78 Verslag der handelingen van den gemeen 01 „wege, andere gemeenten wel willen volgen in het subsidiëre n „van zulk eone school. In dat geval worden toch evengoed do „gemeentelijke fondsen beschikbaar gostold voor een onderwijs, „dat heet slechts voor enkelen te zijn. Het geldt hier slechts „eene vraag van minder of meergeen verschil in beginsel (zie „raadsverslag blz. 2!) Geen principieel verschil vraagt spr.tusschen eene zaak, die men, omdat zij nuttig wordt geacht, wel, ofschoon onverpiigt, steunen wilen eene zaakdie men krachtens de wet bekosti gen moet Moot de laatste niet vóórgaaningeval men niet aan alles te gelijk kan voldoen Het is bovendien de vraag of een ambachtsschool in dit verbandwel voldoet aan den cisch, dien men aan elke inrigting van openbaar onderwijs, die uit de gemeente middelen bekostigd wordtstellen mag deze namelijk, aat zij zooveel mogelijk, strekt ten bate van allen En hiermede, zegt spr. voor het oogenblik genoeg. Do heer Duparc moet zijne bevreemding te kennen geven, dat zijne beide mede-rapporteurs, de heeren Dirks en Suringar die toch in de conclusie van het verslag hunne wonschen be vredigd zien, thans juist de eersten zijn in het debat. "Waarom, vraagt spr.de argumententhans bijgebragtin der tijd niet aan hem, als algemeen rapporteur, opgegeven? Ofschoon spr. erkent, dat ook zijevenals ieder ander lid, geheel vrij zijn om thans op nieuw het vóór en tegen der zaak te overwegen, vindt hij het toch oneigenaardig datnu die geachte leden als ware het, geheel hun zin krijgen, thans op nieuw met hunne argumenten in het debat to voorschijn komen, 't Is alsof zij hebben gemeend, een supplement op het verslag te moeten leveren. (Repliek van den heer Dirksom reeds vroeger vermelde reden, nader mede te deelcn.) De heer Suringar wenscht ook met een enkel woord op tc merken, dat hij, als rapporteur van de eerste sectie, niet on besproken heeft mogen laten wat na de indiening van het rap port in en buiten de vergadering is gesprokengeschreven en gedrukt, maar dat er overigens, ofschoon hij daartoe in zij a regt wasin het door hem geavanceerdegeon nieuwe argu menten zijnniets nieuws is bijgebragt. Alleen is hij in eene breedoro ontwikkeling getreden van zijn door andere leden ge deeld gevoelen, dat het niet wenschelijk is, dat de ambachts school van gemeentewege v/ordt opgerigt, en dat gevoelen is in het verslag door den algemeenon rapporteur getrouw weergege ven waar wij lezendat zijdie voor het particulier initiatief warenoordeeldendat vrije zamenwerking van velerlei gaven en krachten meer algemeenc belangstelling en medewerking der ingezetenen opwekkenmeer kans van slagen aanbieden zou dan indien de gemeente op den voorgrond trad. De Voorzittor moet opmerken, dat thans niet aan de orde is critiek over bijgebragte argumentenmaar de conclusio van het verslag van rapporteurs. Hij dringtaangezien de zaak de' ambachtsschool reeds zoo van alle kanten is bekekenbij de leden op bekorting der discussie aan. Do heer Attema wenscht zich voor dozen oogenblik to be palen tot een zeer kort antwoord op enkele punten door den hoer Suringar bijgebragt. De argumenten van dat geachte lidzegt spr.komenwel bozienin hoofdzaak hierop neer: 1. dat het voor de gemeente geen zaak is om eene practische en theoretische ambachtsschool op te rigten, en 2. dat het beter is dat die zaak door particu lieren wordt ondernomen met subsidie van de gemeente. Hiertoe wordt men vooral geleid door de meeningdat de zaak voor do gemeente te kostbaar is. Het is moeijelijk uit te maken zegt spr.wat voor de gcmconte Leeuwarden te kost baar is. Kr is ten dezen gesproken vaa eene jaarlijksche uit gaaf van 18,000 on dat cijfer is in do vorige vergadering ver hoogd tot 15,001) en spr, golooft dat dit laatste bedrag tamelijk rad te Leeuwarden, van den 11 Julij 1878. gegrond is. Voel gold zal or dus inderdaad voor do ambachts school jaarlijks moeten worden uitgegevenmaarvraagt spr. welk groot nutwelke groote indirecte voordeelen staan daar ook tegenover. Bedriegt hij zich niet zeerdan zal do school zeer productief zijn. Vooral voor den ambachtsstanddie zoo zeer behoefte heeft aan professioneel onderwijs. Dit wordt erkend zoowel door bazen als werkliedengetuigen de adressen, die desbetreffende onder de stukken worden aangetroffen. Spr. wil hiermede niet betwisten, dat de uitgaaf, die men zich voor do ambachtsschool zal moeten getroosten, vrij aanzienlijk is, geenszinshij erkent dat die uitgaaf groot is te noemen maar moet erevenals hij zulks deed in de vorige vergaderingook thans op wijzendat ook de draagkracht der Leeuwarder inge zetenen niet zoodanig uitgeput isdat de raad zich om die reden behoort te onthouden van nuttige uitgaven voor onderwijs. Tevens meent hijdat men ten opzigte van de geldkwestie er op mag wijzen, dat het vooruitzigt is geopend, dat do stad Leeuwarden eerlang van rijkswege steun krijgt voor de uitgaven voor het lager onderwijs. Immers volgens art. 45 van het aan hangig wetsontwerp zal van rijkswege aan de gemeente jaarlijks 30°/o voor do uitgaven worden vergoed. Worden de vooratollen dienaangaande tot wet verhevendan zal dit voor Leeuwarden eene belangrijke aanwinst zijn. Het gelddaardoor verkregen of bespaard, zal men zeker voor eene audere nuttige inrigting willen bestedon en is dit zoo, zegt spr., dan zal een4 uit gaaf ten behoeve van een ambachtsschool zeker wel gerogt- vaardigd zijn. De heer Suringar wil een ambachtsschoolopge rigt door particuliorenmet subsidieen spr. meent welbelang rijk subsidie der gemeentemaar hij wil er op wijzendat er in dat geval geen groot verschil, wat de uitgaven betreft, voor de gemeente is in gelegen of zij zelve, dan wel particulieren do school oprigt. De heer Suringar, zoo vervolgt spr.doet het verder voorkomen, alsof ton behoeve van eene ambachtsschool vanwege de gemeente minder steun zal worden verleend, dan indien die school door particulieren is in het leven geroepen dat die schoolwordt zij eeno gemeentelijke inrigtinggeen of minder giften zullen toevloeijendan wanneer zij eene particuliere onderneming is. Spr. moet ten dezen dan toch opmerkendat de gift van het Sint Anthony-Gasthuis ad f 10,000, alleen is toegezegd ten be hoeve van de oprigting van eeno ambachtsschool van gemeente wege. Dit laatste is bepaald als conditie als voorwaarde voor de gift gesteld. Wordt die voorwaarde niet nagekomen dan spreekt het als vau zelf dat die ƒ10,000 weg valt. Waar men dat weet, daar moeten volgens spr. nog al afdoende motieven bestaan om daarop niet to letten. Dan nog dient men niet te vergetendat er altijd eenige hoop bestaatdat het Old Burger Weeshuis iets zal doenindien de school van gemeentewege wordt opgerigt. in het algemeen wordt zoodanige oprigting het meest gewenschtzooals trouwens met allo inrigtingen van onderwijs het geval is. De inrigting zalwordt zij van ge meentewege opgerigtimmers veel vollediger het toczigt sc' erper en de resultaten zeker veel beter worden. Wat de volledigheid betreft, hieromtrent is door den beer Suringar beweerddat eene ambachtsschool door particulieren in het leven geroepen en beheerdop kleiner schaal zou kunnen wor den begonnendan wanneer de gemeente zoodanige iarigtiDg in het leven roept. In het laatste geval zou volgens dien spreker alles als 't ware in do prefectie moeten zijn. Dit acht spr. eeno onbewezen stellingeene beweringdie hij bepaald moet negeeren. Hij is toch bepaald van oordeel, dat «ie gemeente oven goed als ieder particulier de inrigting op kleine schaal kan beginnen. Men mag en kan niet op eens zulke grooto cischen aan de gemeente ten dezon opzigte stellen. De ambachts school zou, ook in het rapport wordt er op gewezen, niet in cons ?an alle eischen kunnen en behoeven beantwoorden. Men zou kunnen beginnen, met onderwijs alleen te doen gevou in Verslag der handelingen van den gemeenten do bouwvakkenwelke vakken dan tech als de voornaamsten zijn aan te merken. De heer Suringar heeft voorts er zich op beroepen, dat bij eeno ambachtsschool van wege particulieren de afzet van de gemaakte voorwerpen gemakkelijker is dan bij eene school van gemeentewege. Spr. zou dat geachte lid ten dezen willen wijzen naar do verschillende jaarverslagen omtrent de bestaande en door particulieren opgerigte ambachtsscholen. In vele dier verslagen wordt op de moeijelijkheid gewezenom de gemaakte voorwerpen behoorlijk af te zetten. Een gemeentebestuur daar entegen heeftnaar zijne meeningveel beter dan particulieren gelegenheid tot afzet, te weten aan de gemeentelijke timmer werf. Hebben particulieren nu en dan moeite om de op hunne ambachtsschool gemaakte voorwerpen van de hand te doende gemeentediehet ligt voor de handverband tusschen ambachtsscchool en hare architectuur zal brengenzal meenig voorwerp op hare ambachtsschool gemaakt, zelve kunnen be nuttigen. De heer Suringar heeft zich verder bij zijne redenering nog beroepen op de commissie van toezigt op het middelbaar onder wijs, er opgewezen dat ook die commissie, blijkens haar indertijd verstrekt advies, de voorkeur schenkt aan eene ambachtsschool van wege particulieren. Spr. erkent dit tot op zekere hoogte maar wijst er op, dat bedoeld advies op dit punt zeer twijfel achtig is gesteld. Voorts vergete men niet, dat bedoeld advies reeds voor 2 jaar is verstrekttoon omtrent deze zaak nog niet zooveel licht was opgegaan. Hem komt het voordat hot zoo voorzigtig mogelijk is gesteld. Immers het luidt: Misschien „ware het wenschelijk, dat de gemeente eene proef, door bij zondere personen of eene bijzondere vereeniging hier gelyk „elders te nemenmet een onbekrompen subsidie schraagde en „de uitkomsten dier proefneming afwachtte". Waar het advies zoo is luidendedaar meent hijdat het beroep van den heer Suringar op de commissie van toezigt op liet middelbaar onder wijs weinig afdoende is. Hiermede meent spr. de punten door den heer Suringar bij gebragt, behoorlijk en voldoende te hebben weerlegd, doch hij zan niet nalaten thans nogmaals te verklarendat elke inrig ting van onderwijs door de openbare magt opgerigt en beheerd beter is te achten dan die welke door particulier initiatief in het leven is geroepen. Voorts meent hij er nog op te moeten wijzendat hot bij scholen van particulieren met subsidie der gemeente, meest al spoedig blijkt, dat bedoeld subsidie gaande weg het groote steunpunt wordt. Bij het op touw zettenbij het begin eener zaak bestaat er geestdrift, men heeft intceke- ningen van particulieren, maar zegt spr. laat de zaak eens marcheren en zie b. v. over tien jaar eens weer. Zou het dan niet blijken dat vele jaarlijksche giften zijn vervallen en dat het van gemeentewege te verleenen subsidie de groote steun de groote kracht der zaak is? Ook deze overweging moet er toe leidenomindien de raad de zaak wilhaar zelf op- en in te rigten en zulks niet uit handen te geven. Do heer Plantenga wenscht een enkel woord in het midden te brengen omtrent eene door den heer Attema gebezigde uitdrukking. Hij zal daarbij niet in eene ontwikkeling der licht en schaduwpunten van de ambachtsschool treden, omdat deze z. i. reeds genoegzaam zijn besproken. Do heer Attema, zoo merkt spr., heeft beweerd, dat alle of iedere inrigting van onderwijs van gemeentewege opgerigt en beheerd beter is te achten, dan eene door particulier initiatief in het leven geroepen. Spr. zal zich over het algemeen hier niet tegen verzettendoch meentdat dit niet zoo zeer het geval is met de ambachtsschool, waar hoofdzakelijk professioneel onderwijs zal worden gegeven. Moge er al met hec oog op de wet geen bezwaar tegen de oprigting van zoodanige seliool van gemeentewege bestaanhij meent toch dat daartegen wel doge- lijk ucconomische bezwaren zijn aan te voeren. Tot nog toe rigtte men scholen op voor ieder toegankelijk scholen adte Leeuwarden, van den 11 Julij 1878. 79 tot algomeone ontwikkeling, thans echter wil men een school slechts voor enkelen besterad, slechts voor een deel van don handwerk8stand. Spr. kan niet meegaan om voor zoodanige school de gemeonte-financiën te gebruikenwijl hij daarin eeno onregtvaardigheid ziet jegens anderen vakken van bedrijf. In verband hiermee kan hij ook niet goedkeuren de door rappor teurs voorgestelde conclusio. Hij acht do twee onderdeden dier conclusie met elkander in strijd. Bij punt a. toch stelt men voor aan adressanten te kennen te gevendat niet kan worden overgegaan tot de oprigting van eene ambachtsschool van ge meentewegeterwijl bij punt b. wordt voorgesteld, om tevens te kennen te gevendatindien adressanten mogten vermeenen, zeiven eene ambachtsschool in het leven to moeten roependo raad bereid is in overweging te nemen een verzoekom daar voor geldelijke ondersteuning uit de gemeentekas te verleenen. Wanneer men, zegt spr. in beginsel er tegen is, om geld van de gemeente disponibel te stellen voor de oprigting eener ambachtsschooldan moet men dat beginsel handhavenen ook niet door het verleenen van subsidie, voor hetzelfde doel toch gelden beschikbaar stellen. Dit is bij spr. het oeconomisch bezwaar. Nu heeft hij nog een bezwaar ten opzigte van de fmantiën. De heer Attema beeft gezegd dat het moeijelijk is uit te maken wat voor de gemeente al of niet te kostbaar is en dat de draagkracht der ingezetenen énorm groot is. Spr. moet ten dezen opmerkendat die redenering niet is passende of in ver band staat met de motievendie burgemeester en wethouders hebben verbonden aan hun aan de tweede kamer gerigt en zoo even voorgelezen adres in zake de voorgestelde ontheffing der gemeenten van 30 van do kosten van het openbaar lager on derwijs. Spr. wijst er op, dat in bedoeld adres wordt gespro ken van do groote opofferingen die de gemeente zich reeds in zake het onderwijs moet getroosten en van de reeds grooto druk der ingezetenen wegens hoofdelijken omslag. Dit zegt hij, is geenszins in overeenstemming met het door den heer Attema beweerde. Verder meent spr. er op te moeten wijzen, dat wat betreft de toezeggingen voor jaarlijksche bijdragendeze naar hij meent slechts zijn gedaan voor een tijdvak van 10 jaar en het zeer waarschijnlijk za! wezendat wanneer do gemeente de school oprigt, na dien tijd die bijdragen van 650 zullen vervallen. In verband met een en ander zal hij stemmen voor de con clusio van rapporteurs, doch niet voor punt b van onderdeel 2 dier conclusie. De heer Bruinsma wenscht ia dezo zaak de door hem uit te brengen stem eenigzina te motiveren. Hij heeft medegewerkt tot het voorstel in 1877 door burgemeester en wethouders in gediend en strekkende om bij magtiging tot ontheffing der bur gerdag- en avondschool eeno theoretische practische ambachts school van gemeentewege op te rigten. Het denkbeeld dat eerst genoemde school in laatstgenoemde zou opgaanheeft bij hem steeds op den voorgrond gestaan. Thans echter heeft men dien aangaande een voorbeeld in Groningen. Men zal moeten be sluiten om of niet tot oprigting eener ambachtsschool over te gaan of om die oprigting to doen naast do bestaande burgordag- en avondschool. Spr. ziet in dit laatste bezwaar met het oog op de financiën. Het moge waar zijn, dat do draagkracht der Leeuwarder Ingezetenen moeijelijk is te bepalendat er veel van kan worden gevergdwaar is het ookdat die draagkracht hoofdzakelijk rust op ingezetenen, die, hetzij met bescheiden heid gezegd, niet best kunnen velen, dat wat veel van hen wordt gevraagd. Dan zegt spr. dient men niet te vergeten, welk resultaat de Lurgerdag- en avondschool oplevert en heeft opgeleverd. Daar komt bijna alles neer op de vereeniging ter bevordering van nijverheid. Het zijn meest leerlingen vaa die vereeniging of kever waarvoor door die vereeniging hot schoolgeld wordt be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 4