Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 12 December 1878. 4. dat burgemeestoi en wethouders provisioneel tot concierge aan het gymnasium hebben aangesteld P. Funcke 5. dat door gedeputeerde staten is goedgekeurd 'sraads be sluit dd. 28 November jl.tot onderhanduche verhuring van verschillende gemeente-eigendommen 6. dat burgemeester en wethouders hebben benoemd tot gaar der der bruggelden aan de Verwersbrug H. Simmer, en zulks in de plaats van S. Polliusden 8 December jl. overleden 7. missives van de heeren P. Zeper en H Kuipers houdende berigtdat zij aannemen hunne herbenoeming respectievelijk tot lid der commissie van administratie der stads bank van lee ning en van de commissie van bestuur over het stads zieken huis. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe- pingbrief vermelde punten 1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche verhuring der zathe en landen op Wijlaarderburen. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van het aangebodèn voorstel beslotenvoorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde statenmet ingang van den 5 Maart 1879 wat de landerijen betreft en den 12 Mei d. a. v. voor de huizingc c. a voor den tijd van vijf jaren onderhands te verhuren aan Albert D. v. d. Weide, land bouwer alhier, de thans reeds bij hem in gebruik zijnde aathe en landen c. a.zulks voor een jaarlijkschen huurprijs van 2632.50 en verder op de door burgemeester en wethou ders vast te stellen voorwaarden en bepalingen. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot invordering hij gaardering van de sluis- en bruggelden te Nesserzijl. De conclusie van dit voorstel luidt 1°. van den 12 Mei 1879 tot den 12 Mei 1880 ten behoeve van deze gemeente bij gaardering te doen invorderen de sluis- cn bruggelden, geheven wordende aan de sluis en brug te Nes serzijl onder Akkrum 2°. de belooning van den als gaarder aan te wijzen persoon te bepalen op 9 per week 3°. burgemeester en wethouders op te dragen a. den persoon aan te wijzendie met de sub 1°. omschre ven invordering zal worden belast b. den gaarder voormeld te voorzien van zoodanige instructie, als door hun collegie zal worden goedgevonden. De algemeene beraadslagingen ten dezen geopend zijnde, merkt de heer Troeistra op, zulks in verband met de heden te be handelen kwestie omtrent het pensioneren van gemeente ambte naren en bediendenof' het missch;en ook overweging verdient, om de aanstelling van den ten dezen bedoelden gaarder iets an ders te doen luiden als gewoonlijk. Z i. betreft het hier toch een geheel tijdelijken maatregeleen maatregel die misschien 1 a 2 jaar slechts zal duren daar hij en naar hij vertrouwt ook de meerderheid van den raad, toch van meening is, dat het wenschelyk is om opkomsten als hier worden bedoeld, in den regel te verpachten. Hij wil slechts burgemeester en wet houders attent maken op de wenschelijkheid om den voor de in ning der opkomsten aan te wijzen persoonniet bepaald te be noemen tot gaarder, maar hem tijdelijk met die functie.te be lasten. Nadat de Voorzitter had verklaard dat burgemeester en wethouders, des noodig, van de door den heer Troelstra gemaakte opmerking gaarne nota zullen nemen, wordt zonder hoofdelijke stemming conform do conclusie van het aangeboden voorstel be sloten 3. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende aan tv ijzing der tijdstippen waarop de localen van gemeenteschool no 1 voor het geven van godsdienstonderwijs beschikbaar worden gesteld. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van dit voorstel besloten I. de verordening, d d. 25 October 1877 Gemeenteblad no. 25)te wijzigen door tusschen het woord„tijdstippen" aan hot slot van de le alinea van art. 1 en de woorden „de gemeente school no. 2 aan het begin der 2e alinea van dat artikel te voegen de woorden: „gemeenteschool no. 1 des Woensdags .van 3 tot 4 uur en des Vrijdags van 11 tot J2 uur; II. de plaatselijke schoolcommissie voor diligent te houden omtrent het uitbrengen van advies over het sub 2 door de com missie van toezigt op het godsdienstonderwijs in de Ned. Herv. gemeente alhier, bij hare missive d.d. 21 Nov. j l., no. 5381, ge daan verzoek. 4. Benoeming van een hulponderwijzer aan gemeenteschool no. 7. Op de ten dezen ingediende voordragt zijn geplaatst 1. J. Nieuwenhuis, thans hulponderwijzer aan gemeente school no. 102. C. Castelein thans hulponderwijzer aan ge meenteschool HO. 9. Eerstgenoemde wordt met algemeene stemmen tot bovenver melde betrekking benoemd. 5. Benoeming van eene hulponderwijzeres aan gemeenteschool no. 3. Voor bedoelde betrekking worden voorgedragen 1. mej. W. C. Wijnmalen te Dokkum, en 2. mej. J. v. Essen te Wijüjeterp. Eerstgenoemde wordt met algemeene stemmen tot hulponder wijzeres aan gemeenteschool no. 3 benoemd, zulks nadat door den Voorzitter was medegedeelddat de onder no 2 voor- gedragene heden morgen had verklaard eene eventuële benoe ming niet te zullen aannemen. De Voorzitter, het noodig achtende eene vergadering met gesloten deuren te houden, doet de openbare zitting tijdelijk in eene met gesloten deuren overgaan. Bij heropening der openbare zitting wordt aan de orde gesteld 6. Benoeming van een leeraar in de Fransche taal aan het gymnasium. Op de voor deze betrekking ingediende aanbeveling komen voor 1. de heer N. F. Stades te Almelo; 2. L. Nauta te Leeu warden. Do uitslag der ten dezen gehouden stemming isdat de heer L Nauta tot leeraar in de Fransche taal aan het gymnasium wordt benoemd. Op den benjemde werden 10 en op den heer Stades 9 stemmen uitgebragt. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het toekennen van pensioen aan den eervol ontslagen rector aan het gymnasium den heer dr. D. C. Pbijte. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van dit voorstel besloten aan den heer dr. D. C. Pleijterector aan het met 1 Januarij 1879 op te heffen gymnasiummet ingang van dien dag toe te kennen een penoioen van twaalf honderd gulden ieder jaar te voldoen in twee termijnen, op 30 Junij en 31 December van ieder jaartelkens de helft. 8. Verslag omtrent het onderzoek in de sectiën van de ontwerp verordening houdende bepalingen omtrent het verleenen van pensioen of wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en bedienden. (Zie bijlage no. 22 van 's raadsverslag over 1878). De algemeene beraadslagingen ten dezen geopend zyndezegt de heer Suringar dat hij als rapporteur der le sectie zich niet heelt kunnen vereenigen met het beginsel, waardoor het aan geboden ontwerp beheerscht wordt, en zich alzoo niet kan ver- eenigen met de algemeene strekking. Zijne motieven daarvoor zyn in het rapport neergelegd. Hij wenscht geenzius in her haling daarvan te treden, maar toch nog eene enkele algemeene opmerking te maken. Verslag der handelingeu van don gemeenteraa Het moet z. i. worden erkend dat de verschillende opiniën die omtrent de pensioen-kwestie bij den raad bestaan met zorg in dat verslag zijn uiteengezet. Dat groote verschil van opinie geeft een getrouw beeld van het verschil in de verordeningen op dat punt bij de weinige gemeentendie de pensionering als regel hebben aangenomen. Bij deze gemeente wordt pensioen verleend met bijdragen van de ambtenarenbij gene zonder bij deze is het pensioen facultatief, bij gene regelbij deze is het voor den ambtenaar verpligtend gesteld om aan het pensioen fonds deel te nemen, bij gene is die deelname geheel vrijwillig; bij deze bedraagt de korting voor het pensioenfonds 1°0, hij gene 2°0, bij anderen 5*/0 en bij een enkele 10°,o, zijnde onder de laatste korting tevens begrepen de bijdrage voor het fonds voor weduwen en weezen. Evenzeerzegt spr. loopen de gevoelens van do staathuis houdkundigen op dit stuk uit een. Bij dezezoo heet hetgeeft de burgerlijke ambtenaardie zich aan de dienst van den staat verbindt, met ziel en zinnen zich over aan de belangen die hem zijn toevertrouwd en legt hij daardoor aan den staat de heilige verpligting op voor zyn ganschc leven in al" zijne nooden en be hoeften ook in zijne zorgen voor de toekomst te voorzien. Een ander beweertdat het loon van den arbeid van hen die zich als ambtenaren in verschillenden rang en stand aan den dienst van den staat verbindenwordt beheerscht door dezelfde wetten als het loon bij eiken anderen tak van maatschappelijk bedrijf. Het kost spr. moeite den oorstbedoelden te volgen in zijne ideale opvatting Liever sluit hij zich aan aan hemdie de menschen en zaken neemt zooals zij zijn. Het ideaal van den eersten trouwens wordt niet beantwoord door de werkelykheid. De Fransche schrijver Vivien erkent dit zelf en constateertdat de wetgevende vergadering in Frankrijk, ofschoon die heilige schuld van den staat in beginsel erkennende, de korting van 5 °/0 op de inkomsten der ambtenaren heeft be houden waarom omdat de ambtenaren daaraan eenmaal ge woon waren. In dezen strijd van beginsel en, die waarlijk nog niet uitgestreden is en bij de groote bezwaren vooral voor de toekomst aan de uitvoering verbondenblijft npr. het veiliger achten geene rege ling op de pensioenen te maken en alzoo geen verbindtenis met de ambtenaren aan te gaan. die kwalijk weer kan worden op gezegd en den drang naar het tractcmenta-verhooging niet zal tegenhoudenmaar veeleer bevorderen. In afwachting van de besdissing der vergadering ten aanzien van het hoofdbeginselbehoudt hij zich dus voorzijne stom aan het ontwerp in zijn geheel te onthouden. De heer Planterie'i kan zich geheel met het idee der min- dorheid van de commissie van rapporteurs vereenigen. Echter moet ook hijevenals de heer Suringar zulks deed alle hulde brengen voor hot uitvoerig en zeer accuraat gestelde rapport. Ofschoon in dat rapport wel wordt beweerd dat men zich tot ceDe regeling dor pensionering als 't ware reeds heeft verbonden, bestaan bij spr. toch tegen zoodanige regeling zoovele bezwaren, dat hij or niet toe kan komen tot de vaststelling daarvan mede te werken. Hij kan niet inzien, dat de tegenwoordige toestand, waarin de pensionering der gemeente-ambtenaren niet is gere geld nad-?elig werkt op don gang van zaken, en meent, dat al kwam ook een pensioensregeling tot standmen daardoor toch geen betere ambtenaren zou bekomen. De ambtenarendie thans niet zijn verzekerd van pensioen leggen z. i. geen min deren ijver in hunne betrekking aan den dag dan zij, die wel de zekerheid hebben te zijner tijd pensioen te kunnen erlangen. Spr. wijst ten dezen op de onderwijzers Staan zoo vraagt hij, b.v. de onderwijzeressen der middelbare school voor meisjes, die toch geen aanspraak op pensioen kunnen doen geldenin yver enz. ten achter bij die onderwijzers en onderwijzeressen die wel zoodanig regt kunnen doen gelden Spr. meent van niet. Hij beschouwt dan ook, de ponsioncring der gemoente- l te Leeuwarden, van den 12 December 1878. 139 ambtenaren meer als een don gratuit. Men zal die ambtenaren door de pensioensregeling stilzwijgend eene verhooging van salaris toekenneneene verhooging die moet gevonden worden uit de beurzen der ingezetenen iets waartoe hij niet dan in de uiterste noodzakelijkheid wil komen. Die noodzakelijkheid kan hij ten dezen niet inzien. Ook meent hijdat do bestaande toestand nimmer reden tot klagen heeft gegeven Ook thans wordtals zulks billijk wordt geacht, aan gemeente-ambtenaren pensioen verleend. Tevens wenscht spr. er nog op te wijzendat wil men de ambtenaren zooveel mogelijk van zorgen voor de toe komst bevrydenmen ook nog een stap verder dient te gaan en ook het oog moet houden op hunno weduwen en weezen want z, i. zijn de zorgen van een ambtenaar ten dezen grooter, dan die voor zich zeiven. Eindelijk meent spr. nog, dat do druk die eene pensioens regeling op de gemeente financiën zal uitoefenennog al belang rijk zal zijn. Ofschoon hjj alle vertrouwen stelt in de toekomst der gemeenteis het toch sen feitdat er meermalen stommen opgaan die op bezuiniging enz. ten opzigte van de gemeente- financiën aandringen. In verband met dit laatste komt het hem nog al bezwarend voor, dat de gemeente zich door eene pensi oenregeling zal gaan binden en ten behoeve der ambtenaren hare schuldenlast als ware het zal vermeerderen met. een aan zienlijk bedrag. Want, zegt spr., dit toch zal het gevolg der pensioensregeling zijn. Al trekt men ook af de ƒ2000 die tegen over de eventuele uitgaaf staan, dan nog zal de vermeerdering der schuldenlast zeer aanzienlyk zijn en nog ƒ40,000 bedragen. Men vergete bij een en ander ook niet, dat de gemeente zich eventueel voor altijd tegenover hare ambtenaren verbindt. De heer van Slotardijck veroorlooft zich de vrijheid op te komen voor de stabiliteit van een eens door den raad ter zake de pensioenkwestie genomen besluitn.l. van het nog kort ge leden genomen besluitwaarbij burgemeester en wethouders zijn uitgenoodigd een ontwerp verordening in zako de pensione ring in te dienenzooveel mogelijk geschoeid naar eene toen uitgedrukto formule. Naar spr. meent is dat besluit ook ge noemd iu het verslag van rapporteurs. Ofschoon hij bedoeld ver slag met zeer veel genoegen heeft gelezen, spijt het hem toch dat rapporteurs zich niet de taak hebben kunnen ontzeggen, om de zaak der pensionering op nieuw au fond te behandelen. Het komt hem voor, dat zoowel de sectiëu als rapporteurs niets anders hadden moeten doendan na te gaan in hoeverre de door bur gemeester en wethouders ingediende concept-verordening in overeenstemming w«s met de eischen, di8 de raad vroeger daarvoor had gesteldn.l. to onderzoeken of het was eene ver ordening, waarbij den ambtenareu onder zekere bepaalde voor waarden aanspraak op pensioen wordt verleend. Niets anders hadden de sectiën en rapporteurs naar spr's. inzien to doen. Het vroeger genomen besluit moet als bindend beschouwd wor den. Want, vraagt spr.. waar zal het einde zijn, wanneer men op nieuw strijd toelaat over beginselen die vroeger reeds zijn uitgemaakt In verband met een on ander bevreemde het hom dan ook zeer. dat in het verslag van rapporteurs op nieuw over het be ginsel der pensionering is uitgeweid. Hij voor zich heeft dan ook die uitweiding gelezen en besëhouwd niet als eene adstructie van eene nog betwistbare stelling, maar als eene herinnering van de geschiedenis der zaak. Eenszoo eindigt spr.is door den raad in beginsel uitgemaakt, dat den ambtenaren regt op pensioen moet worden toegekend en daaraan dient men zich te houden. De Voorzlttor kan zich in eenig opzigt zeer goed bij de door den vorigen spreker gemaakte opmerking aansluiten en ofschoon hetgeen hij daarover in het midden wenscht te brengen eigenlijk meer passende zou zijn bij do behandeling van punt 1 van het verslag van rapporteursvindt hij in den loopdie do discussion hebben genomengenocgzarao aanleidingom thans

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 2