140
Verslag der haudeliugen van den gemeenteraad tc Leeuwardenvan den 12 December 1878.
reeds bij de algemeene beraadslagingenhot door hem bedoelde
ter sprake te brengen. Het ia dit:
Burgemeester en wethouderseven als reeds andere leden
hebben gedaan alle hulde toebrengend aan de uitvoerige en
naauwkeurige bewerking van het rapportwaardoor het afge
scheiden van het lot dat aan de conclusie zal te beurt vallen
stellig eene duurzame waarde behoudtmeenen toch dat
do vormwaaronder rapporteurs hunne voorstellen hebben
aangeboden, wel aan eenige bedenking, ook als antecedent, on
derhevig is De heer van Sloterdijckzegt epr.heeft reeds
opgemerkt, dat de raad bij de behandeling van de vroegere
voorstellen, omtrent do pensionering in 1875 a 1876 een bepaalde
opdragt aan burgemeester en wethouders heeft verstrekt en wel
om eene verordening te ontwerpenwaarbij onder zekere voor
waarden den ambtenaren regt op pensioen werd toegekend
Burgemeester en wethouders, ofschoon er geen geheim van wil
lende makendat die opdragt, in verband met de door hen ge
huldigde zienswijze minder aangenaam was, hebben zich toen
beijverd zoo goed mogelijk daaraan te voldoen. Dientengevolge
had men, zoowel in de sectien als bij de commissie van rappor
teurs, zich slechts dc vraag te stellen, of en in hoeverre de aan
geboden ontwerp verordening voldeed en beantwoordde aan de
opdragt in der tijd door deo raad verstrekt en welke wijzigingen
daarin alsnog zouden moéten worden aangebragt. De commissie
van rapporteurs is echter van een ander standpunt uitgegaan.
Zij heeft zich niet alleen tot bedoeld onderzoek bepaald maar.
als het waredo zaak op nieuw behandeld en een meer met
hare eigene opvatting strookende ontwerp verordeaing voor de
oorspronkelijke in de plaats gesteldmet voorstel hot ontwerp
van burgemeester en wethouders niet in behandeling te nemen.
8pr. gelooft dat die handeling, die wegschuiving van het voor
stel van burgemeester en wethouders en de daarvoor in plaats
stelling van ei jen voorstellen, niet strookt met het mandaat der
commissie opgedragen en ook voor eene ordelijke behandeling
van zaken geene aanbeveling verdient. Z i. zou dan alleen
het ontwerpen eener geheel nieuwe verordening geregt-
vaardigd geweest zijn indien de door burgemeester en wet
houders ontworpeno niet voldeed aan de door den raad vroeger
gestelde eischcnwanneer daarin b. v. niet was opgenomen het
beginsel vau aanspraak der ambtenaren op pensioen. Noch van
de commissie noch in de sectiën is dienaangaande echter iets
vernomen. Spr. beschouwt dientengevolge de in do plaatsstel
ling van een geheel nieuw ontwerp, geheel in strijd met de op
dragt cn tevens met eene geregelde wijze van behandelen. Spr.
wil gaarne aanuemendat er voor die verkeerde handeling der
commissie verzachtende omstandigheden zijn bij to brengen
dat zij welligt heeft gemeond, dat hot eenvoudiger waB een ge
heel nieuwe verordening aan te bieden dan om telkens bij wijze
van amendement de verschillende onderdeelon van het ontwerp
van burgemeoster en wethoudera in haar geest te wijzigingen,
toch neemt dit z. i. niet weg dat do commissie haar mandaat
heeft overschreden en dat tegen die wijze van behandeling als an
tecedent protect moet worden aangeteekeml Burgemeester en
wethoudersdie zich niet zoo zeer partij zullen stellen omtrent
de mérites van de aangeboden ontwerpen meenden toch een
cn ander in het belang eener geregelde behandeling van zaken,
duidelijk te moeten doen uitkomen.
De heer Dirks verklaart alleen het woord te hebben go-
vraagd, om eenige ophelderiug te vragen omtrent eene uitdruk
king door den heer van Sloterdijck gebezigd. Dat geachte lid
heeft gesproken vaneen principieel besluit ons firms bindend, en
kort geleden genomen. Spr. drukt op kort geleden daar hij dit
niet kan rijmen. Den 25 November 1875 werd door burge
meester en wethouders toch een voorstel ingediend, waarvan de
aanhef luidde: „Reeds meermalen is door verschillende leden
uwer vergadering de wenachelijkheid uitgesproken, om regelen
vast te stellen omtrent het verleenen van pensioen aan gemeente
ambtenaren en bedienden on zelfs werd in uwo vergadering van
den 23 Jannarij 1855 besloten eene commissie uit uw midden te
benoementen einde dit onderwerp voor te bereiden Die zin
snede kan spr. niet ploojjen met het „kort geleden" van den
heer van Sloterdijck Nu reeds voor 23 jaar is door den raad
de wenachelijkheid der pensionering van gemeente-ambtenaren
uitgesproken cn 20 jaar daarna is door burgemeester en wet
houders een voorstel ter zake aangebodenwaarvan de behan
deling in 1876 plaats had.
Do heer van Sloterdijck wil den heer Dirks gaarne die
inlichting verstrekken. Bedoeld besluitzegt hijdateert van
het jaar 1876 Tengevolge het door burgemeester en wethou
ders in 1875 aangeboden voorstel, door den heer Dirks zooeven
aangehaald heeft er een sectie-onderzoek plaats gehad. Het
rapport omtr«*nt dat onderzoek werd uitgebragt den 22 Junij
1876. Daarbij werd voorgesteld, om niet aan te nemen het
door burgemeester en wethouders ingediende voorstel maar het
collegie uit te noodigen aan 's raads onderzoek en goedkeuring
te onderwerpen eene conceptverordening, waarbij, onder bo
paalde voorwaardenaanspraak op pensioen en wachtgeld aan
gemeentelijke ambtenaren on bedienden wordt verleend. Bedoeld
voorstel werd in vergadering van 14 September a. v. behandeld
en bij meerderheid van stemmen aangenomen. Spr. kan zich
echter de mindere bekendheid van den heer Dirks met dit be
sluit vrij wel verklaren omdat hij in hot verslag van de verga
ring van 14 Sept. 1876 leest, dat de heeren Dirks en dc la
Faille tijdens het nemen van het besluit niet in de vergadering
aanwezig waren.
Do Voorzitter, eveneens wijzende op het den 14 September
1876 genomen raadsbesluit, meent met den heer Dirksdat de
uitspraak toen gedaan, thans geenezins meer is bindende en dat
men eene verordening, al is zo ook geheel in den geest van de
toon uitgesproken formule gesteldthans niet in ieder geval
behoeft goed te keuren. Men isnaar zijne meeningthans
geheel vrij omtrent het principe.
De heer TrOölstra wil zich bij de beantwoording der go-
maakte opmerkingen, plaatsen op het standpunt, waarop do
meeste sprekers zich z i hebben geplaatstn.l om niet te ver
af te dwalen in theoretische beschouwingen omtrent de pensioen-
kwestie. Enkele punten meent hij echter thans nog ter sprake
te moeten brengen
De heer Suringar heeft er op gewezendat er zooveel ver
schil bestaat in de verordeningen omtrent het pensioneren van
gemeente ambtenaren. Spr moet er op wijzen datzoo alB reeds
in het verslag van rapporteurs is vermelddan toch reeds 16
groote gemeenten van ons land in het bezit zijn van vaste rege
len omtrent het pfn-ioneren harer ambtenaron. Het schijnt duB
dat het stellen van vaste regelen op dat punt in belangrijke ge
meenten nog al vrij algemeen als wenechelijk wordt beschouwd,
en dit is zelfs niet alleen ook het geval bij dc meerderheid van
dezen raadmaar mede bij burgemeester en wethoudersof
schoon die dan ook de aanspraak op pensioen niet willen heb
ben erkend
En moge er nu in die 16 bedoelde verordeningen nog al groot
verschil bestaan op één kardinaal punt zijn een twaalftal nog
al eenstemmig n.l.dat van de gemeente ambtenaren geene bij
dragen voor hun pensioen moeten worden gevorderd.
De heer Suringar, zegt spr heeft er mede op gewezen, dat
ook de gevoelens der staathuishoudkundigen omtrent de pensioen-
kwestie z'3er uiteenloopen en dat een hunner b v. beweert, dat
hot loon enz. van den ambtenaar door dezelfde wetten wordt
beheerscht als dat wegens eiken anderen tak van maatschappe
lijk bedrijf. Spr. meentofschoon de heer Suringar geen naam
heeft genoemd dat met dezen staathuishoudkundige wordt be
doeld prof. Vissering. Is dit waar, dan verzoekt hij den heer
Suringar in het handboek van den hoogleeraar het hoofdstuk
dat handelt over de bezoldigingen der ambtenaren eens ra tn
lezen, als wanneer hij zal ontwaren dat professor Vissering vol
3K
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 December 1878.
141
strekt niet toegeeft, dat het loon van den ambtenaar zich zou
regelen naar vraag en aanbod. Genoemde geleerde noemt on
derscheideue oorzuken op, welke op dien regel uitzondering maken
Ook heeft de lieer Suringar gewezen op Frankrijkwaar men
eene korting van 5°0 der jaarwedden van de ambtenaren van
den staat is blijven behouden Spr. moet opmerkendat in
Frankrijk eene afloopendo korting van 1/j» en oene doorloopende
korting van 5 0 0 wordt gevorderd, maar daar hebben de wedu
wen en weezen aanspraak op 1 3 van hot ambtenaars pensioen.
Men kan veilig aanuemen dat do ambtenaren daar voor hun
pensioen eigenlijk niets betalen Verder moet hij wijzen op de
regeling der pensionering welke thans in Belgie aanhangig is
Daarwaar men tot dusver een even hoog pensioen verleend
als in ons landdo' h waar men geene bijdragen van de ambte
naren vordertis ten vorigon jare door do regering eene com
missie benoemdom na te gaan in hoeverre het mogelijk is nog
gunstiger bepalingen omtrent do pensionering van ambtenaren
vast te stellen.
Verreweg do meeste staten van Europa hebben overigens oene
pensioen regeling, de meesten zonder bijdragen der ambtenaren,
en ook in ons vaderland wordt meer en meer door do gemeen
ten het wen schel ijk o van zoodanige regeling ingezien. Tegen
over de redenering, dat de pensioenzaak is eene verouderde,
stelt spr. dan ook het feit, de uitbreiding, die bijna dagelijks
aan die zaak wordt gegeven.
Do heer Plantenga heeft gezegdde ongeregelde toestand
leidt tot geeue bezwaren, ook thans wordt wel pensioen ver
leend.
Spr. moet opmerken datzooals trouwons ook reeds in het
verslag wordt, gezegdjuist met het oog op dit laatste eene
pensioen-regeling wensr-helijk is. Die regeling is strekkende
om in gevallen waarbij van het verleenen van psnsioen sprake
kaa zijn, alle willekeur uit te sluiten. Zoolang er geen rege
ling is en de ambtenaren geen aanspraak op pensioen kunnen
doen gelden, hangt als ware 't, het zwaard van Damocles boven
hunne hoofden. Alles hangt dan af van den willekeur van den
raad Het is juist dit, waarop ook prof van Geer doelt. Deze
zegt, de flmbtenaren moeten weten, ook waarvan zij in do toe
komst zijn verzekerddat zal aan don eencn kant bij hen am
bitie wekken en aan don anderen kvut hen die zelfstandigheid
verschaffen die in een ambtenaar wordt vereischt. Hapgt de
ambtenaar af van de genaie van burgemeester en wethouders
of wel van den raadimmers dan wordt zijne zelfstandigheid in
gevaar gebragt.
De heer Plantenga, zoo vervolgt spr., heeft verder beweerd,
dat de ambtenarendie geen aanspraak op pensioen kunnen
doen gelden geen minderen ijver aau den dag leggen dan zij
die wel die aanspraak hebben. Genoemd lid heeft daartoe ge
wezen op do onderwijzeressen der middeloare school voor meis
jes. Spr. Btemt gaarne toedat bedoelde onderwijzeressen zich
even goed en met niet minder ijver van hunne pligt kwijten als
anderen die aanspraak op pensioen hebbendoch meent tevens
te moeten vragen, wat het gevolg toch zal zijn, wanneerzoo
als reeds het geval is zich het stelsel der pensionering meer
en meer uitbreidt. Z i. dit: dat de go'de ambtenaren die men
heeft, zullen trachten overgeplaatst to worden naar die gemeen
ten waar zij verzekerd zijn, tor zijner tijd of bij het ontstaan
van ziels of ligchaamsgebreken aanspraak op pe. sioen te kun
nen doen gelden.
Eindelijk heeft do heer Plantenga rog beweerd datwil men
de ambtenaren door eene pensioen-regeling zooved mogelijk
voor t okoinstige zorgen vrijwaren, tnen dan ook diont te Jetten
op hunne weduwen en weezen. Ten dezenmoet spr opmer
ken zooals ook reeds in het verslag is gedaan dat do gemeente
zoover niet kan gaan. Niet in alles kan zij voor den ambtenaar
voorzien. Men bedenke voorts, dat de gemeente niet in betrek
king staat tot het gezin van deu ambtenaarmaar alleen tot
den ambtenaar zelf. Dat deze weet op hoedanige wijze hijin
dien zulks in het belang van den dienst noodig wordt geacht
op stal zal worden gezetacht spr. bepaald van groot belang.
De heer van Sloterdijck heefc de commissie er op gewezen
dat zij zich eigenlijk niet op het standpunt heeft geplaatst
waarop zij zich ter zake had moeten plaatsen en de Voorzitter
heeft zich daarbij aangesloten maar spreker merkt opdat men
zich in de sectiën niet op dat begrensde standpunt heeft geplaatst
en het. naar het schijnt, in de eerste sectie ni*t eens is ter
sprake gekomen. Konden rapporteurs zich dan wel buiten me-
dedeeling van alle theoretische beschouwingen houden Moot
het verslag niet teruggeven het besprokene in de sectiënvooral
wat hoofdzaken betreft?
De Voorzitter heeft er verder een grief tegen de commissie
van rapporteurs en wel over haar voorstelom do door burge
meester en wethouders aangeboden ontwerp-verordening buiten
verdere behandeling te laten en goed te keuren oene ontwerp
verordening door de commissie aangeboden. De Voorzitter ver
wacht echter, dat er voor de commissie in dozen ge o!gie han
delwijze verzachtende omstandigheden zijn bij te brongen. En
zegt hpr.dit laatste is zeker in ruime mate ook het geval.
Bij de vaststelling van het le punt van de conclusie van het
verslag, is in den boezem der commissie nog de opmerking ge
maaktdat het niet zeer beleefd vas, do door burgemeester en
wethouders aangeboden ontwerp-verordening weg te schuiven
en daarvoor een eigen ontwerp in do plaats te stellen Maar
spr. als algemeen rapporteurzag er geen kans toe om anders
te handelen en de andere ledon der commissie evenmin. De
vele noodig geachte wijzigingen maakten hen dit onmogelijk.
Men was genoodzaakt een nieuw ontwerp zamen te stellen en
tor goedkeuring aan te bieden en rapporteurs hebben dit ge
noegzaam in hot verslag laten uitkomen. Daarin toch kan men
lezen „Ook in verband met de verschillende zienswijzen der
„leden, in de algemeene beschouwingen vermeld, werden, zoo-
„wel in de sectiën als door uwe commissie aanmerkingen ge-
„maakt omtrent de afzonderlijke artikelen der ontwerp-verordo-
„ning. De vele wijzigingen en aanvullingen, die noodig geoor-
„deoid werden heeft de meerderheid uwer commissie genoodzaakt
„een nieuw ontwerp zamen te stollenhetwelk hiernevens is
„gevoegd."
Aangezien ieder in de gelegenheid is te lezen de aanmerkin
gen die ter zake zijn gevallen en men tevens in eene verge
lijking kan treden van do twee aangeboden ontwerpen, beiden
gedrukt, kan ieder zelf nagaan in hoever de aanbieding van
een nieuw ontwerp noodig was en iu hoeverre er in dezen voor
de commissie van rapporteurs reden van verontschuldiging be
staan voor do door haar gevolgde handelwijze.
OverigeDS moet spreker opmerkendat de voorstellen der
commissie op dezelfde hoofdbeginselen zijn gebouwd als het ont
werp vaa burgemeester en wethouders, zoodat mm hier eigen
lijk slechts eene andere editie van hetzelfde werk heeft, doch
thans omgewerkt tengevolge van do aanmerkingen en beden
kingen die tegen de eerste edilie zijc gerezen.
De hoor Bxe nb0 g :-ïl meende zich tot hiertoe te moeten
onthouden aan do algemeene beraadslagingen d jel te nemen
omdat hot bij hem nog de vraag was, welk ontwerp die alge
meene beraadslagingen zouden betreffen dat van burgemeester
en wethouders of wel dat, aangeboden door dc commissie van
rapporteurs. Zooals de besprekingen over de algemeene strek
king evenwel nu zijn geloopen meent hij ook thans reeds van
zijne opinie te moeten doen blijken. Hij d»-eit geheel de door
den voorzitter gemaakte opmerking, dat het in strijd is met
eoue goede behandeling van zaken, dat de commissie van rap
porteurs heeft voorgesteld de door burgomeoster en wethoudera
r.angeboden ontwerp-verordening niet ir. beha id^ ling t* nemen
en een nieuw door haar zanrongesteld ontwerp tor goedkeuring
heeft aangeboden Had de commissie zegt spr nog voorge
steld, om de ontwerp verordening van burgemeester oti weihou
ders niet aan te nemendan was het nog iets anders; de indio*