gewezendat de grooto behoefte aan doctoren in de klassieke letterenin de wis en natuurkunde in de geneeskunde en niot hot minst aan predikantenzonder twijfel van overwegenden invloed zal zijn op het getal leerlin gen der nieuwe gijmnasia. Dit kan hij in zeker opzigt wel toestemmen, doch, merkt hij op, daar staat ook wat andere tegen over. Spr. heeft voor zich eene missivegerigt aan de Protestantsche Christenen en Christinnen in Nederland en daarin wordt het feit geconstateerddat op het instituut tot opleiding van predikanten te Doetinohem 16 kweekeiingen zijn en 80 leer lingen in voorbereiding. Die 80 leerlingen, merkt spr. op, zijn juist dc aanstaande predikanten. Ook in Kampen is dergelijke inrigting. Hij gelooft daaromdat dc toevloed van leerlingen (bestemd om predikanten te worden,) alhier niet zoo groot zal zijn als men zich wel voorstelt. Wanneer men in Doctinchem zeer goedkoopja spr. meent zelfs in enkele gevallen voor niet kan studeren, dan heeft spr. niet zulk eene groote ver wachting omtrent het getal leerlingen der nieuwe gijmnasia. Dat, zegt spr. zijn mijne bezwaren wat het niet materiele ge deelte van het voorstel betreft. Thans wenscht hij nog iets te zeggen ten opzigte van het materiele gedeelte. Vooreerst mist spreker in de stukken iets wat hij daarin verwacht had. Spr. herinnert zich toch zeer goed het debat, dat eerst in de bouw commissie en later ook in den raad in 1869/70 is gehouden over den aankoop, van een brug bij de demping, van de sloot ach ter het huis, thans van den heer notaris Zeper, vroeger van den heer mr. B. Hopperus Iluma. Men kon toen die brug niet in eigendom bekomen, tenzij men den aan de andere zijde liggen- den tuin aankocht en dit, zegt spr., geschiedde. Men had het oog op dc toen reeds verwachte wet op het hooger onderwijs en kocht den tuin aanvooral ook om de eventuele gelegen heid te hebben om het bestaande gijmnasium uit te breiden. Ofschoon door spr. nog onlangs op dat punt is gewezen, vondt hjj in het door burgemeester en wethouders aangeboden voor stel met geen enkel woord iets vermelddat er eigenlijk voor de uitbreiding van het gijmnasium reeds vroeger eene plek is aangewezen en waarom men daarvan nu is afgestapt. Ilij zou dienaangaande wel gaarne eenige opheldering ontvangen. In het voorstel toch is alleen sprakeom de gemeenteschool no. 2 in do Doelestraat tijdelijk voor gijmnasium in gebruik te nemen; de locaiitoitdie men vroeger wenschto te reserveren voor eeno ambachtschool. Spr. is tegen het nemen van tijdelijke maatregelen, daar deze in den regel veel geld kosten. Is er een gebouw noodigzegt hij, sticht het dan, maar neem geen tij- dclijken maatregel in hulplokalen. Men wenscht een gebouw, zooveel mogelijk geplaatst in het centrum der gemeente, met minstens een tiental ruimenette lokalentuinopene plaats cn eene woning voor den conciergeaan wien daarenboven nog een weekgeld van 10 zal worden toegekend. Spr. komt dit een en ander echter wel wat luxerieus voor, welligt zal men het met de zes hulpiokalcn kunnen redden. Men moet, merkt hij op, bij een en ander het oog houden op de gemeente finantien. Het geldt hier een gewigtig besluiteene zaakdie op de be- grooting der gemeente van grooten invloed zal zijn. Alleen voor rente van het stichtingskapitaal cn onderhoudkosten toch zal casu quo eene uitgaaf worden vereischt van Hz ƒ3000 per aar. Dat zijn de renten van 60.000 kapitaal en dan nog jaarlijks 2 (100 voor het natuur en scheikundig laboratorium cn voor dc bibliotheek of 40,000 kapitaal. Te zamen een tonne i gouds alleen door leoning te verkrijgen. De geldelijke be- zwaren wegen echter niet zoo zeer bij spr., dat hij daarom alleen de aanneming van het gedane voorstel zal ontraden. Neen, hij wenscht nu alleen maar te voorkomen, dat er geene over haaste besluiten wordeii genomen. Burgemeester en wethouders, zegt spr. hebben op de aanne ming van hun voorstel aangedrongenvooral ookomdat zij vreezen dat, wanneer men niet dadelijk tot oprigting van een nieuw gijmnasium overgaat, en flinke tractementen uitlooft, geen knappe leeraren zullen zijn te verkrijgen. Spr. wil erken nen, dat ieder arbeider zijn geld waardig is, maar gelooft niet, dat men zich juist met het oog op de benoeming van leeraren behoeft te haasten. Die zullen z.i. over een jaar er niet krapper zijn dan thans De concurrentie is te gering. De leeraren zullen niet dadelijk ja zeggen op eene benoeming. Zij kunnen daarvoor te veel te keur gaaneven als thans reeds de theologen bij het groot aantal vacatures. En daarbijzegt spr.de beste paarden staan op stal. Is eens de benoeming ireschiedt, en eene wijziging van het leerplan wordt ingevoerd dan is het moeijelijk van de gedane zaak terug to komen. Verder wenscht spr. er nog op te wijzendat nog omtrent een punt geheele onzekerheid bestaat, n.l. of men een gedeelte van de te maken kosten van het rijk vergoed zal krijgen. Tegen omstreeks ƒ3000 jaarl. onzekere inkomsten zal eene jaarlijksche vaste uitgaaf komen te staan van ƒ33,100. De minister kan geen toezegging tot het verleenen van subsidie doen. Hij kan slechts eene som op de begrootiug van 1878 uittrekken en voordragen. Aanvraag om subsidie kan geschie den, maar spr. zou voor Leeuwarden willen afwachten, welk bedrag in eens zal worden uitgetrokkenhij weetdat het vaststellen van zulke sommen voor do staten generaal voor de eerste keer zeer moeijelijk is, omdat men wel weet het begin maar niet het einde van dergelijke subsidien. Ook ten opzigte van de andere meer ondergeschikte punten bestaat volgens spr. onzekerheid, b.v. ten opzigte van het ge bruik maken ten behoeve van het onderwijs in de natuurwe tenschappen van de lokalen cn werktuigen der rijks hoogere burgerschool en ten opzigte der magtiging aan de leeraren dier inrigting, om zich tijdelijk met het onderwijs in sommige vak ken aan het gijmnasium te belasten. In punt VIII der conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders is onder letter lt vermeld dc uitnoodiging aan burgemeester en wethouders tot het doen ecner aauvrage om subsidiedus het finantieelc punt. Dat punt -wenscht spr. niot zoo op den achtergrond gesteldmaar als punt a vermeld te hebben. Verder meent hij, dat alsnog vele andere zaken vooraf zullen moeten geregeld worden. Een en ander noopt hem ten slotte, om in overweging ie geven, den termijn, in het overi gens zoo uitnemend gesteld voorstel van burgemeester en wet houders, waarvoor hij niet kan nalaten zijnen dank te betuigen, bepaald op 1 October 1877 te verlengen ca vast te stellen op 1 September 1878. Danzegt spr.zal de nieuwe regeling met een nieuweu cursus zamonvallen. Wanneer men daarentegen do regeling reeds met 1 October a. s. in werking wil brengen dan zullen, zegt spr., daar dc cursus met Augustus eindigt, öf dc gymnasiasten ledig loopen of men zal beginnen met leeraars die liet zwaard boven het hoofd hangt, liet vaststellen van den termijn voor de invoering van het nieuwe gymnasium op 1 September 1S78 heeft z i. dit voor: 1. men zal dan wetenschap dragen omtrent de wijziging van het leerplan of van de voorstellen daartoe ingekomen 2. men zal een gebouw in gereedheid kunnen hebben 3. er zal antwoord zijn bekomen op do aanvraag tot het bekomen van subsidietot hot gebruik maken van lokalen en instrumenten der rijks hoogere burgerschool, tot het erlangen van magtiging om aan leeraren dier inrigting het onderwijs in sommige vakken aan het gijmnasium op te dragen, en 4. men zal bedaard eene keuze kunnen doen uit de zich voor de verschillende betrekkingen aangemeld hebbende sollicitanten. Spr. verklaart zich volstrekt niet tegen het plan tot uitbreiding van het gijmnasium, maar wenscht op die zaak

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1877 | | pagina 2