130 Verslag der handelingen van den gemeenteraa< om den tuin goed aan zijne bestemming te doen beantwoorden. Spr. stelt er daarom ook prijs op, dat de pacht van den tuin in handen komt van de Harmoniezoo die wordt gevestigd. Indien de beide voorgaande spr. zoo zeer tegen onderhandsche verpachting zijnhoe zal de raadmerkt spr. opzich dan kunnen verantwoorden ten opzigtc van zoo menig besluit, waarbij veel meer belangrijke panden en van geheel anderen aard on derhands in huur of pacht zijn afgestaau Ook voor die pan den zou welligt dan een veel hoogere som zijn bedongen. Men heeft echter goede huurders willen hebben, huurders, die ge- noegzamen waarborg opleverden, eu daarom gehandeld, wat ieder particulier zou doen en wat burgemeester en wethouders thans voorstellen ten opzigte van den prinsentuin te doen. Nu moge de zoogenaamde buitenwacht spreken van door de adres santen groote voordedenspr. is met die voordeden onbekend. Juist echter uit de omstandigheid, dat vóór 2 jaar gelijk ver zoek als thans is gedaanblijkt z. i.dat het den adressanten niet te doen was om voordeelals wel om met het oog op het te stichten Harmoniegebouwmeester te zijn van de pacht van den tuin. Dit laatste geldt thans nog meer dan vroegerom dat er nudoor beperking van het stichtingsplan meer vooruit- zigt bestaatdat de zaak de Harmonie tot een goed einde zal komen. De Voorzitter verklaart met hetgeen door den heer Duparc tot verdediging van het voorstel van burgemeester en wethouders is aangevoerdzeer goed te kunnen meegaanmet uitzondering echter van het laatstedoor hem in het midden gebragtnl. de wensehelijkheid eener connexiteit tusschen tuin en Harmonie. Ofschoon spr. gaarne erkentdat dit eene zaak is van persoon lijke opvatting, zou hij toch ongaarne zien, dat uit het ten dezen door den heer Duparc gesprokene werd afgeleiddat ook burgemeester en wethouders met het oog op die wensehelijk heid hun voorstel verlangen te zien aangenomen. Het voorstel is geheel afgescheiden van dergelijke consideratie. Wat echter naar het gevoelen vau burgemeester en wethouders voor eene onderhandsche verpachting pleitis de omstandigheid, dat de ge meente die eenmaal hare zucht tot medewerking heeft getoond, thans op een zoo beslissend oogenblik bezwaarlijk de zaak der Har monie kan dwarsboomen. Daarenboven heeft men gemeend dat de adressanten behalve den hoogen pacht, die zij betalen, zich steeds met zorg en naauwgezetheid van hunnen pligt als pachter hebben gekwetenzoodat eene onderhandsche verpach ting werkelijk en in het belang der gemeente en in dat van het publiek is geacht. Dat, zegt spr. is de rede, die burgemeester en wethouders tot hun voorstel heeft geleid. Hij stelt er prijs op, dat de raad wete, dat bij dat voorstel niet het denkbeeld der connexiteit op den voorgrond heeft gestaan. De heer Bloembergen wenscht in de eerste plaats te ken nen te geven, dat hij zich op grond van art. 46 der gemeen tewet van medestemmen in deze zaak zal onthoudenen in de 2e plaats tot aanvulling van het door den Voorzitter gespro kene nog op te merkendat eene voorname reden van het voor stel van burgemeester en wethoudersvooral ook hierin ligt dat men niet van de adressantenzooals van andere pachters heeft te verwachtendat zijbij eventuele stichting van het Harmoniegebouw in den tuiD, remissie van pacht zullen vragen, omdat die stichting hen in het vrije gebruik van den tuin hin dert. vermits zij in dit opzigt bij de thans voor hen geldende bepalingen daarvan uitdrukkelijk afstand hebben gedaanvan den kant van een anderen pachter zou dit echter zekerlijk wrel te wachten zijn, daar het door den heer Attema beweerde, als zoude de pachter in zoodanig geval geen de minste aanspraak op remissie hebbentoch niet opgaat en kwalijk zal te bedin gen zijn, of bij publieke verpachting als voorwaarde kan ge steld worden. De hoer Bruinsma zegtdat hij zijn amendement om den tuin slechts voor cén jaar te verpachtenjuist heeft ingediend, te Leeuwardenvan den 8 November 1877. om te gemoet tc komen aan hot bezwaar door de heeren Attema en Wiersma bedoeld. Wanneer de tuin voor 2 jaar aan de adressanten wordt verpachtdan zalmet het oog op het door dezen nog nader in te dienen voorstel, juist connexiteit kunnen ontstaan. Spr. wenscht na een jaar weder geheel vrij te zijn en daar dit niet het geval zal zijn wanneer het voorstel van burgemeester en wethouders wordt aangenomen zal hijindien het door hem ingediend amendement geen genoegzamen bijval vindt, tegen dat voorstel stemmen. Hierna wordt het amendement Bruinsmaondersteund door den heer Dirks, in stemming gebragt, doch verworpen met 11 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren Bruinsma, Dirksen Rengers. Het voorstel van burgemeester en wethouders hierop in rond vraag gebragtwordt eveneens verworpendoch met 9 tegen 5 steramen. Vóór het voorstel stemden de heeren Rengers DirksBumavan Sloterdijk en Duparc. Wordt opgemerkt, dat behalve de heer Bloembergen, ook de heer v. Eijsinga bij vorenbedoelde stemmingen zich op grond van art 46 der gemeentewetvan medestemmen heeft onthouden. Na de gevallen beslissing omtrent het voorstel van burge meester en wethouders vraagt en bekomt de heer Duparc nog even het woordniet om een voorstel tc doenmaar om aan burgemeester en wethouders zekeren wenk te geven. Hij zou gaarne ziendat door bedoeld collegie in overweging werd ge nomen omeven als bij andere verpachtingenwel geschiedt, ook de verpachting van den prinsentuin bij opbod te doen plaats hebben. Zijns inziens zou daardoor de billijkheid tegenover adressanten worden betracht. De Voorzitter geeft gaarne de verzekering, dat het door den heer Duparc bedoelde puntdoor het collegie van dagc- lijk6ch bestuur in overweging zal worden genomen. 5. Rapport der raadscommissieomtrent het onderzoek der gemeente-rekening dienst 1876. Met algemeene (12) stemmen wordt conform het voorstel der raadscommissie besloten oma. de gemeente-rekeniug over het dienstjaar 1876 voorloopig vast te stellen in gewonen en bui- tongewonen ontvang op eeno som van f 806.969.86 en in ge wone en buitengewone uitgaaf op eene som van f 750,079.37 en alzoo met een voordeelig slot van f 56,890.49. h. Burgemeester en wethouders 's raads dank te betuigen voor het getrouw beheer. Wordt opgemerkt, dat de burgemeester en de heeren wet houders niet tot het nomen van dit besluit hebben medegewerkt. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders omtrent de bestra ting enz. der Bleelcersstraat c. a. De conclusie van dit voorstel luidt I. de Bleekers-, Dwars- en Westerstraten te bestraten, te rioleren en te verlichtenonder voorwaarde a. dat de eigenaren van die wegen, de voor de bestrating benoodigde oppervlakte aan de gemeente als publieke wegen afstaan b. dat die eigenarenvóór dat door de gemeente aan gemeld besluit uitvoering wordt gegeven langs hunne huizen en de nog onbebouwde pcrceelen stoepen leggen tor breedte van 1.25 meter wat de Bleekersstraat betreft en van 1 meter, wat aangaat do Dwars- en Westerstrateneen en ander volgens door burge meester en wethouders aan te geven peil en rooijing; c. dat de eigenaren tot de kosten van ophooging, bestrating en riolering van het af te staan terrein bijdragen een derde ge deelte van het door den directeur der gemeentewerken bij mis sive dd. 16 October jl.no, 401/3, opgegeven geraamd bedrag dier kosten, zijnde f 3003,50, door hen ten kantore van den gemeente ontvanger te storten, vóór dat aan het bosluit boven omschreven uitvoering zal worden gegeven Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 8 November 1877 131 II. aan de adressanten te kennen te gevendat zoodra door hen aan de voorwaarden sub ab en c is voldaande gemeente ten haren koste als een tijdelijken maatregelop verschillende plaatsen door burgemeester en wethouders te bepalenpaden over de bestaande wegen door bepuining als anderzina voor de passage zal in orde doen brengen III. het adres van Gh Ylietstra en anderen, als zjjnde op ongezegeld papier gesteldter zijde te leggen. Over de algemeene strekking van dit voorstel niemand het woord verlangende, wordt tot behandeling van de verschillende onderdeden overgegaan. Onderdeel I van de conclusie van het voorstel met de daarin onder lett. a en b vermelde voorwaarden geeft geen aanleiding tot discussie eu wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Met de voorwaarde, gesteld onder lett. c in bedoeld onder deel der conclusie verklaart de heer Bruinsma zich niet te kunnen vereenigen. De somdaarin genoemd als uitmakende ^3 der geraamde kosten, komt hem te gering voor. Men moet rekenen, zegt spr., 1. dat het gezamenlijk icostenbedrag nog moet vermeerderd worden met de waarde der steen voor de bestrating benoodigd, die door den directeur der gemeentewer ken voor memorie is uitgetrokken2. dat de gemeente geheel het onderhoud van een en ander ten haren Jaste krijgtan 3. dat zij ook nog voor verlichting zal moeten zorgen, en dat al les ten behoeve niet van publiek- maar van privaat terrein. Spr. herinnert, dat de raad vroeger niet zoo vrijgevig was, immers voor jarenomstreeks 1820 en eenige volgende jaren is de bestrating in deze gemeente geschiedt van wege het ge meentebestuurmaar de kosten daarvan ad f 145,000 zijn ver haald op de eigenaren der panden, waarvoor de bestrating werd gelegd. Spr. weet wel dat er in den laatsten tijd in het alge meen voor bestrating veel is uitgegevenmaar toch wil hij er op wijzen, hoe de ingezetenen geneigd zijn eerst om geheel zonder overleg met de gemeente te bouwen en om later des niettegenstaande alle lasten op do gemeente over te dragen. Spr. is er niet tegen kosten te bestedendaar waar het algemeen belang der ingezetenen wordt gebaatzooals b. v. bij de verbe tering van den weg bij den oliemolen van den heer Bakker op 't Noordvliet, maar hij is er wel tegen veel kosten te besteden, daar waar de aanleg is geschied zonder overleg met het ge meentebestuur zoo als in casu en geheel op particulier terrein. Daarenbovenzegt spr.welk belang heeft het publiek eu de gemeente in dezen bij de voorgestelde verbeteringen Het zou ook zeer goed kunnen gebeurendat men het land verder op ook als bouwterrein ging exploiteren, in welk geval de gemeente ook daar wederom verpligt zou zijn voor bestrating, riolering en verlichting enz. te zorgen. Volgens spr. heeft de gemeente in dusdanige gevallen slechts te zorgen voor eene goede avenue. Met het oog op een en ander kan spr. zich er wel mee ver eenigen dat de gemeente in dezen medewerkemaar wenscht hij die medewerking niet te ver te hebben uitgestrekt. Hij kan zich uit dien hoofde wel vereenigen met punt een en de voorwaardengesteld onder lett. aen bmaar niet met die vermeld onder lett. c. Hom komt het billijk voordat de be langhebbende eigenaren in dezen niet l/j, maar minstens de helft van het door den directeur der gemeentewerken opgege ven kostenbedrag betalenin verband waarmede hij een des betreffend amendement aan de vergadering indient. Dit amendementondersteund door den heer Suringar, wordt besproken in de eerste plaats door den heer Bloom bergen, die te kecnen geeft, zich geenszins te kunnen vereenigen met het denkbeelddoor zijn geacht medelid van het collegie van dagelijksch bestuur geopperd. Volgens spr. dient men ten eersten wel degelijk ter zake in het oog te houdendat bij eene goede communicatie langs de bedoelde straten niet alleen is betrokken het belang van de be woners en eigenaars van aan die straten gelegen panden, maar dat ook het publiek daarbij is geinteresseerd. Ook voor de ove- i rige ingezetenen is het van belang, dat zij met de bewoners der betrokken panden in gemeenschap kunnen komen. In de 2e plaatszegt spr.moet men in het oog houden, dat in den laatsten tijd vele verbeteringen van bestrating enz. zijn tot stand gekomenwaarvan de kosten niet ten laste van par ticulieren, maar wel degelijk ten laste der gemeentekas zijn gekomen. Wanneer de eigenaars en bewoners van de in dezen betrok ken panden een vrij goeden puinweg hadden aangelegddan gelooft spr.zou men later ten hunnen opzigte eveu zoo han delen als reeds ten opzigte van velen is gedaandie zich eerst met een puinweg vergenoegden doch later van gemeentewege in het bezit zijn gesteld van eene bestrating. Verder dient men er volgens spr. op te letten, dat onder het ]/3» door particu lieren bij te dragen, ook zijn begrepen kosten voor riolering en dat die riolen toch ook wel voor een niet onbelangrijk gedeelte dienen tot afvoer van het hemelwater, in 't belang eener goede afwatering der nieuwe stratenzoomede ook ten gerieve der omwonenden tot afvoer van het menage waterterwijl die bij drage verder strekt tot vergoeding der kosten van ophooging van het terrein. In verband hiermede komt het spr. voordat men de voor de belanghebbenden gestelde eischen niet hooger moet opvoerendaar hij anders zou vreezendat de zaak weder op bezwaren van dien kant zal afstuiten. En zegt spr,nu mag men bewerendat de eigenaars en bewoners van de betrokken panden daardoor zelf het meest zouden worden geschaadook het publiek belang zou er zeker niet bij winnen. Hij is daarom tegen het door den heer Bruinsma ingediend voorstel. De heer Bruinsma merkt opdat do hoer Bloembergen heeft gesproken van ophooging van het terrein. Dat die op hooging noodig isvindt bij al dadelijk strijdig met een goed beginsel van de betrokken particulieren. Men bouwt maar eu denkt de gemeente zal later wel die ophooging bevorderen. Daarom zou hij de kosten van ophooging in allen gevalle ge heel ten laste vau de betrokken particulieren willen brengen. Hij vindt het onbillijk dat andere ingezetenen daartoe zullen bijdragen. De Voorzitter wil den hoer Bloembergen opmerken, dat het zeer moeijeljjk is een juist beginsel te vinden waarnaar de gemeente zich bij den aanleg van straten in het algemeen, maar in het. bijzonder bij aanleg van straten, waarbij niet het zoo wenschelijk overleg met het gemeentebestuur heeft plaats gehad, heeft te regelen. Al ware een dergelijk voorafgaand overleg ook hier in het belang der zaak wenschelijk geweest, toch is spr. van meening, dat de gemeente zich in dezen niet geheel kan onttrekken vooral wanneer men in aanmerkiug neemt, dat het hier den aanbouw betreft van een geheelen wijk, voor een deel uit vrij aanzienlijke huizen bestaande. Spr. erkent echterdat het voorstel van burgemeester en wethouders vrijgeviger is, dan de voorwaarden, die elders b.v. in Amsterdam bij den aanleg van nieuwe straten aan do be langhebbenden worden gestelddoch zou voor zich liever niet tot het opleggen van meer drukkende voorwaarden medewer ken vooral daar de gemeente bij vroegere gelegenheden steeds een meer vrijgevig stelsel heeft gehuldigd. Hierna wordt het amendement Bruinsma, om in de voor waarde vermeld onder lett. c te bepalendat de eigenaren der betrokken panden niet J/:?> maar de helft van het door den directeur der gemeentewerken opgegeven bedrag in de kosten zullen bijdragen, in stemming gebragt, doch verworpen met 12 tegen 2 stemmendie van de heeren Bruinsma en Suringar. Hot geheele onderdeel I der conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1877 | | pagina 3