Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Loouwardenvan den 27 Junij 18 «8
72
trent de zienswijze van den inspecteur van het middelbaar on
derwijs, den heer dr. Steijn Parvé. Het was met eenig leed
gevoel dat spr. die mededeelingen vernam- dat hij den naam
van dien ambtenaar door den Voorzitter weer in het debat
hoorde mengen. Hij heeft de grootste achting voor dien amb
tenaar het is nog geen uur geledendat het spr. gegeven was
dien man de hand te drukkenmaar dit neemt niet wegdat j
de houdingdoor dien ambtenaar in de zaak der ambachts- j
school laatstelijk aangenomen, volgens spr. niet is goed te keu
ren. Spr. heeft hierbij op het oog het zijdelings optreden van
dien ambtenaarzijne onderhandsche mededeelingen ook nu
weder aan den Voorzitter van den raad. Wat spr. te dien
aanzien vroeger in zijne motie zei, geldt ook nu weder. Meent
een ambtenaar zijn gevoelen te moeten mededeelenhij hoe
het als zoodanig officieel aan het ligchaam, waarbij het behoort,
en dan moet het in zaken als deze méér zijn dan een particu
lier gevoelenhet moet uitdrukken het gevoelen van de regering.
De door den voorzitter gedane mededeelingen hebben dan ook
niet den minsten invloed op spr. gehad en er geenszins toe ge
leid, voor hem de motie van den heer Wiersma aannemelijker
te maken.
Eindelijk wil spr. nog terugkomen op hetgeen de heer Wier
sma heeft gezegdn.l. dat de regering indien zij de gemeente
nieuwe verpligtingen gaat opleggenook de middelen moet aan
wijzen, die de gemeente in staat zullen stellen, die verpligtin
gen na te komen. Spr. zou dit hoogst wenschclijk achten,
maar, als de regering het niet doet, wat dan? Men lette er
wel op, wat met het hooger onderwijs ia geschied. Dat on
derwijs mag worden geacht geheel te zijn rijksbelang, en toch,
zegt spr., moeten de gemeenten het bekostigen, zoover de gym
nasia aangaat. Zeer zeker zal dit het geval worden met de
ambachtsscholen, die wel moeyelijk anders dan als van regt-
streek8ch gemeentebelang kunnen worden beschouwd.
Ten slotte nog ditIndienzooals de voorzitter zeidedo
burgerdag- en avondscholen in der tijd met applaus werden be
groot dan geschiedde dit vooral ook door den schepper der wet.
Maar men vergete niet, dat er inmiddels 14 jaren zijn^verloo-
pen en dat juist de verkregen ervaring die wending in de open
bare meening heeft gebragt, waardoor minder waarde wordt
gehecht aan de dagscholenzooals zovolgens de wetzijn
georganiseerd.
De heer de la Faille verklaart het woord te hebben ge
vraagd om te kennen te gevendat hijna al de belangrijke
discussiedie in deze vergadering is gevoerdzich volkomen blijft
vereenïgen met de mcening van den heer Attema Hij is van
oordeel dat er thans eene bepaalde beslissing omtrent de ambachts
school moet worden genomen en dat die zaak niet moet wor
den geembrouilleerd. Men moetzegt spr. niet trachten te ver
eenigen wat niet te vereenigen is. De behoefte aan eene am
bachtsschool bestaat; laat men nu besluiten om zoodanige in-
rigting al dan niet in het leven te roepen. De zaak is z. i.
daartoe genoeg urgent.
Hierna niemand meer het woord verlangendeworden de
discussiën gesloten.
De motie van den heer Wiersma hierop in stemming gebragt
wordt verworpen met 15 tegen 5 stemmendie van de heeren
Bruinsma, Wiersma, van Eijsinga, Bloembergen en ltengers.
Op voorstel van den heer Duparc hierna besloten zijnde om
do verdere behandeling der zaak te doen plaats hebben in de
eerstvolgende vergadering van den raad, wordt de vergadering
door den voorzitter gesloten.
Verslag der handelingen van den gemcont(
Vergadering van Donderdag den 11 Julij 1S78.
Tegenwoordig eerst 18, later 20 leden.
Afwezig de heer mr. P. D. Kijmmell met kennisgeving.
Voorzitter do heer mr. W. J. v. Weideren baron Rcngers,
burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 27 Junij j.l. gehouden ver
gadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt:
1. Het rapport der raadscommissie voor de reclames omtrent
de bezwaarschrifteningekomen tegen het le suppletoir der di
recte belasting op liet inkomendienst 1878.
Wordt besloten, dit rapport met het betrekkelijk kohier,
thans mede ter tafel gebragt, te behandelen in eene volgende
vergadering.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders op het ver
zoek van G. Geerts, om eervol ontslag als le hulponderwijzer
aan gemeenteschool no. 4.
De conclusie van dit voorstel luidt„aan G. Geertsop zijn
verzoekeervol ontslag te verleenen als hulponderwijzer aan
gemeenteschool no. 4 en zulks met ingang van 1 Augustus 1878."
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot afkoop
van een grondpacht ten laste der gemeente.
Bij dit voorstel wordt voorgesteld te besluitenTen behoeve
van de gemeente Leeuwarden met den 12 November 1878 af
te koopen, tegen den twintigsten penning eene ten haren laste
bestaande eeuwige rente, groot f 4.20 'sjaars, waarmede is be
zwaard het terreinverkregen na amotie van de in 1861 aan
gekochte huizinge met scheepshelling en timmerschuur op het
Zuidvlietlater bestemd gedeeltelijk tot publieke straatgedeel
telijk tot erf der gemeenteschool no. 6.
De voorstellen, vermeld nos. 2 en 3 zijn ter visie gelegd om
in eene volgende vergadering te worden behandeld.
4. Een adres van de aannemers Bekhuis en Damstra alhier,
houdende o. a. verzoek om vergoeding van schade door henge
leden ter zake van volgens hun beweren gepleegde onregelma
tigheid bij de aanbesteding van het maken van een gebouw
ingerigt voor beurs en waag, op het terrein van den afgegra
ven Wirdumerpoortsdwinger.
De Voorzitter geeft ten aanzien van dit adres te kennen,
dat het collegie van dagelijksch bestuur er prijs op heeft ge
steld om terstond do onjuiste voorstellingen en do ongegronde
aantijgingen door adressanten aangevoerd te wederleggen en
doet derhalve in de eerste plaats lecture geven van het berigt
door den directeur der gemeentewerken op dat bezwaarschrift
ingezonden.
Daarna zegt de voorzitterdat burgemeester en wethouders
zich thans in dubbele mate verheugen reeds veertien dagen ge
leden in eene geslotone vergadering van den raad volledige me-
dedoeling te hebben gedaan van de motieven, die het collegie
tot het uitschrijven eener herbesteding hebben geleid. Die her-
beBteding thans afgeloopen zijnde, aarzelt het collegie geen
oogenblik om die motieven openlijk kenbaar te maken. In de
eerste plaats was het de eerst na de opening der billetten ge
bleken omstandigheid, dat juist het laagste inschrijvingsbillet
nè, den bij de advertentie gestelden termijn in de bus was ge-
j worpeneene onregelmatigheiddie echter bleek geheel buiten
schuld van den inschrijver te hebben plaats gehad. Bovendien
bestond bij het collegie van dagelijksch bestuur twijfel omtreüt
de soliditeit van den inschrijver en diens borgen, op grond van
geruchten, die later ongemotiveerd of overdreven zijn gebleken,
terwijl eindelijk liet inschrijvingsbedrag in dier mate verschilde
van de ramingdat met grond aan eene vergissing kon worden
gedacht, die welligt later moeijehjkheden zou kunnen opleveren.
Deze motieven hebben burgemeester en wethouders tot het
uitschrijven eener herbesteding geleid, en niemand die met de
voorwaarden en gebruiken bij deze en dergelijke aanbestedingen
Bijvoegsel beiioorende bij de Leeuwarder Courant.
raad te Leeuwardenvan den 11 Julij 1878. 73
bekend iszal kunnen ontkennendat een aanbestederdie het
regt heeft iedere inschrijving zonder opgave van redenen buiten
aanmerking te laten, des te meer bevoegd is alle gegadigden
op nieuw de gelegenheid tot mededinging te geven.
Geen enkele der inschrijvers heeft dan ook tegen de herbe-
steding bezwaren geopperd of het regt van de besteders om
daartoe over te gaanbetwisten de meeste hunnero. a. de
adressanten hebben door do inlevering hunner billetten by die
herbesteding feitelijk erkenddat burgemeester en wethouders
geheel volgens hunne bevoegdheid handelden.
Adressanten dit erkennende, doen echter een beroep op de
billijkheid des raadsdaar zjj wijzen op de omstandigheiddat
wanneer het laagste inschryvingsbillet bij de eerste besteding
buiten aanmerking ware gehoudenhet werk hun zonder twy-
fel zoude zyn gegund. Spr. moet ten aanzien van deze bewe
ring opmerkendatal ware het te laat ingeleverde billet niet
aangenomeniets waartoe burgemeester en wethouders bevoegd,
maar volstrekt niet verpligt warentoch meer dan waarschijn
lijk eene herbesteding zoude zijn uitgeschrevenomdat de in-
schryving van adressanten voor een gebouw met dubbele ko
lommen nietzooals zij bewerenbeneden de raming was, maar
integendeel die raming met f 2779 overtrof. In ieder geval zou
hun derhalve het werk niet zijn gegund buiten toestemming van
den raad en ook deze zouwetende dat er een gegadigde was,
wiens billet door toevallige omstandigheden buiten aanmerking
was gebleven, stellig aan eene herbesteding den voorkeur heb
ben geschorken.
In de gegeven omstandigheden was dus het besluit van bur
gemeester en wethouders volkomen gewettigden was er geen
enkele reden om don inschrijver, wiens billet buiten zijn schuld
later dan den bij advertentie bepaalden termijn was ingeleverd,
van do concurrentie uit te sluitenof hem toen hy by de her-
besteding op nieuw de laagste inschryver bleek, het werk niet
te gunnen.
Burgemeester en wethouders achten het beneden zich op de
in het adres doorschemerende beschuldiging te antwoorden
alsof hier bevoorregting van hunne zyde zou hebben plaats ge
had doch vragen eenvoudig welke reden denkbaar zoude zyn
om een elders wonenden en aan burgemeester en wethouders
geheel onbekenden aannemer op onbillijke wijze te begunstigen
boven tal van soliede en gunstig bekende aannemers hier ter
Btede, die steeds naar genoegen van het bestuur vroegere wer
ken hebben opgeleverd. Ware hier iets anders dan zorg voor
het belang der gemeente in het speldan zou zeker het be
stuur eerder geneigd zyn geweestmet voorbygang van vreemde
aannemers aan ingezetenen dit belangrijke werk te gunnen.
Spr. kan dan ook het thans ingediende adres niet anders toe-
schrjjven dan aan de teleurstelling en spijt der adressanten, die
gehoopt hadden aannemers te wordendoch vertrouwt tevens
dat zjj zolvenby meer kalm nadenkenhet volkomen onge
gronde van hun beklag zullen erkennen.
Het voorstel, om de behandeling van dit adres met daaraan
door burgemeester en wethouders toe te voegen voorstel, in
eene volgende vergadering in behandeling te nemengeeft aan
leiding tot navolgende discussie.
Den heer van Sloterdijck komt het voor, dat geen besluit tot
afwijzing van het gedaan verzoek door den raad op het door de aan
nemers Bekhuis en Damstra ingezonden adres moet worden geno
men. Adressanten toch beklagen zich over de uitvoering van een
raadsbesluit en die uitvoering is geheel aan burgemeester en
wethouders opgedragen en overgelaten. De raad heeft niet dat
toezigt op die uitvoeringdat hij op dit adres eene beschikking
zal kunnen nemen. Spr. meent dat de raad met dit adres niet
anders kan en moet handelendan het ten fine van beschik
king aan burgemeester en wethouders renvoijerenwaartoe bjj
deze het voorstel doet.
De heer Bloembergen merkt op, dat het is een adres ge-
13