80 Verslag der handelingen van den gemeentel taalddie de school bezoeken en ditniet tegenstaande het leer geld zoo uiterst minium is gestelddaarenboven wordt door de vereeniging nijverheid ook aan vele leerlingen de vereischte in strumenten eu sommige leermiddelen verstrekt. Spr. vreest, dat het den zelfden weg zal opgaan met de ambachtsschool. Er is veel sympathie, maar het moet niets kosten. Het vooruitzigtdat der gemeente eerlang misschien eene ontheffing van 30 k 40 in de kosten van het lager onder wijs zal ten goede komenisspr. erkent het zeer mooimaar men dient z. i. daarbij niet te vergetendat daartegen over ook wel een équivalent zal worden gestelddat b. v. de 30 °/0 van do kosten van het onderwijs door het rijk te dragen, zullen worden gevonden door eene daaraan geevenredigde verhooging der belastingen. Spr. wijst ten dezen op de altera tanta door de provincie verstrekt wordende aan sommige gemeenten in de kosten van onderwijs. Het gevolg daarvan isdat wijmet onze groote gemeente en in weerwil dat hier de onderwijzers goed worden gesalarieerd, even goed in de opconten door de provincie geheven moeten deelen als iedere andere gemeente, alwaar de onderwijzers karig worden gesalarieerd. Wat be treft het bewerendat de gemeente al of niet bij de oprigting van eene ambachtsschool klein zou moeten beginnenhierom trent wil spr. eenvoudig verklarendat de gemeentebij eene eventuele oprigting van harentwege niet klein kan beginnen, daar hij zou vreezen, dat dan het begin der zaak, reeds het begin van het einde zou worden. Opzigtens de kwestie omtrent den afzet der op de gemeente lijke ambachtsschool gemaakte voorwerpen hieromtrent heeft hij geen groot denkbeeld. Hij telt het pro venuedaaruit voort vloeiende niet veelomdat het toch wel niet op zal gaanom den leerlingen altijd op te dragen b. v. het maken van reken- borden schoolbanken of iets dergelijks. De heer Troelstra zegt, dat is in deze gemeente over het algemeen het besef levendig, dat goed en degelijk onderwijs van het hoogste belang is te achtendit vooral het geval is bij den raad der gemeente. Niet alleen blijkt dit uit het goed ingerigt lager onderwijs in deze gemeentemaar ook is dit o. a. hier door gebleken, dat men hier indertijd dadelijk is overgegaan tot de oprigting van een burgerdag- en avondschool. Aan 30 gemeenten legde de wet de verpligting opom zoodanige school in het leven te roepen en slechts vijf, waaronder onze gemeente, hebben aan die verpligting voldaan. Niet alleen voor het be komen van lager onderwijs is voor ieder in deze gemeente vol doende gelegenheidmaar zelfs de minvermogenden kunnen hunne kinderen tegen een zeer gering schoolgeld van middel baar onderwijs doen profiteren. Men kan tegen eene zeer ge ringe opoffering onderwijs ontvangen in wiskundebeginselen der natuur- en scheikunde, in hand- en regtlijnig teekenen, boekhouden en nog andere kundigheden, die niet alleen het verstand ontwikkelen maar ook van grooten dienst kunnen zijn met het oog op het beroep of de betrekking die de leerlingen later zullen kiezen. Bij dat alles wil men echter dat de gemeente nog meer zal doen. Aangezien de burgerdag- en avondschool wordt geacht niet geheel te beantwoorden aan haar doel en niet te voorzien in de behoeften van hendie zich op een ambacht of vak willen toeleggenwilde men de bestaande burgerdag- en avondschool vervormenin eene theoretische en practische am bachtsschoolmet verwijzing van hen die later op een of ander kantoor wenschen geplaatst te worden naar eene andere gelegen heid. Dit kan echter niet gebeuren, zulks met het oog op de door den minister genomen beslissing omtrent dergelijke zaak in Groningen en thans dringt men er op aan een stap verder te gaan. Wij staan nu voor de vraag, of er boven en behalve de reeds bestaande inrigtingen van onderwijs van gemeentewege nog eene theoretische en practische ambachtschool moet worden opgerigt. Spr. wil het nut van zoodanige school niet betwisten en ook geenszins o/er het hoofd zien de ter zake gedane aan biedingen maar toch meent hij de vraag te moeten stellenof lad te Leeuwarden, van den 11 Julij 1878. dan alles wat goed en nuttig is, juist van gemeentewege moet worden bevorderd. Het onderwijs beschouwt hij als een alge meen- een staatsbelang, en niet als een bijzonder gemeentebe lang. Intus8chen zijn wij er al aan gewoon geraakt, dat men in den Haag do wetten omtrent het onderwijs kant en klaar maakt, daar schrijft men precies voor hoe het onderwijs en de scholen ingerigt moeten zijndoch het was tot dus ver regel om do gemeenten de kosten te laten betalen. Bij die rigting, verwondert het spr. dan ook niet dat door adressanten oprig ting van eene ambachtsschool van gemeentewege is gevraagd. Ofschoonhet nut van eene ambachtsschool geenszins betwis tende meent spr. dat wijals leden van den raad hier toch ook de vraag moeten stellen of het gemeentebelang door zoo danige school zal worden gebaat, en wel eenigzins in evenre digheid aan de groote geldelijke offers die voor hare oprigting in stand houden enz. van de gemeente worden gevraagd Spr. zal afwachten, dat hem wordt aangetoond het groote belang dat do gemeente bij eene practische ambachtsschool heeft. Hij drukt op het woord practischeomdat er wat de theorie betreft z. i. nu reeds genoeg kan worden geleerd. Naar zijn inzien kan eene practische ambachtsschool alleen het gevolg hebben dat en kele jongens hun vak misschien wat spoediger en iets beter lee- rendan nu het geval isnu de jongens worden geleerd in de winkels der bazen. Maar zal dit juist voordeel voor de gemeente medebrengen De jongens leeren nu immers toch ook hun vak zij het dan ook iets minder vlug en misschien iets minder goed. Spr. wil erkennen, dat er tegenwoordig veel wordt geklaagd over slecht werkvooral over slordigheid der werklieden en hij gelooft dat die klagten veel hebben bijgedragen tot den aandrang om ambachtsscholen op te rigtenmaar vraagt spr.moet de oorzaak daarvan alleen in do opleiding der werklieden worden gezocht. Men wil tegenwoordig alles zoo vlug en zoo goedkoop moge lijk gedaan hebben. Alles wat daarvoor maar iets vatbaar is, wordt aanbesteed en dan zegt spr. ligt het immers voor de hand, dat het werk minder deugdzaam en minder net wordt afge maakt. Verder moet hij er op wijzen, dat eene opleiding aan eene ambachtsschool niet door allen zoo zeer wordt aangeprezen. Er zijn er die aan eene opleiding in do werkplaats de voor keur geven omdat zij vreezendat door do opleiding aan de ambachtsscholen dusgenoemde lieerenwerklieden zullen worden gevoimd, werklieden, die zullen blijken in de practjjk in allen deelo niet zoo geschikt te zijn. En neemt men nu al aan dat eene ambachtsschool betere werklieden zou vormenzullen de ingezetenen dan hiervan nog profiteerenof zullen die werkliedenboven anderen uitmun tende niet elders hun fortuin beproeven Zal de gemeente voor hare groote opofferingenhet uitzigt hebbendat de bloei harer nijverheid er eenigermate door zal worden verhoogd Ook moet niet uit het oog worden verloren dat misschien slechts de helft der verschillende vakken op eene ambachtsschool kan worden onderwezen en hebben nu zij die van de oprigting der ambachtsschool niet kunnen profiteren ook geen regt dat de gemeente iets ten hunnen behoeve doet, en zou nu de ge meente ten hunnen opzigte niet het stelsel van apprentisago moeten toepassen Spr. meent dat die vraag rationeel iswaar zal men dan met de bemoeijingen der gemeente in zake het proffes8ioneel onderwijs eindigen Misschien dat men spr. beschuldigt van kleingeestigheid en bekrompenheidals hij hier zoo drukt op het gemeente-het algemeen belang. "Want immers er is ook beweerd, dat eene ambachtsschool een zegen zou zijn voor den werkmans stand. Aan de burgerscholen in deze gemeente kunnen de kin deren der meergegoeden een onderwijs ontvangen waardoor het hun mogelijk is eene positie in de maatschappij te verkrijgen, zegt men, maar de kinderen der werklieden zijn van zoodanige gelegenheid verstoken. Zal echter eene ambachtsschool hierin verbetering brengen? Verslag der handclingon van don gemeenteraad te Leeuwarden, van den 11 Julij 1878. Spr. moet verklaron, dat hij het belang, dat de werklieden bij ambachtsscholen hebben niet hoog schatzijns inziens zullen van die scholen veeleer profiteren do zonen van werkbazen en in het algemeen de kleine burgerijals wel do eigenljjko hand- werkstand en in die meening heeft hij een bondgenootdie wel niet te wraken zal zijn. Het is do schrijver van een hoofdartikel in „de WerkmansbodeOrgaan van het algemeen Nederlandsch werkliedenverbondnommer van 8 Junij jl. Naar aanleiding van het door do maatschappij tot bevordering dor bouwkunst behandelde punt: „Op wat wijze het leeren van oen ambacht in het verkrijgen van meer degelijke werkbazen kan worden bevorderd", wiist do schrijver er opdat het een raadsel mag genoemd wordenhoe de jongens tot werklieden worden gevormd, vooral in de groote steden. „Het kwaad" zoo schrijft hij „begint reeds bij de oudors, die er zich niet „om bekommerenwelk ambacht hunne zonen verkiezen. Op „zich zelf is dit zoo erg niet, maar men diende den jongen dan „toch te leiden bij zijne keus. Dit geschiedt volstrekt niet en „men maakt niet eens eene overeenkomst met den baas om den „jongen tot een goed werkman op te leiden. In den regel wordt „er alleen gelet op de verdiensten. Als de jongen elders een „paar dubbeltjes meer kan verdienen loopt hij weer weg. Daarom Jeert de baas hem maar nietwant zijn mooite zou toch niet „beloond worden: hij drilt hem eenvoudig." Verder wordt aan getoond zooals ook in het adres der werkliedenvcreeniging wordt gezegd dat in vele vakken de gelegenheid om de jon gens iets van belang te leeren vaak ongunstig is. Maar een derde en zeker de voornaamste oorzaak van het kwaad zoekt de schrijver in wat hij zeer eigenaardig uit drukt de maagkwestieen waarop ook gewezen wordt in 't adres der werkliedenvereeniging. In de steden vooralverdienen de jongensals ze naauwelijks de school ontloopcn zijn, niet zelden al f 1.50 a f2 per week, en de meeste arbeidersgezinnen willen of kunnen die bijdrage in de huishouding niet missen. En wat zegt do schrijver nu over het ook hier aanbevolen geneesmiddel „Ambachtssc/fofen zjjn onvoldoende, d. w. z. wjj achten zo „niet onnoodig, maar zij voorzien of kunnen niet voorzien in de „behoefte van alle vakken. Slechts zeer weinige vakken kunnen „in een schoolzoowel praktisch als theoretisch onderwezen „worden, en velen er van nog maar tot op zekere hoogte. Boven- „dien kunnen zij slechts weinigen en volstrekt niet de kinderen van weinig bemidilelde of met groote gezinnen gezegende ouders ten „goede komen, omdat die een gering inkomen hunner kinderen niet „kunnen ontberen. Ware dit anderswij zouden er voor zijn „dat van staatswege overal voldoende ambachtsscholen werden op- „igerigt Spreker herhaalt: Hij stelt zich niet voor dat de ambachts school voor den eigenlijken handwerksstand veel zal geven maar dat zij meer zal strekken in hot belang van hen, die niet zoo afhankelijk zijn van de verdiensten hunner kinderen. Vóór men zou kunnen verwachten dat bedoelde inrigting ook vrjj algemeen zou worden bezocht door de zoons van werklieden diende do wet van Houten te worden uitgebreid en wol zoodat niet zooals thans kinderen beneden de 12 jaar niet tot fabriokarbcid mogen worden gebezigdmaar dat fabriokarbcid zelfs aan kin deren op 14 a 15 jarigen leeftijd was verboden. Dan konden do ouders hunne kinderen beneden dien leeftijd minder goed pro ductief maken en dit zou hen cr toe leiden, om ze naar de ambachtsschool te zenden. Thans wenscht spr. nog een ander punt ter sprake te brengen n.l. de concurrentiedie eventueel is te vreezere tusschen de burger dag- en avondschool en de ambachtsschool. Reeds tor vorige vor- gadoring werd hierop door den heer Du pare gewezen. Ook spr. koestert die vrees. Do gemeente zal twee scholen in het leven roepen van vrjj gclijko strekking en daardoor zal cr grooten 81 kans ontstaandat beiden zich in een erbarmelijk bestaan zullen moeten voortslepen. Volgens hot verslag toch van den heer Öteyn Parvé, dd. 23 Mei 1876, hebben van 1868 108 leerlingen de burgerdagschool alhier verlaten, waarvan 28, dus nagenoeg Vé» tot het leeren van een ambacht zijn overgegaan. Blijkens het verslag van don toestand der gemeente over 1876 bedroeg toen het getal leer lingen der dagschool 44 en dat der avondschool, behalve 16 jongens die het voortgezet onderwijs volgden54. Het ouder wijs der avondschoolzoo merkt spr. opis reeds zooveel moge lijk ingerigt met het oog op de belangen der aanstaande hand werkslieden zooals o. a. kan blijken uit het feitdat er weke lijks 8 uur les in het teekenen wordt gegeven. Van die avond school wordt dan trouwens ook het meest gebruik gemaakt door hendie reeds bezig zijn een vak te leerenvoor het meeren- deel timmerlieden. Spr. vindt in de zoo even door hem genoemde cijfers aanlei ding of grond voor het vermoedendat de burgordagschool bij oprigting van eene practische ambachtsschool V4 harer bezoekers zal verliezen terwijl die oprigting ook op de avondschool haar invloed zal doen gelden. En wat betreft het getal leerlingen dor ambachtschool. Hieromtrent wil spr. wijzen op het feit, dat blijkens de rapporten, te Rotterdam, 's Hage en Arnhem van het protfessioneel onderwijs gebruik gemaakt wordt door 1 op de 700 zielen volgens welke verhouding de ambachtsschool hier ongeveer een 40 leerlingen zou tellen. Echter dient men volgens spr. hierbij nog in het oog te houdendat in de plaatsen zoo even door hem genoemdveel meer behoefte aan werklieden bestaat dan hieromdat daar veel meer wordt gebouwd dan in deze gemeente. Een vergelijk in dozen van deze met die ge meenten kan daarom z. i. nog niet eens in allen deele opgaan. Op grond van een eu ander vreest hij bepaalddat men door de oprigting eener ambachtsschool nevens do bestaande burger- dag- en avondschool twee kinderen het leven zal schenkendie beide sukkelaars zullen zijn. Eindelijk wenscht spr. nog iots omtrent do finanticolo zijdo van het vraagstuk in het midden te brengen. In do eerste plaats is de heer Suringar heeft het reeds geciteerd door adressanten zelve reeds gewezen op de finantieclo bczwaron bij de oprigting eener theoretischo en practische ambachtsschool vari gemeentewege naast de bestaande burgerdag- en avondschool. Wol is er in den loop der discussion gewezen op de 30 k 40%, die misschien aan de gemeente ten goede zal komen in de kosten van het lager onderwijs, maar daar staatzooals do heer Bruinsma reeds zeer tcregt opmerkte, ook tegen overdat de minister in het vooruitzigt hoeft gesteld ccnc hoogcro heffing van belasting ad 4 '/2 millioen. Tot die 4 1/2 millioen, zegt spr., zullen ook de ingezetenen van Leeu warden het hunne moeten bijdragenterwijl bovendien eene gestadige uitzetting der uitgaven voor het lager onderwijs niet kan worden ontgaan. Moge do heer Attema do draagkracht van dc ingezetenen dezer stad nog al groot achten, hem komt het voordat men daarvan toch niet tc veel moet vergen. Er wordt zooais uit het door burgemeester en wethouders dezer dagen aan de kamer gerigt eu zoo even aan do vergadering voorgelezen adres is gebleken reeds vrij wat gevraagd van do ingezetenen en nu komt het hom voor dat die ingezetenen niet mot een citroen mootcn gelijk gestold worden, dio men al meer en meer knijpt, doch desniettegenstaande altijd nog ecuig sap geeft. bpr. zal over dc financieclc zijde der zaak niet meer zeggen te minder, daar hierop in de vorige vorgadcring ook door den Voorzitter mot klem is gewezen. Om al deze redenen zal spr. voor de conclusie van rapporteurs stemmen. Hij wil niét zoo ver gaan als dc heer Plantenga. Willen de corporationdie zich ten dozen hebben aangemeld een proef nemen met de ambachtsschoolhij is genegen er toe mede te werken dat hun van wege de gemeente ccnige finan- tieele steun worde verstrekt. Waar men toch van onderschei dene zijden het nut van ambachtsscholen tracht te betoogen;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 5