84 Verslag der handelingen van den gemeentel
hoeve van den aanleg van een spoorweg van Stavoren naar
Leeuwarden
2o. van dat adres afschrift te zenden aan
a. den minister van waterstaathandel en Dijverheid
b. de raden van de bij den ontworpen Noord-Hollandsch
Frieschen spoorweg betrokken gemeentenmet verzoek om
ondersteuning."
Aangezien de Voorzitter meentdat het in de bedoeling der
voorstellers is gelegen, dit voorstel reeds in deze vergadering
in behandeling te nemenstelt hij voor die behandeling te doen
plaats hebben na afdoening van de op den oproepingsbrief ver
melde punten.
Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming be
sloten.
V. Aan de orde worden gesteld de op den oproepingsbrief
vermelde punten
1. Rapport eener raadscommissie over de verantwoording van
de kosten der schutterijdienst 1877.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform het
bij het rapport door de commissie gedaan voorstel beslotende
ingezonden rekening goed te keuren, in ontvang en uitgaaf,
beide tot een bedrag van f 4330.93.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche
verpachting der opkomsten van de tolhekken op den trekweg tus-
schen Leeuwarden en Harlingen.
De conclusie van dit voorstel strekt om te besluiten voorbe
houdens goedkeuring van heeren gedeputeerde statende op
komsten van de tolhekken op den Harlinger trekweg voor den
tijd van één jaar, van den 12 Mei 1878 tot den 12 Mei 1879,
onderhands op de bestaande voorwaarden te verpachtent. w.
a. die van het tolhek te Ritsumazijl aan Freerk Hotzes v.
d. Veenkastelein aldaarvoor eene som van f 440
b. die van het tolhek te Kingmatille aan de wed. T. Buwalda,
tolgaarderschevoor eene som van f 724
c. die van het tolhek te Koetilie aan Hette Hoekstra, tol
gaarder aldaarvoor f 423.
Dienovereenkomstig wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming besloten.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de be
noeming van een eerste hulponderwijzer aan de gemeenteschool
no. 5.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt zonder discussie
en hoofdelijke stemming besloten: Herman Voskuilthans hulp
onderwijzer 2e klasse aan gemeenteschool no. 5 te bevorderen
tot le hulponderwijzer aan die inrigting.
4. Benoeming van eenhulponderwijzer aan de gemeenteschool
no. 2.
De op de voordragt geplaatste persoon, met name F. J. A.
Paesi te Leeuwardenwordt als zoodanig met algemeene stem
men benoemd.
De puntenop den oproepingsbrief vermeldhiermede afge
handeld zijnde, wordt aan de orde gesteld het door de heeren
Duparcvan Sloterdijck en Bakker heien ingediend voorstel Zie
hiervoor sub IV).
De heer Duparc is bereid dit voorstel, mede namens de
beide andere onderteekenarendadelijk toe te lichten. Heden
veertien dagen geleden zegt hijbesioot deze raadop voorstel
van burgemeester en wethoudersmet algemeene stemmen
niet te vcldoen aan het verlangen van het gemeentebestuur van
Lemsterlandtot het aanwenden van pogingenomin plaats
van de geprojecteerde spoorweglijn LeeuwardenSneekSta
voren eene lijn LeeuwardenSneekLemmer in het leven te
roepen. Onder de motieven, die den raad zoo eenstemmig tot
afwijzing van het verzoek leidden, was zekerlijk ook dat, door
den heer van Sloterdijck toen met zooveel juistheid ontwikkeld,
dat de raad niet wilde reageren tegen eene vastgestelde wet?
tad te Leeuwarden, van den 25 April 1878.
't allerminst op eene wijzedat de uitvoering er van werd te
gengegaan.
Dochvraagt spr.wat gebeurde dienzelfden dagin dezelfde
zaak De Tweede kamerop het punt huiswaarts te keeren
terwijl, om den geijkten term te bezigen, de koffers van de
leden gepakt stonden, behandelde dien dag in eene vrij onvol
tallige vergadering, als vóórlaatste punt van hare agenda, de
onteigeningswet voor den spoorweg StavorenSneekLeeuwar
den en nammet eene zeer geringe meerderheid (34 tegen 31
stemmen)de motie van het lidden heer Sickeszaanom
den wensch uit te sprekendat in de genoemden spoorweg
Bohward werd opgenomen. De Tweede kamer reageerde hier,
in zeker opzigt, nog sterker dan de gemeente Leeuwarden zou
hebben gedaan bij aanneming van het voorstel Lemsterland. Zij
reageerde tegen zich zelvetegen haar eigen werk.
Spr. wil, om dit nader te doen uitkomen, kortelijk de ge
schiedenis van de geprojecteerde lijn StavorenSneekLeeu
warden nagaan.
In 1875 werd door den heer Kappeijne (den tegenwoordigen
minister van binnenlandsche zaken) mot nog vier kamerleden
het bekend wetsvoorstel gedaan tot aanleg van spoorwegen voor
rekening van den staat. Daarin kwamen voor Friesland voor
twee lijnena. Grouw langs Sneek naar Stavorenb. Harlin
genSneekHeerenveen; voor Woord-Holland: Enkhuizen
HoornZaandam.
Tot toelichting betoogden de voorstellers onder anderen de
noodzakelijkheid voor de noordelijke provinciën van eene meer
regtstreeksche gemeenschap met Noord-Holland en de hoofdstad
des rijks, iets dat, gelijk zij opmerkten, ook in overeenstem
ming was met het gevoelen der regeringindertijd uitgesproken
over de spoorwegplannen van zeker consortium. De Tweede
kamer was van die noodzakelijkheid nog meer dan de voorstel
lers overtuigd. Blijkens het voorloopig verslag over het wets
ontwerp wilde zij zelfs verder gaanzij verlangde aansluiting
niet te Grouw, maar te Leeuwarden. Volgens haar moest de
lijn StavorenSneek worden beschouwd in verband met de
lijn EnkhuizenHoornZaandam en was het van groot belang,
dat de afstand tusschen Leeuwarden en Amsterdam zooveel
mogelijk werde ingekort; daarom was, volgens haar, de rig-
ting SneekLeeuwarden een vereischte.
Men weet, wat gebeurde. Van het genoemde wetsvoorstel
kwam niets, nadat in hetzelfde jaar de regering zelve een
voorstel tot aanleg van eene tweede reeks staatsspoorwegen
aanbood.
Daarbij werd de tegenwoordige rigting voorgedragen. In het
regerings-ontwerp en in het daarop gevolgd voorloopig verslag
van het afdeelings-onderzoek stond altijd weder hetzelfde denk
beeld op den voorgrondhet groote belang van eene korte ver
binding tusschen Friesland en Noord-Holland het aanleggen
niet van op zich zeiven staande spoorwegen in deze twee pro
vinciënmaar van een Noord-Hollandsch-Frieschen spoorweg.
Wel waagden de drie leden uit het hoofdkiesdistrict Sneek eene
poging, <>m Bolsward in het gedeelte Stavoren—Leeuwarden
op te nemendoch zonder gevolgslechts 16 van de 73 leden
stemden vóór. Niet beter ging het met een tweede amendement
van dezelfde ledenom een zijtak Sneek—Bolsward te doen
aanleggen, ook daarvoor verklaarden zich niet meer dan 16 van
de 74 leden. Bij de discussiën herinnerde de heer van der Kaaij,
dat de diepe en breede golf, die wij do Zuiderzee noemen, die
in het Noorden van ons land is binnengedrongen, afscheiding
heeft gemaakt tusschen landen van ongeveer gelijke vorming en
gelijke soort, tusschen bewoners van gelijken stand en gelijken
aarden dat nu het doel van de Noord-HollandschFriesche
lijn was die beide provinciën langs den kortsten weg met el
kander te verbinden. Krachtig werden de genoemde amende
menten door den minister Heemskerk bestredenhet leggen van
den zijtak SneekBolsward niet minder, dan de ombuiging langs
Bolsward. Zelfs die zijtak was, volgens den minister, eene ver-
Verslag der handelingen van den gemeentera
lenging van den wegeen splitsingpunteen oponthoud te meer
enals men dit voor iedere gemeente van 5000 zielen wilde
doendan hadden, gelijk de minister zeide, nog zeer vele andere
gemeenten gelijke aanspraak.
Uit het medegedeelde blijktvolgens spr.ten duidelijkste
dat, toen in 1875 de aanleg van staatsspoorwegen in zijn ge-
heelen omvang principieel werd behandeld, regering en volks
vertegenwoordiging beide niet gezind warenBolsward in de
voorgestelde lijnen op te nemen. En nu, na slechts 2 A/s Jaarj
verkondigt dezelfde Tweede kamerzij 't dan ook met eene
kleine meerderheidincidenteel eene geheel andere meening.
Wat spr. persoonlijk betreft, hij gaat niet zoover om met den
minister van 1875 te bewerendat eene zoo bloeijende en wel
varende gemeente als Bolsward niet aanspraak op een spoor
weg zou mogen maken, doch hij wil niet, dat dit geschiede
ten koste van de Noord* Hollandsch-Friesche lijn, gelijk inder
daad het geval zou worden als aan de motie-Sickesz werd ge-
volg gegeven. Hij en zijne mede-voorstellers oordeelendat het
belang der gemeente er door zou worden gekrenkt. Dat belang
vordert aanlegniet alleen van den geprojecteerden wegmaar
aanleg ook zoo spoedig moge ijk. Die aanleg, het behoeft ze
kerlijk geen betoog, zou belangrijk worden vertraagd, indien
tot de ombuiging langs Bolsward werd besloten. Wel zou het
ook voor Leeuwarden een voordeel zijn, met Bolsward eene
spoorwegverbinding te bekomendoch dat voordeel weegt niet
op tegen het nadeel van de verlengingdie de lijn Leeuwar
denAmsterdam zou ondergaan.
Spr. vindt het zeer natuurlijk, dat Bolsward do verbinding,
in de motie-Sickesz bedoeld, met beide handen aangrijpt. Maar
met een zijtak op Sneek ware die gemeente evenzeer gebaat,
nog veel beter zou dit het geval worden bij het totstandko
men van een spoorweg HarlingenSalzborgenwaarvan de
aanleg wel niet lang meer kan uitblijven.
Zóó dachten de staten van Friesland er ook steeds over. Door
de laatstgenoemde lijn moest, volgens hen, Bolsward, gelijk
nog zoo menige andere streek van Friesland, worden geholpen,
niet echter door opneming in de lijn LeeuwardenStavoren.
Gelijk de minister van waterstaat in de zitting van 11 April jl.
geestig opmerkte, zou de spoorweg dan herinneren aan de
slingerende lijnen van een Engelsche aanleg, welke voor het
tracé van een spoorwegdie voor snel en goedkoop vervoer
wordt gebouwdniet zeer gewenscht zijn.
De voorstellers zijn van oordeel, dat de gemeenteraadmet
het oog op art. 120 der gemeentewetthans moet opkomen voor
het belang zijner gemeente. Gaat uit Leeuwarden en uit de
andere bij de Noord-HollandschFriesche lijn betrokken ge
meenten eene krachtige stem opom aan te dringen op onver-
tinderde uitvoering van de eens vastgestelde spoorwegwet, de
Tweede kamer zal dan in eene meer voltallige vergadering waar
schijnlijk te.ugkomen op hare stemming over de motie Sickesz.
De heer Troölstra is het met de voorstellers van het inge
diende voorstel eensdat het in het algemeen niet wenschelijk
is te achten, dat Bolsward in de lijn LeeuwardenStavoren
wordt opgenomenaangezien die lijn dient te worden zooveel
mogelijk eene regtstreeksche verbinding van Leeuwarden met
Holland. Ook naar spr.'s meening is het doel van den aanleg
der spoorwegenom de verschillende stedeu langs den kortst
mogelijken weg te verbinden. Bij hem rijst echter de vraag,
ot het inzenden van een adres, als in dezen bedoeld, op dit
oogenblik wel eene gewenschte zaak is. Men dient z. i. ten
dezen niet uit het oog te verliezendat het heel veel moeite
heeft gekost de in dezen bedoelde lijn aangenomen te krijgen,
dat er heel veel moeite is gedaan om b. v. Hindeloopen ais uit
gangspunt te krijgen enz. Nu de lijn LeeuwardenStavoren
eenmaal is aangenomenwenscht spr. met die aanneming
rekening te houden. In aanmerking nemendedat het in dezen
.d te Leeuwarden, van den 25 April 1878. 35
geen lijn is, die de algemeene sympathie weg draagt, rijst bij
hem de bedenking, of, na de aanneming der motie-Sickesz, de
voorgestelde maatregel welligt ook aanleiding zou kunnen zijn
dat, wanneer straks het geheeie wetsontwerp in stemming wordt
gebragtdat ontwerp wordt afgestemd. In dat geval zou hij
het beter achtendat de zaakzoo als zij thans isongemoeid
wordt gelaten. Ofschoon zich niet dadelijk regtstreeks tegen
het gedane voorstel willende verklarenmeent spr. toch een en
ander ten dezen in het midden te moeten brengen.
De heer Plantenga heeft in sommige opzigten met genoe
gen de toelichting gehoord, door den heer Duparc ten opzigte
van het aangeboden voorstel gegeven. In tegenspraak met den
voorsteller gelooft hij echter, dat juist de aanhechting van Bols
ward in het voordeel van Leeuwarden zal zijn. Hij beschouwt
de geprojecteerde spoorwegverbinding van Leeuwarden met Am
sterdam van groot belangmaar vooral doet hij dit met het oog
op de meerdere gemeenschap, die daardoor zal ontstaan tusschen
de hoofdstad en den zuidwesthoek dezer provincie. Hij is ook
om dezelfde redenen als de heer Troelstra niet voor de inzen
ding van een adres als is voorgesteld. Hij is van meening dat
de opname van Bolsward in de geprojecteerde lijn in het ge
heel geen schade voor deze gemeente zal meebrengen, en dat
het zelfs van belang is te achten, dat Leeuwarden zooveel mo
gelijk met de geheeie provincieen bij gevolg ook met Bols
ward in directe gemeenschap kome. Het nadeeldat aan de
opname van Bolsward in de lijn is verbondenn.l. de iets min
der korte gemeenschap, die men met de hoofdstad des rijks zal
hebbenwordt naar spr.'s meening ruimschoots opgewogen door
de meerdere gemeenschap, die men met onze kleinere provincie
steden zal erlangen. Hij zal daarom niet met het ingediende
voorstel kunnen méégaanmaar daar tegen stemmen.
De heer Bruinsma zegt, dat toen de ontwerp-wet tot aan
leg van den in dezen bedoelden spoorweg bij de regering voor
het eerst aanhangig werd gemaakthij het reeds toen betreurde,
uit een geheel onpartijdig oogpunt beschouwddat Bolsward
niet in de lijn was opgenomen. Thans is hy nog van gelijk ge
voelen. Hij weet niethoeveel tijd met de door hem gewenschte
ombuiging der lijn over Bolsward zal verloren gaan, in opzigt
tot de directe gemeenschap van deze gemeente met Amsterdam
en met Noord-Hollandmaar hij gelooft, dat in ieder geval dat
tijdverlies niet van dien aard zal zijn, dat daaraan veel zou
moeten worden gehecht. Bolsward, zegt spr., is juist een van
die gemeentenomdat zij omringd is met beste weidelanden
alwaar veel en beste boter en kaas worden aangevoerd. Loopt
de lijn alleen over Sneek, dan wordt Bolsward geheel geécar-
teerd, terwijl, wordt laatstgenoemde gemeente in de lijn opge
nomen ditnaar spr.'s meeningeigenaardige voordeelen, vooral
voor Bolsward cn ook voor deze gemeentezal medebrengen.
Hij is bepaald van oordeeldat het voor Leeuwarden van meer
belang is dat de lijn ook over Boisward wordt gelegddan dat
dit niet geschiedt cn al zoo een eenigzins kortere gemeenschap
met Noord-Holland wordt verkregen. Spr. wil er voorts op wij
zen, dat de regering, getuige de geprojecteerde en aangenomen
lijn ZwolleAlmelo en met MeppelAlmelo, welke laatste doch
veel korter is, niet altijd die lijnen wenscht, die de kortst mo
gelijke gemeenschap tusschen verschillende steden aanbrengt
maar wel degelijk let op locale toestanden. Vooral wanneer de
regering weet, dat Bolsward is een zeer welvarende stad mot
betrekkelijk belangrijken handel en zij zich voor hare opname
in de lijn wel belangrijke opofferingen zal willen getroosten,
zal zijnaar spr. meentzeker letten op de kenbaar gemaakte
wenschelijkheid. De heer Duparc, zegt spr., sprak van moge
lijke latere verbinding van Bolsward door een zijtak, doch hij
moet hier tegen opmerkendat die verbinding dan toch nog
zeer vaag is. Verder drukte genoemde spr. vooral op de wen-