108 Verslag der handelingen van den gemeenten
der8 het voornemen bestaatomin verband daarmedeeen
voorstel te doen tot wijziging der verordening voor het gymna
sium, daar artt. 14 en 18 dier verordening toch bepalingen be
helzen die met de tijdelijke regeling van het gymnasium on-
vereenigbaar zijn. Art. 14 zegt hijis immers luidende „Geen
„leerling wordt tot het gymnasium toegelaten, dan van wien
„het bij voorafgegaan examen gebleken is, dat hij wol bedre
den is in het lezen en schrijven en voldoende kennis bezit van
„de gronden der wiskunde en van de NederlandscheFransche
„en Hoogduitsche talenzoomede van de geschiedenis en aard
rijkskunde terwijl art. 18 bepaalt: „dat het onderwijs in dier
„voege wordt gegeven, dat het gymnasium in vier jaren kan
„worden doorloopen."
Beide artikelen dienen volgens het oordeel van burgemeester
en wethouders te vervallen en kunnen dit ook gerustomdat
door de nieuwe wet op het hooger onderwijs en het koninklijk
besluit tot uitvoering daarvan een leerplan voor de gymnasia
is vastgesteld en eene plaatselijke verordening te dien opzigte,
dus niet meer als noodzakelijk is te beschouwen.
Hierna worden de algomeene beraadslagingen over het voor
stel van heeren curatoren geopend.
De heer Dn pare zegt ongaarne te willen napleiten. Hij ge
looft echterdat de thans door curatoren voorgestelde maatre
gel het beste bewijs is voor de deugdelijkheid der onlangs ge
dane doch bij meerderheid van stemmen verworpen voorstellen
tot reorganisatie van het gymnasium. Nu reeds zit men verle
gen. In weerwil van de halfslachtigheid der tegenwoordige re
geling telt het gymnasium thans zoovele leerlingenals in geen
jaren het geval is geweest. Dit had men niet verwachtdoch
vele ouders schijnen het oog reeds te hebben gehad op do re
organisatie die nu zekerlijk toch binnen een jaar zal tot stand
komen. Daar hot niet wel kon opgaanop het eens door den
raad genomen besluit terug te komen, gelooft spr. dat curato
ren in de gegeven omstandigheden niet anders en beters kon
den doen dan in te dienen de thans aan de orde zijnde
voorstellen. Men moet roeijen met de riemen die men heeft
en daarom wenscht spr. ook met beide handen die voorstellen
aan te grijpen. In de aanneming daarvan ziet hij het eenige
middel om het gymnasium tegen zoogenaamd ^verloopen" te be
hoeden. Ook kan spr. zich zeer goed vereenigen met de door
den voorzitternamens burgemeester en wethoudersgemaakte
opmerking, om, bij aanneming der door curatoren voorgestelde
puntende verordening voor het gymnasium te wijzigen. Daar
door toch zal de in het leven geroepen min of meer onwettige
toestand worden geregulariseerd. Immers de toelating door cu
ratoren van leerlingen op het gymnasium, die niet geheel aan
de gestelde eischen konden voldoenterwijl hun in de gevormde
voorbereidingsklasse een onderwijs wordt gegevendat zoo goed
als hetzelfde is als voor de eigenlijk eerste klasse is bestemd,
is eene afwijking der bestaande verordening.
Behalve ae wijzigingen, door burgemeester en wethouders be
doeld dient er echter nog eene wijziging plaats te hebben.
Art. 8 der verordening luidt„Het onderwijs wordt gegeven
„door twee leerareneen rector en een conrectorbelast met
„het onderwijs in de oude talen en aanverwante vakkendoor
„een leeraar in de wiskunde en een of meer leeraren voor de
„levende talen. Het onderwijs in de Nederlandsche taal- en
„letterkunde kan door curatoren aan een der leeraren in de oude
talen worden opgedragen.
Ten aanzien van de benoeming van leeraren in de levende
talen is men, zegt spr., geheel vrijniet echter wat betreft die,
belast met het onderwijs in de oude talen en aanverwante vak
ken. De verordening spreekt alleen van een rector en een con
rector. Curatoren hebben nu echter voorgesteld ook een prte-
ceptor, zij 'took tijdelijk, aan te stellen; in verband daarmede
acht spr. het noodigom ook art. 8 te wijzigen en aan den raad
de bevoegdheid te geven om tijdelijk meer leeraren aan te stellen.
id te Leeuwardenvan den 27 September 1877.
Uit het antwoord, door curatoren gegeven op de nader door
B. en W. tot hen gerigte vragen meent spr. te mogen afleiden
dat curatoren de voorgestelde regeling slechts als van zeer kor
ten duur beschouwen, daar zij de benoeming vau den prteceptor
telkens voor zoover noodig slechts voor een tijdvak van 3 maan
den wensohen te doen plaats hebben. Spr. acht dien termijn wel
wat klein. Hij gelooft, dat men bij vaststelling van dat tijdvak
voor de bedoelde betrekking weinig goede candidaten zal erlan
gen. Z. i. zal, vóór de reorganisatie van het gymnasium over
eenkomstig de wet wordt ingevoerd, omstreeks i jaar verloopen,
en daarom zou hij den aan te stellen prmceptor ook ten min
stens voor een jaar of liever voor den thans loopenden cursus willen
hebben benoemd. Welk doctor of zelfs doctorandus in de lette
ren tochvraagt hij zal zich naar Leeuwarden willen begeven,
om daar slechts voor den tijd van drie maanden als prteceptor
aan het gymnasium te fungerenmet de kansom na dien tijd
weder naar huis te worden gezonden
Bovendien acht spr. de bezoldiging te laaggerekend naar
f 450 in drie maandenzou het bedrag worden f 1800 per jaar.
Dit is geene belooning meer in den tegenwoordigen tijd. Men
moet niet vergetendat tegenwoordig de waar duur is en aan
doctoren in de letteren vrij wat hooger bezoldiging dan de ge
noemde zal moeten worden toegekend.
Bij het onlangs niet goedgekeurde voorstel was dit ingezien
en f 2000 a ƒ2400 per jaar uitgetrokken. Althans het minimum
zou spr. thans hebben willen bepaald.
De heer Attema zegt dat, na hetgeen door den heer Du-
parc is gesprokenveel is vervallen wat ook hij wilde opmer
ken. Intusschen wil hjj een woord van waardeering en erken
ning uitspreken jegens heeren curatoren voor de poging om het
gymnasium geleidelijk van lieverlede te hervormon en te bren
gen in de voegen der nieuwe wet. Toch heeft hij tegen dit
voorstel, gelijk het daar ligt, een vormelijk bezwaar. Zijns
inziens moet voorafgaan wijziging van sommige artikelen der
verordeningbepaaldelijk van art. 8houdendedat het onder
wijs wordt gegeven door tivee leeraren, een rector en een con
rector belast met het onderwijs in de oude talenart 14de
eischen voor toelating stellendeis thans met de nieuwe wet
niet meer te rijmen of overeen te brengen.
Alzoo moet vóór de aanstelling van een praeceptorzij het
ook tijdelijken vóór de verandering der eischen van toelating,
wijziging der verordening plaats hebben. Wat het eerste be
treft moet de raad bevoegdheid erlangenom dat docerend
personeel tijdelijk te versterkenen wat het tweede aangaat
moeten die eischen veel lager worden gesteld, ja zullen waar
schijnlijk kunnen vervallen in de verordening, omdat zij in de
wet op het hooger onderwijs zijn opgenomen. Indien het col-
legie van dagelijksch bestuur voorstellen doet in den aangege
ven zinalvorens die van curatoren aan de orde te stellen
zal hijsprekerzoowel het eene als het andere ondersteunen.
De heer Duparc zegt, dat ook zijne bedoeling geen andere
is dan wijziging der verordening volgens de wet, niet om een
zoogenaamd kamer-besluit te nemen. Het besluit tot wijziging
der verordening zal aan den minister van binnenlandsche zaken
ter goedkeuring moeten worden ingezondenevenals in der tijd
met de verordening zelve is geschied.
Het 2e lid van art. 114 der nieuwe wet op het hooger
onderwijs is hier geheel van toepassing. Daarbij is be
paald datzoolang binnen den bij de wet toegekenden ter
mijn voor de invoering der reorganisatie een bestaande
latnnsche school of gymnasium in wezen blijftwat betreft het
onderwijzend personeel, de vakken, waarin onderwijs wordt
gegeven, en de inrigting, de bepalingen gelden van het organiek
besluit van 2 Augustus 1815 en die tot wijziging of aanvulling
daarvan vastgesteld. Wij leven, zegt spr., ten aanzien van ons
gymnasium dus nog onder het organiek besluit van 1815. Geen
wijziging is mogelijk, dan met in achtneming van den bepaal
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 27 September 1877.
109
den vorm. Spr. wil erkennen, dat er, vóór de wijziging de noo-
digo sanctie zal hebben verkregen, eenige tijd zal verloopen,
doch hij gelooft, dat, iudien er bij de regering op spoedige
goedkeuring wordt aangedrongendeze weldra zal volgen. In
middels zou men het noodige voor de uitvoering kunnen voor
bereiden.
De heer Dirks wenscht evenmin na te pleiten als de heer
Duparc dat wil. Hij wenscht die spr. echter eene kleine opmer
king te maken omtrent zijne appodictische gezegden. De heer
Duparc, zegt spr. is begonnen te zeggen, dat het thans in be
handeling zijnde voorstel van curatoren het beste bewijs is voor
de deugdelijkheid der onlangs gedane doch verworpen voorstellen
tot reorganisatie van het gymnasium, 't Zij spr. veroorloofd hier
tegen op te merkendat zij die tot bedoelde verwerping hebben
medegewerkt, niet hebben bestreden de reorganisatie van het
gymnasiumdie bij de wet is voorgeschrevenmaar dat zij
slechts dit beoogden om die reorganisatie niet reeds op dit oogen-
blikniet reeds met 1 October 1877 in het leven te roepen. Spr.
gelooft dat de verwerpende doch triomphante partij van onlangs
door hunne verwerping het collegievan dagelijksch bestuur
zelfs eene groote dienst hebben bewezen. Wat toch is gebeurd?
Hier vraagt spr. wij zijn van ministerie veranderd. Een nieuwe
burgemeester is opgetreden. Men zouom de reorganisatie
reeds met 1 October 1877 in het leven te roepen, op groote
moeielijkheden zija gestuit. Immers, uit de in deze vergade
ring ter tafel gebragte missive van curatoren blijkt reeds, hoe
moeijelijk het isom een geschikt en genegen kandidaat te vin
den voor de betrekking van praeceptor. Hieruit kan genoeg
zaam worden afgeleid hoe moeijelijk het zou zijn alles voor 1
October e. k. tot stand te brengen. In Deventer, merkt spr. op,
is men denzelfden weg ingeslagen als hier.
Hij zal zich gaarne met het door heeren curatoren gedaan
voorstel vereenigen en het bewijs daardoor leveren, dat hij geens
zins is tegen de reorganisatie van het gymnasium.
De Voorzitter komt het voor, dat bij de vorige sprs.de
heeren DuparcDirks en Attema geene bezwaren bestaan om,
bij wijze van voorloopigen maatregelde zaak te regelen als
door heeren curatoren is voorgesteld doch dat de beide eerste
sprs. zich niet kunnen vereenigenmet de vorm dier regeling.
Heeft hij het gesprokene goed begrependan is men van die
zijde van oordeeldat vóór tot het door heeren curatoren voor
gestelde wordt beslotende verordening voor het gymnasium
dient te worden gewijzigd. Spr. weet echter niet juistof het
in de bedoeling van de sprs. ligtom nu tot eene exceptie van
niet onvankelijk verklaring van het voorstel van curatoren te
komen of dat men eenvoudig dat voorstel wil behandelen, om naar
den uitslag daarvan de verordening te wijzigen. Dit laatste acht
spr. verkieslijk.
De heer Duparcmerkt spr. opheeft de verwachting uitge
sproken als zonde op eene wijziging der verordening voor het
gymnasium vrij spoedig de goedkeuring der regering worden
verkregen; hiertegen wil spr. opmerken dat hij die verwachting,
met het oog op den toestand van crisis waarin zich het rijks
bestuur op dezen oogenblik bevindt, niet deelt. Hij koestert de
vrees, dat die goedkeuring nog al geruime tijd op zich zou laten
wachten en datwanneer men eerst na die goedkeuring omtrent
het besluit van curatoren een besluit ging nemenom daarna
eerst tot de reorganisatie over te gaande halve cursus bijna
zou verloopen zijnvóór dat de voorgestelde maatregelen in
werking zouden zijn getreden.
Curatoren zijn hetvalt niet te ontkennen bij de toelating
der nieuwe leerlingen eeuigzins buiten do verordening getreden,
doch spr. gelooft, dat die vrijheid hun mot het oog op de geheel
bijzondere omstandighedenniet ten kwade mag worden geduid.
Zoowel met het oog op de talrijke aanvragen om plaatsing als
op de belangen van het gymnasium zelf, werd het noodzakelijk
leerlingen toe te latendie wel aan de eischen der nieuwe wet
doch niet aan die der bestaande verordening voldeden. Is die
handelwijze minder regelmatig, de raad kan haar thans wettigen
door de voorgestelde wijziging der plaatselijke verordening.
Spr. komt het wenscheljjk voor thans het voorstel van curatoren
in behandeling te nemendoch vooraf de verordening voor het
gymnasium te wijzigen. Inmiddels zal men dan het noodige kun
nen voorbereiden, ten einde, zoodra de ministeriele goeakeuring
op de wijziging der verordening wordt verkregen gereed te zijn.
De heer Duparc herinnert, straks ook reeds op laatstge
noemd punt te hebben gewezen.
Aan den heer van Belkum zal men echter nu reeds het on-
derwjjs in de wiskunde kunnen opdragen en voor het onderwijs
in het Fransch zal men thans evenzeer dadelijk hulp kunnen
zoeken bij het onderwijzend personeel in doze gemeente. Die
twee zaken toch behoeven niet op de goedkeuring van de wij
ziging der verordening te wachten. Alleen de benoeming van
den praeceptor is van de goedkeuring afhankelijk. Men zal nu, zegt
spr.kunnen besluiten om, niet in afwachting eener definitieve
regeling van het gymnasiummaar ia afwachting der goedkeu
ring vau de vastgestelde wijzigingen voor het gymnasiumover
te gaan tot tijdelijke aanstelling van eenen p;acceptor. Het be
sluit van heden zal dadelijk ook buiten den raad bekend wor
den, en dit zal wel ten gevolge hebben, dat een of ander solli
citant zich aanmeldt.
Wat betreft de ministeriële crisis, door den voorzitter besproken,
spr. gelooftdatwelke oplossing die crisis ook moge hebben
zij wel niet van invloed zal zijn op eene zoo eenvoudige zaak
als do goedkeuring van de bedoelde wijziging z. i. is uie goed
keuring meer eene bureau-quaestie. Hij gelooft dat, wie ook
minister iszaken als de onderwerpelijke wel haar gang zullen
gaan, en de goedkeuring, ook bij voortduring van de crisis, vrij
spoedig zal worden bekomen.
De algemeene discussiëu hierna gesloten wordende, zegt de
voorzitter dat burgemeester en wethouders wensclum voor te
stellen omin plaats vanzooals hot voorstel van hoeren cura
toren luidtin afwachting eener definitieve, regeling van het gym
nasium te besluiten tot de door curatorcu voorgestelde maatre
gelen, in afwachting der goedkeuring van den beer minister van
binnenlandsche zaken op de aangebragte wijzigingen in de veror
dening regelende het gymnasium.
Alvorens echter hieromtrent door de vergadering een besluit
wordt genomen, wenscht hij de door burgemeester en wethou
ders beoogde wijzigingen der verordening voor het gymnasium
in rondvraag te brengenzoomede die door den heer Duparc
bedoeld.
Door den heer Dtiparc wordt hierop ingediend navolgend
amendement: „Aan art. 8 dor verordening voor het gymnasium"
Gemeenteblad no. 15 vau 1872) toe te voegeu de wout den: „De
raad kan ook tijdelijke leeraren aanstellen.)"
Dit amendement, genoegzaam ondersteund, wordt in rond
vraag gebragt en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Alsnu wordt door burgemeester en wethouders voorgesteld
om de artt. 14 en 18 van meerbedoelde verordening te roijeren.
Zonder hoofdelijke stemming wordt tot het roijeren van art-
14 besloten.
Bij het voorstelom ook art. 18 te roijerendoet de heer
Kijmmell de vraag, of het, in verband hiermede, niet goed
zou zijn eene kleine opmerking of liever eene kleine inlassching
in de verordening te maken. Of het b. v. niet wenschelük zou
zijn het art. der nieuwe wet daarvoor in de plaats te stellen.
De Voorzit,tor acht eene inlassching als door den heer Kijm"
mell wordt bedoeldniet dienstigomdat men thans een tv. ee-
slachtigen toestand ten opzigte van het gymnasium heeft. Mot
het oog op de oude leerlingen is het wenscheljjk den ouden
toestand te behouden, terwijl dit niet het geval ia ten opzigte dei-
nieuwe leerlingen. Z. i. zal men het best doendoor van de
zaak te zwijgen en een en ander over te laten aan de pruden
tie van curatoren.