4 Verslag der handelingen van den gemeenteraad geen gebruik zal worden gemaakt. Wat tochvraagt spr., zal het geval worden indien hot door burgemeester en wethouders gedaan voorstel wordt aangenomen Ditdat men laterwan- j neer men een reëel goede aansluiting wenscht, men zich toch in het bezit van de betrokken strook grond moet stellen, hetzij door onteigening, hetzij bij minnelijke schikking en dat men dan eigen werk zal moeten opbreken. Daardoor zal eene goede aansluiting nog meer kosten meebrengen dan thans, nu men slechts voor cene som ad f 200 staat, die als 't ware boven de werkelijke waarde zal moeten worden besteed. Betrof het in dezen eene groote som, waarover men zou hebben heen te stap pen spr. zou het in dat geval welligt met burgemeester en wethouders eens zijndoch het betreft hier slechts een strookje grond van ruim 84 ca.waarvoor men een betrekkelijk hoogen prijs zal moeten betalen. Hij gelooft dat de zuinigheid in dezen de wijsheid zou bedriegen Later zal men z. i. immers toch eene goede aansluiting willen daarstellen en daartoe tot aankoop van het strookje grond moeten overgaan. Hij wenscht, met het oog op een en anderdat thans tot den aankoop wordt be sloten en zal dientengevolge tegen het voorstel van burgemees ter en wethouders stemmen. Den heer Wiersma doet het genoegen, dat door den heer Kijmmell reeds argumenten zijn bijgebragtop grond waarvan het wenschelijk is thans tot den aankoop van het strookje land over te gaan. Ook hij is van oordeelzooals hij reeds in het collegie van dagelijksch bestuur heeft te kennen gegevendat men later toch tot den aankoop zal moeten besluiten. Ofschoon do heer Cats heeft gemeend niets van de door hem gevraagde som te moeten laten vallen, wenscht hij den grond thans toch aan te koopen, dewijl anders ter plaatse een toestand in het leven zal worden geroepen, die later toch zeker met het oog op den welstand verandering zal eischen. Daarom zal hij het door den heer Kijmmell geopperd denkbeeld ondersteunen en stemmen tegen het voorstel. De Voorzitter wenscht tot toelichting der zaak eene kleine opmerking in het midden te brengen. Er iszegt spr.veel waars door de beide vorige sprs. aangevoerddoch niet zoo zeer ietsdat eigenlijk betreft het motief hetgeen hem en naar hij meent ook andere leden van het collegie van dagelijksch bestuur er toe heeft geleidom in afwij zenden zin een voorstel ten dezen in te dienen. Dat motief is vooral daarin gelegen dat men geen antecedent voor het vervolg wil scheppen. Er kennende, dat de kwestie omtrent de f 200, die men als 't ware hoven den gewonen prijs zal betalenvan betrekkelijk gering belang is, wenscht men toch niet, dat in dezen ter wille niet van de noodzakelijkheid, maar alleen van de verfraaijinggehoor zal worden gegeven aan de exhorfcitante eischen, aie worden gesteld. Als menten aanzien van den eenentoegeeft aan hooge eischendan zal ditvreest spr.ook voor anderen een motief zijn om bij voorkomende gelegenheden eveneens te handelen. Het antecedentdat in casu in het leven zal worden geroepenkomt hem gevaarlijk voor. Hij blijft op dien grond van oordeeldat het geen zaak is thans tot aan koop van den in dezen bedoelde strook grond te besluiten. Do heer Kijminell is het niet eens met het door den Voor zitter beweerdeals of in dezen een antecedent voor het ver volg zou worden gesteld. Elke zaak zal toch z i op zich zelve moeten worden beschouwd. Het iszegt spr.in dezen niet de vraag of den heer Cats al of niet f 5 per C.a. voor den grond zal behooren te worden betaald, maar wel, op welke wijze zal de gemeente ter plaatse op de minst kostbare wijze eene goede aansluiting kunnen daarstellenof het wenschelijk is nu in eens tot den aankoop van den daarvoor benoodigden grond over te gaan dan wel later. Hem komt het voor, dat het eerste ge- wenscht is, omdat men later toch tot den aankoop zal moeten besluitennu de buurten ter plaatse zijn aangelegd zoo als dit is geschied, Spr. geeft echter gaarne toegelijk hij zoo straks te Leeuwardenvan den 24 Januarij 1878. ook heeft opgemerkt, dat de genoomde koopprijs hoog is te noemen en 100 °/0 boven den gewonen prijs ia. De heer Bloembergen deelt in dezen geheel de opinie van den Voorzitter. Hij ziet op tegen het antecedent, dat men in casu zal stellenwant ofschoon spr. met den heer Kijmmell ge looft dat ieder geval op zich zelf dient beoordeeld te worden meent hij toch, dat gevallen als het onderwerpelijko zich meer malen zullen kunnen voordoen, en dat dan ook anderen den prijsnu door den heer Cats gevraagdindien deze wordt toe gestaan, tot maatstaf zullen nemen, om daarop een even hoo gen, zoo niet nog hoogeren, eisch te gronden, waar hunne mede werking in 't belang van den uiterlijken welstand in eenig deel der gemeente wordt ingeroepen. Betrof het nuzegt hijin dezen een strookje grond, waar buiten men het niet zou kun nen redden, spr zou over het betrekkelijk gering geldelijk be zwaar heenstappenmaar het hier bedoelde strookje gronds is niet onmisbaar. Hij gelooft, dat de aansluiting ook daar bui ten op voegzame wijze zal kunnen geschieden zonder grooten misstand teweeg te brengen. Indien volgens het voorstel van burgemeester en wethouders wordt besloten zal het in dezen te nemen besluit tevens eene waarschuwing voor anderen zijn, om jn eventuele gevallen niet zóó hooge eischen te stellen. Hierna wordt onderdeel a van het voorstel in stemming ge- bragt en aangenomen met 16 tegen 4 stemmen. Tegen stem den de heeren Duparc, van Eijsinga, Kijmmell en Wiersma. Onderdeel b van het voorstel wordt hierna zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres ran de heeren S. E. OudschansDentz en dr. M. J. Baart de la Faille om nadere verlenging van den termijngesteld voer de aan vaarding van het bouwterrein I. De conclusie van dit voorstel strekt om a. aan adressanten te kennen te gevendat de raad geeno termen heeft kunnen vinden tot verlenging van den met 1 December jl. verstreken termijn voor de aanvaarding van het bouwterrein I aan de Sneekerkadeen alzoo hun daartoe strek kend verzoek wijst van de hand b. voorloopig en tot nadere beslissing omtrent de aan dat terrein te geven bestemminghet ter beschikking van de ge meente te houden en alzoo niet publiek beschikbaar te stellen voor bouwterreinop den voet als is bepaald bij raadsbesluit van 9 Januarij 1873 no. 20. Alvorens de beraadslagingen ten dezen worden geopenddcot de Voorzitter lecture geven van het hier voren onder afd. II, no. 6, vermeld adres. Na deze lecture worden de discussion geopend. De heer Duparc zegtdat hij toch gaarne zou ziendat den adressanten ook ditmaal nog uitstel werd toegekend. Zoo dit vroeger plaats vonddan was dit steeds op grond van de con- nexiteitdie er bestaat tusschen den voorgenomen aanleg eenor drinkwaterleiding en de onderwerpelijke zaak „de oprigting eener zwem- en badinrigting met gebouw voor ziekenverpleging." Die connexiteiczegt spr.bestaat nog. De raad heeft immers nog geen bepaald besluit in zake de door adressanten geprojecteerde drinkwaterleiding genomen. Hem komt het voor, dat de reden, die vroeger aanleiding heeft gegeven tot hot herhaaldelijk ver- leenen van uitstel nog aanwezig is. Hij weet weldat door het 2e lid der conclusie van het voorstel den adressanten niet geheel de mogelijkheid wordt afgesneden, om ten bestemden einde over het bedoeld terrein te kunnen beschikkenmaar hij meent, juist met het oog op dat 2e lid, dat het in het voor deel der gemeente is, thans op nieuw, onder dezelfde voor waarden als vroeger, uitstel toe te kennen. Dan toch zal de gemeente nog altijd 3 °'0 rente van den voor het bouwterrein I en bloc bepaalden verkoopprijs erlangen. Nu adressanten bij hun nader adres de motieven nebben aangegeven, waarom zij Verslag der handelingen van den gemeentera verlenging van den termijn van uitstel verzoekeniets wat zij, spr. erkent het, verzuimd hadden te doen bij het eerste adres, meent hijdaar de gemeente er immers niet de minste schade van zal nebbendat het verzoekzij 't dan ook voor 't laatst dient te worden toegestaan. De heer Bruinsmaofschoon ook geneigd tot uitstelkan niet mede gaan met het le punt door den heer Duparc aange voerd, n.l. de connexciteitdie er bestaat tusschen waterlei ding en ziekenverpleging. Bij hem weegt dat argument min der. Hij hecht in de eerste plaats meer aan het motief, dat de raad er toe leiddeom het bouwterrein tegen den bepaalden prijs af te staan, n.l. de wenschelijkheid dat de gemeente in het bezit komo eener nuttige inrigting, van eene goede zwem en badinrigting met ziekenverpleging. Spr. erkent, dat hij zich, nu die zaak zoo lang traineert, wel eens heeft afgevraagd, hoe lang het nog zal duren voor men in dezen tot een bepaald besluit zal komenterwijl hij tevens de mogelijkheid erkent dat ook een ander het bouwterrein in bezit zou kunnen wen- schcn dio eveneens zou kunnen zeggendat hem een jaren lang uitstel moest worden verleend, alvorens het in exploita tie te kunnen brengen. Dit laatstezegt spr. is immers al meer gebeurd, nog niet lang geleden met een perceel binnen de gemeente. Hij is niet tegen het verleenen van een uitstel voor een klein tijdvakmaar wel tegen een langdurig uitstel. Hij wenscht in de 2e plaats aan adressanten voor jaar uitstel te verleenenook omdat de gemeentezooals door den heer Duparc reeds teregt is opgemerkt, dan nog eenige rente van den bepaalden verkoopprijs zal genietenterwijl bij aanneming van het voorstel van burgemeester on wethouders die rente niet zal worden genoten. Betrof het een uitstel voor langen tijd en was het te voorzien, dat de gemeente zelve het in dezen bedoelde bouwterrein zou kunnen benuttigenspr. zou de eerste zijnom tegen verlenging van den termijn voor uitstel te stemmen. Nu dit echter niet het geval is, zal hij zich aansluiten bij den heer Duparc en wenscht hij met deze, dat op nieuw en nu dan ook voor de laatste maalhet gevraagd uitstel worde verleend. De heer Bloembergen geeft te kennendat hijofschoon tot het door burgemeester en wethouders aangeboden voorstel meegewerkt hebbende, thans toch ook wenscht, dat de ge vraagde verlenging van den termijn voor uitstel worde verleend. Hij moet opmerken, dat hij tot het voorstel van burgemeester en wethouders heeft medegewerkt met het oog op den toenma- ligen stand van zaken en vooral uit aanmerking dat van den kant der adressanten zoo bitter weinig voortgang wordt gemaakt met de waterleidingdie zooals zij zeggen, toch in onmiddellijk verband staat met de voorgenomen oprigting eener zwem- en badinrig ting met gebouw voor ziekenverpleging. Toen meende spr. dat het geraden waseen einde aan de zaak te makendoor geen verder uitstel te verleenen. Wanneer hij thans echter nagaat den inhoud van het nader door adressanten ingediend adres waarin zij o. a. te kennen gevendat zij hopenspoedig het plan omtrent den aanleg der drinkwaterleiding te verwezenlij ken, zoodat het is te voorzien dat de zaak zeker spoedig tot een of andere oplossing zal kunnen komenthans wenscht hij mee te werken, dat den adressanten een laatstenmaar dan ook definitieven termijn van uitstel worde gestold. Spr. wil erken nen dat de wijze waarop vroeger de adressen tot uitstel zijn ingekomenn.l. steeds ter elfdon uregeen aanbeveling ver dient maar moet tevens opmerkendat dit nooit tot eenig be zwaar aanleiding heeft gegeven en de betrekkelijke voorstellen steeds zonder discussie zijn aangenomen. Welligt heeft deze omstandigheid adressanten er toe geleid ook thans ter elfder ure hun verzoek in te dienen. Werd dat verzoek thans afge wezen het zounaar spr. meentvoor adressanten een des te grooter teleurstelling zijn. Bij nader inzien kan hij er dus wel toekomen tot het verleenen van een nader uitstel mee te werken. id te Leeuwardenvan den 24 Januarij 1878. 5 De Voorzitter meent, dat het niet overbodig ia, nu twee leden van het dagelijksch bestuur verklaren te zullen meewer- I ken tot het nemen eener toewijzende beschikking op der adres- I santen verzoekmede te deelen de motieven die hem er toe leidenhen daarin niet te volgen. Spr erkentdat hadden adressanten zich bij tijds en met voldoende motieven tot den raad gewendhij zekerlijk genegen zou zijn bevondenom ook dit maal uitstel te verleenen. Hadden zijzoo herhaalt spr. in hun verzoek goede gronden aangevoerdwaarom het her haald uitstel werd gevraagd en aangetoond dat binnen kort do verwezelïjkiüg van de door hen voorgenomen plannen zou zijn te voorzienspr. zou zeker ook ditmaal tot het nemen van eene gunstige beschikking op hun verzoek hebben meegewerkteven als hij dit vroeger steeds heeft gedaan. In de gegeven omstandigheden, nu de adressanten zich ter elfder ure, zonder eenige motivering en zonder eenige toezeg ging dat binnen den gevraagden termijn, waarvan reeds een derde gedeelte verstreken isde inrigting tot stand zal komen op nieuw tot den raad hebben gewendacht spr. het verkies- selijk dat beide partijen weder op een vrij terrein worden ge plaatst, zonder dat de mogelijkheid worde benomen om de be oogde inrigting daar ter plaatse tot stand te brengen. Het 2e lid der conclusie is aan het voorstel toegevoegd om die moge lijkheid te reserveren. Blijkt het, dat de voorgenomen plannen levensvatbaarheid bezitten, dan zal er voor adressanten vooralsnog gelegenheid bestaan het bouwterrein I. in bezit te erlangen. Men vergete echter niet, dat gedurende de 2^2 Jaari die sedert de eerste aanvraag van adressanten is verloopende omstandigheden veel zijn veranderd. De behoefte aan bouwterrein doet zich meer en meer gevoelen en de waarde ook van dit perceel is zeker toegenomenvooral omdat het niet onmogelijk is dat de ge meente zelve binnen korteren of langeren tijd daaraan eene be stemming zal kunnen geven. Op grond hiervan blijft spr. bij het door burgemeester en wethouders aangeboden voorstelofschoon dit geenszins wegneemt, dat wanneer het mogt blijkendat bin nen eenige maanden aan der adressanten plau tot oprigting eener zwem- en badinrigting met ziekenverpleging in deze ge meente, uitvoering kan worden gegeven, ook hij gaarne over deze laatste consideratie zal willen heenstappen. De heer Wiersma wenscht zich te refereren aan hetgeen ten dezen door den voorzitter is in hot midden gebragt en wil verder slechts te kennen te geven, dat hij door het door adres santen nader ingediend adres niet van opinie is veranderd. De heer Duparc moet opmerken, dat juist met het oog op hot 2e lid der conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders, het toestaan van een laatst uitstel wenschelijk is. Het ismet het oog juist op dat 2e lidimmers niet te voor zien dat burgemeester en wethouders spoedig het terrein aan de publieke concurrentie willen overgeven. Daarenboven zegt spr.men staat hier eigenlijk slechts voor een tijdvak van ruim 4 maanden gedurende welken adressanten thans nog uitstel ver langen. Wordt dat uitstel verleend, dan zal, spr. merkte het reeds zoo even opder gemeente nog eenige rente ten goede komen. Nu de gemeente toch het bouwterrein I niet voor het publiek te koop zal willen stellen, wat belet den raad dan om, het gevraagd uitstel te verleenen Komt de waterleiding tot stand, dan zal welligt te eordor het noodige kapitaal ook voor de ontworpen zwem- en badinrigting worden gevonden en zal de gemeente alsdan eene nuttige inrigting te meer bezitten. Spr. kent geen gronden, waarom men voor de laatste maal de ge vraagde verlenging niet zou moeten toestaanmaar meentdat er wel motieven zijnom tot het tegendeel te besluiten. Hierna wordt onderdeel a van de conclusie van het voorstel in stemming gebragt en aangenomen met elf tegen negen stem men. Tegen stemden de hoeren HommesBruinsmaPlantenga

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 2