J fell 31 p ff1] FT Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 27 Junij 1878. „ambachtsschool en in de eischen eener scmi middelbare burger- „school." Wanneer hij die woorden uit zijne motie had wegge laten en daarvoor b.v. in de plaats had gesteld de woorden in dier voegedat hot belang der gemeente naast die hervormde school de oprigting eener theoretische en practischo ambachts school gedoogt, dan gelooft spr. dat het grootste gedeelte der geopperde bezwaren zou zijn vervallen. De heer Duparczegt spr.heeft bij de bestrijding der motie toch een woord van waardeering gehad voor het doel door den voorsteller daarvan beoogd. Thans wil hij daaromtrent eene nadere verklaring geven. Zijne bedoeling met de indiening der motie was alleen om uit de vele uiteenloopende meeningendie in zake de wen- schelijkheid der oprigting van eene theoretische en practische ambachtsschool in deze gemeente zijn geuitdie te kiezen waardoor zooveel mogelijk aan do verschillende geopperde be zwaren zou worden te gemoet gekomen. Hij deed zulksomdat hijvoorstander als hij is van de ambachtsschoolvreesde, dat door eene vereeniging van minderheden die school voor goed van de baan zou worden geschoven. Gaarne wil hij toegeven, dat de overweging laatstelijk in zijne motie vermeld en zoo even door hem aangegevenniet zoo alleen uitstel der zaak beoogtmaar ook eenigzins aanduidt do soort van inrigting, die hij voor zich zou wenschen. Hij begrijpt, dat hij zich door die overweging op gevaarlijk terrein heeft begeven. Hij heeft zich laten verleiden om het meer beperkte terrein eener motie van orde uit te breiden. Hij deed het in het denkbeeld dat hij misschien een basis gevonden had waarop in deze raoeijelijke kwestie kan voortgebouwd worden. Hij begrijpt hierin te hebben misgezien en het doet hem leed met die goede bedoeling het lot zijner eigene motie in gevaar te hebben ge- bragtmaar hij kan het echter niet verhelen dat het van de heeren Attema c. s. naar zijne mcening geen gelukkig denkbeeld is geweest, om reeds dadelijk een nader voorstel den leden aan do hand te doen. Hij meent dat het voor de zaak beter geweest zou zijnindien bedoeldo heeren eene vervorming van spr's. motie in overweging hadden gegeven, om de kwestie daardoor zooveel mogelijk op een effen terrein te houden. Wordt nu, zegt spr.mijne motie verworpendan komen de 4 meerbodoelde heeren met hun voorstelnadat zooals spr. hoopt het voorstel van rapporteurs uit de sectiën zal zijn verworpen. Spr. zoude zeer bereid zijn, zijn denkbeeld op te offeren, indien hij do over tuiging erlangde dat het door die hoeren voorgestelde beter was. Ieder raadslid zal t<>ch z. i. er genoegzaam van overtuigd zijn dat het hem niet te doen isom zijne motie bepaald aangenomen te krijgenals wel meer bepaaldelijk om het belang der zaak en ware het voorstel van de heeren Attema c. s. voor hem aannemelijkgaarne zoude hij dat bevorderen door zijne motie in te trekken. Waar hij center overwegende bezwaren heeft tegen het voorstel dier heerendaar moet hij zijne motie hand haven en zal hij gerust het oordeel van den raad daarover in wachten. Hij herhaalt echter, dat hij het aangenamer zou hebben gevondenindien hij langs den weg van gemeenzaam overleg en door weglating van do geincriminecrde woorden liet daarheen had kunnen leidendat ook de 4 heeren van het nader voorstel zich bij zijne motie hadden aangesloten. De be slissing omtrent de zaak zelf zal bij aanneming zijner motie eenigen tijd worden verschoven, maar vraagt spr. is het ook wel zoo noodig, dat men in dezen terstond tot stemming over het principe overgaat, dat men dadelijk, zooals de heer Attema zich uitdrukte, klaarhelder water gaat tappen. Wat zal er verloren zijn wanneer men eerst information neemt omtrent de door de hooge regering ter zake eventueel te nemen beslissing. Naar spr. meent niets. Integendeelmen zal daardoor trachten zooveel mogelijk de practische bezwaren, waarop de ambachts school stuit, weg to nemen. In het voorstel van den heer Attema c. o. wordt daarmede in het geheel gceno rekening gehouden naar spr. meent en het is ook daarom dat hij zijne motie ver kiest boven bedoeld voorstelofschoon hij niet wil ontkennen dat sommige bezwaren daaraan verbonden en de opoffering van eenigen tijddaarvan het gevolg zal zijn. De eerste overweging zijner motie karakteriseert den toestand, den verwikkelden toe stand waarin de ambachtsschool voor dezen oogenblik verkeert. Men staat ten haren opzigto voor drie uiteenloopende meenin gen 1die van de adressanten en wel meer speciaal die van de afdeeling der vereeniging volksonderwijsom naast de be staande burgerdag- en avondschool eene van gemeentewege opgerigte theoretische en practischo ambachtsschool te hebben, zonder daarbij rekening te houden met bestaande inrigtingen van onderwijs. Vroeger toen de adressanten als 't ware op den voorgrond stelden de opheffing der burgerdag- en avondschool, kon hij zich bij hunnen wensch onder zekere voorwaarden nederleggen, thans echter niet. Onder de motieven die hem hiertoe leiden is vooral ook ditdat de gemeente casu quo tweo in hoofdzaak gelijksoortige inrigtingen zal in het leven roepen die mot elkander in concurrentie zullen treden. Men vergete immers nietzegt ppr.dat de burgerdag- cn avondscholen ook zijn opgerigt met het doelwat men met de ambachtsschool beoogtn.l. om te gemoet te komen aan de behoeften van den arbeidersstand. Is de ambachtsschool uit den aard der zaak bestemd voor den handwerksman, de burgerdag - en avondschool is het volgens de wet. Dit is ook het hoofdbezwaar dat hij tegen hot voorstel van den lieer Attema heeft. In de 2de plaats zijn het de finantiën der gemeente, die spr. doen huiveren aan den wensch van adressanten toe te geven. De burgerdag school cischt jaarlijks van de gemeente eene som van dz/ 8000 en eene ambachtsschoolzoo als men die wenschtn.l. eene theoretische en practische ambachtsschoolzalvolgens de door burgemeester en wethouders in hun voorstel genoemde cijfers eene jaarlijksche uitgaaf vorderen van f 12,000 a f 13,000, alleen voor hot theoretische deelen nu vraagt hij of do stand der gemeontefinantiën wel zoo isdat men tweo gelijksoortige inrig tingen kan en mag in het leven roepondie als 't ware met elkander zullen concurreren en zonder dat men in staat is daar van eene te doen vervallen of op to heffen. Komt do ambachts school tot standdan zal het volgens spr. blijkendat de burgcrdagschool overtollig is maar men zal deze toch moeten houden met het oog op de wet. Op grond van een en ander kan spr. zich niet bij den wenscli van adressanten neerleggen. Dat spr. zich niet bij de 2do mcening die van rapporteurs kan aansluiten zal reeds voldoende zijn gebleken. Daaromtrent zal hij geen verder betoog houdenen dat hij zich ook niet geheel met de 3de meeningdie ontwikkeld is in het voorstel van burgemeester cn wethouders kan vereenigenstrekkende tot oprigting eener ambachtsschool, mits de bevoegdheid worde verkregen tot opheffing van de bestaande burgerdag- en avond school is vooral hierin gelegendat hij naast de ambachtsschool ook een gedeelte wenscht te hebben ingerigt voor hen die niet zoo zeer langs den weg van een ambacht hun brood willen verdienenmaar die als kantoorbediende of door den kleinhandel in hun onderhoud willen voorzien en dus meer theoretisch dienen te worden ontwikkeld. Voor die breede zoom der maatschappij wenscht hij ook een gedeelte der school te hebben ingerigt. Daarbij komt nog het wettelijk bezwaar tegen de opheffing der burgerdag- en avondschool. In den tijd, die ter zake is ver- loopen heeft zich gelijksoortig geval voorgedaan te Groningen en de uitslag daarvan geeft spr. zekerheid, dat eene poging door deze gemeente tot eenvoudige opheffing der bedoelde inrigting te doen, met weinig succes zou worden bekroond. De onzuivere toestand waartoe men door een en ander is gekomenwonscht spr. zooveel mogelijk tot oen zuivere te maken. Met dat doel diende hij zijne motie in. Hij wil oone poging bij do hoogo regering doen niet zoozeer om opheffing dor bestaande burgerdag- en avondsetm -I to verkrijgen als wel moer om die inrigting to hervormen, in dier voege dat wordt voldaan èu aan do eisch van hen die eene ambachtsschool wil len, cn aan die van hen welke als ware 't eene seini middelbare Verslag der handelingen van den gemeente burgerschool wenschen. Dit wil hij te meer, omdat dit ten allen tijde de quintessens van het verzoek van adressanten is geweestde wenschdat de raad besluite tot oprigting eener theoretische en practipcho ambachtsschoolmet bevoegdheid om zich tot de hooge regering te wenden met het verzoek tot opheffing of liever hervormiDg van do burgordag- en avondschool. Nu is zijne motie door de heeren Attema en Duparc afgekeurd en bestreden, vooral om de laatste daaraan verbonden over weging. Slechts een dag voor de vergadering waarin de motie werd ingediendheeft spr. haar ontworpen en daarbij misschien niet voldoende in het oog gehoudendat de laatste daaraan toegevoegde overweging de motie zelf voor aanneming minder wenschelijk zou kunnen maken. Nu het echter blijkt, dat dit het gevai is, en dat de weg daarbij door hem aangegeven niet als de beste wordt geoordeeld, thans is hij niet ongenegen de bedoelde woorden der laatste overweging zijner motie te doen vervallen. De bedoelingwaarmede de motie is ingediendzal z. i. daarom even zuiver blijven behouden. Eindelijk wil spr. nog een enkel woord in het midden bren gen omtrent do kwestie of het wel zoo noodig isdat men ter zake thans helderklaar water gaat tappen. In het door de heeren Attema c. s. aangeboden voorstel wordt o. a. gezegd dat hetmot het oog op do aangeboden bijdragenvan belang en noodig isdat eene zuivere beslissing ten principale worde ge nomen en dat juist die bijdragen op bedoelde beslissing van over wegenden invloed zijnvermits het volstrekt niet zeker isdat zij later op niouw zullen worden beschikbaar gesteld. Spr. kan een en ander niet beamen. Hij meent dat zij, die voor de op rigting eener theoretische en practischo ambachtsschool zekere som disponibel hebben gestelddit alleen gedaan hebben in het belang der zaak en dat dezen b. v. over een jaar even bereid tot het verlecnen van die ïooi zullen worden bovonden als thans. Waarom vraagt spr. zou dit niet het geval zijn Hij voor zich weet daarvoor geen reden. Lagen de aangeboden sommen zoo maar renteloosdanzegt spr.was het iets andersdoch dit is niet zoo. Spr. wijst er opdat do toezeggingen zijn gedaan door corporatiën en dat deze zeer goed zullen begrijpen, dat men met zulk eene belangrijke zaak, als waarvan in dezen sprake is, niet zoo vlug is en kan zijn. Hij meent dat niemand in dezen een steen zal kunnen werpen. Men moetzegt hijook niet over het hoofd ziendat tegenover de bijdrage in eens van 35,000 en de jaarlijksche ad /'600 staat eene jaarlijksche uit gaaf voor de gemeente van meer dan f 12,000 a f 13,000. Spr. is er ver van af de zoo bereidwillig aangeboden sommen te wil len verkleinen of minachtenmaar men dient toch z. i. ook niet uit het oog te verliezen de zeer belangrijke opoffering, die de gemeente zich nog altijd zal moeten getroosten. Die opoffering wettigt z. i. wel eenige vertragingwanneer die vertraging kan bijdragen om zwarigheden op to heffen. Hem komt het hoogst gevaarlijk voor, dat men op grond van de gedane aanbiedingen den raad wil gaan dwingenom ontijdig eene pertinente beslis sing ter zake te nemen. Hij acht het bepaald wenschelijk dat zijne motie wordt aangenomen en wil, om aan de bezwaren door sommige ledon daartegen geuit tegemoot te komenzelf het initiatief nemenom de geincrimineerde woorden daaruit weg te laten en de motie dus zoo te wijzigendat nu omtrent den vorm en de inrigtingdie men aan do school zal geven mets wordt beslist. Hij hoopt dat de motie in dier voege ge wijzigd zal worden aangenomen, niet omdat, spr. herhaalt het, hij zijne mecning gaarne ziet aangenomenmaar omdat hij het werkelijk in het belang der zaak acht. Hij vindt het zoo hoogst gevaarlijk tusschon blinde klippen ia to zeiion on zou zoo gaarne eerst eenige aanwijzing daaromtrort van de hooge regering ont vangen en kan er zich volstrekt niet mee vereenigenom door nu reooa te besluiten met twee beenen in een kous te etappen. Pe hoer Duparc wenscht een onkel punt, door den heer Vviersina behandeldto releveren. Dat geachte lid is begonnen to zeggendat hij het een niet zeer gelukkig denkbeeld van •aad te Leeuwardenvan den 27 Junij 1878. 69 den heer Attema c. s. vondom een nader voorstel in te die nenen dat hot beter zou zijn geweest, eene vervorming zijner motie in overweging te geven. Spr. is niet van dat gevoelen. Hij meent, dat de indiening van het nader voorstel nog nader wordt geregtvf-irdigddoor de omstandigheid, dat do heer Wiersma zich thans bereid heefc verklaard in zijne motie, dio immers wel eerst behoorlijk zal zijn gewikt en gewogen, be langrijke wijziging aan te brengen. Die motie toch was niet geschreven tijdens of onder de discussie ter zakemaar vóór die discussie en is aan do leden vooraf gedrukt rondgedeeld geworden. De heer Wiersma beweert, dat eene beslissing, zooals door hem wordt voorgesteldde beste is. Spr. vindt die bewering wel wat optimistisch. Zoowel vóór-als tegenstanders der am bachtsschool hebben immers de motie bestreden. Vooral ook dient men te letten op het tijdverliesdat van eene aanneming dier motie het gevolg zal zijn. Nu hoort men wel eens zeggeü, als een zaak lang heelt geduurddat nog oen weinig langer wachten zooveel kwaad niet kan, maar ten aanzien der onder- werpelijke zaak kan dit volgens spr. niet opgaan. Juist omdat zij reeds zoo langen tijd hangende is geweestmoet zij hoe eer der zoo liever tot afdoening worden gebragt. Nu heelt de heer Wiersma wel gezegd, dat zij, die de bekende aanbiedingen hebben gedaan, daartoe zijn gekomen alleen om het belang der zaak, en hij zich niet kan begrijpen, dat er sprake zou kunnen zijn van het niet steeds gestand doen dier aanbiedingen. Doch 8pr. moet de aandacht er op vestigen, dat er bij den raad een stuk is ingekomen, waarinals ware 'top vrij duidelijke wijze door hen die de aanbiedingen hebben gedaanwordt gezegd„Geef ons „nu toch eindelijk eens antwoord en beslissing op het reeds „sedert zoo lang door ons ingezonden adres en gedaan aanbod „anders kunnen wij niet langer voor de gedane aanbiedingen „instaan.1' Dit laatste geeft spr. althans aanleiding om op het nemen van oen bepaald besluit in deze zaak aan te dringen. Met regt is door den heer Wiersma gezegd, dat de opofferingen, welke do gemeente zich casu quo zal hebben te getroosten, niet gering zijn, maar juist daarom ook is het van zooveel belang, thans ten spoedigste de zaak af te doenten einde nog op de niet onaanzienlijke bijdragen to kunnen rekenen. Bovendien houde men in het oogdatals daar eerstdaags de wet op het lager onderwijs aangenomen en alzoo van de agenda der tweede kamer gebragt zal zijnspoedig ook eene wijziging der wet regelende het middelbaar onderwijs zal kunnen worden tege moet gezien, en dat men wel veilig kan aannemen, dat de mi nister bij zijne voordragt zal rekening houden met de bezwaren, allerwego gerezen ten opzigte van de burger dag- en avond scholen en met daartegenover staande wenschen in het belang van ambachtsondcrwijs. En dan kan het zeer ligt gebeuren, dat de wet ons de oprigting van ambachtsscholen zal voorschrijven. Maar zal men dan wel weder in zulk eeno gunstige positie zijn als thans en moet men daarom niet te eerder zich beijveren, de aangeboden bijdragen dankbaar aan te nemen? Hij acht do finantiële bezwarenvoor de gemeente aan do oprigting eener theoretische cn practische ambachtsschool verbonden niet ge ringdoch hij mag zich daardoor niet laten weerhouden tot die oprigting mede te werkenomdat het hier geldt de voldoening aan eene groote behoefte van den handwerkstand. De bewe ring dat er casu quo twee gelijksoortige inrigtingen zouden zijn, dio mot elkander in concurrentie zullen treden, kan hij slechts ten deele beamen. Do ambachtsschool zal uitsluitend dienen voor hendie oen ambacht willen loerenterwijl de bur ger dagschoolal of niet gewijzigd, zal zijn voor lien, die op kantoren enz. eeno plaats weiischon te erlangen. In ieder ge val zou de raadna een besluit tot oprigting eener ambachts school, in overweging kunnen nemen, her vorming van do dag school to vragen, gelijk spr. dit, als minderheid van de com missie van rapporteursin de afzonderlijke nota heeft uiteenge zetnamelijk hare verandering in eene middelbare school met

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 4