Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 December 1878. 144 geboden ontwerp-verordening bij aannemingvrij wei zouden overeenkomen, met die van de tegenwoordige ontwerpen Be trekkelijk waar, zegt spr.doch men vergete niet, dat bij de iaaïsfbedoeldo ontwerpen aanspraak op pensioen en korting op de tractemeuten als beginsel is gehuldigd. Dat echter was niet het geval bij de in 1875 door burgemeester en wethouders aan geboden ontwerp-verordening. Het collegie wilde die beginselen niet, omdat men het nageslacht niet wilde binden om zich ten behoeve harer ambtenaren eene belangrijke opoffering te ge troosten. De geheele ooreprong van het in 1875 aangeboden voorstel zegt spr. was deze: Van tijd tot tijd werd aan dezen of genen ambtenaar pensioen verleend Men nam daarbij de verschillende omstandighedenwaaronder men verkeerdein aanmerking. Dit laatste kwam echter dezen en genen niet meer gewenccht voor. Men wilde een zeker norm hebben zoo ten opzigte van den leeftijd waarop, als ten opzigte van het bedrag tot hetwelk het pensioen zou kunnen worden verleend. Dat was het motief voor het toen aangeboden ontwerp, een ontwerp, dat, ware het aangenomen, zeker de zaak vrij wel zou hebben geregeld. Thans is echter een ontwerp aangeboden waarvan hij het beginsel niet kan huldigen en daarom zal hij zich daartegen verklaren. De algemeene beraadslagingen worden hierna gesloten en punt I der conclusie van het verslag van rapporteurs aan de orde gesteld. Bedoeld punt der conclusie is luidende„om de door burge meester en wethouders in do raadsvergadering van 24 Januarij 1878 ingediende ontwerp-verordening omtrent het verleenen van pensioen of wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en bedienden niet in verdere behandeling te nemen". Zonder discussie wordt dit punt der conclusie goedgekeurd en aangenomen en wel met 11 tegen 8 stemmen. Tegen stemden do heeren Bruinsma, Hommes, Plantenga, Wiersma, KijmmellRengersBloem bergen en Attema. Hierna stelt de Voorzitter voor over te gaan tot behande ling van dat onderdeel der conclusieluidende „goed te keuren en°vast te stellen de volgende ontwerp-verordeninghoudende bepalingen omtrent het verleenen van pensioen of wachtgeld aan ambtenaren en bedienden der gemeente Leeuwarden". Hij meent dat deze wijze van behandelen het wenschelijkst is, om dat daardoor zal worden voorkomendatindien de meerderheid van den raad geen regeling der pensionering iu principe inogt willen, te vergeefs al de artikelen van do ontwerp verordening in behandeling worden gebragt. De heer Troelstra kan zich niet met de voorgestelde wijze van behandelen vereenigenomdat het daardoor zou kunnen gebeuren dat sommige ledendie wel eene pensioens regeling wenschen doch zich niet in allen deele kunnen vereenigen met de door de commissie aangeboden ontwerp verordening, zouden gaan stemmen tegen het voorgelezen deel der conclusie en daar door zouden medewerken tot het verwerpen der pensionering in principe. De heer Bloembergenofschoon begrijpendedat de door den Voorzitter voorgestelde handelwijs besparing van moeite en tijd beoogt, kan zich daarmede toch minder goed vereenigen. Hij meent dat het in dezen beoogde doel even goed kan worden bereiktwanneer zijdie tegen eene regeling der pensioenen op den bij het ontwerp der commissie aangegeven voet zijn zich terstond tegea art. 1 der ontwerp-verordening verklaren. Datmeent spr.is ook do wijze vau behandelendie men in den regel bij de wetgevende magt volgt De heer Duparc acht het mede minder wenschelijk de door den VoorzittGr voorgestelde wijze van behandelen te volgen. Het vreemde geval zou zich kunnen voordoen, dat, al werd het bedoelde gedeelte der conclusie aangenomen bij de ingevolge het reglement van orde verpligte eindstemming over de ver ordening in haar geheel eene vereeniging van minderheden haar zou doen verwerpen. Art 29 van dat reglement, den Voorzitter opdragende, in sommige gevallen het te beslissen vraagpunt te stellen schijnt hier ook moeijeiijk te kunnen worden toegepastvermitszooals ook reeds in den loop van dat débat door den heer van Sloter- dijck is opgemerkthet bovenvermelde beginsel de aanspraak op pensioenvroeger reeds is uitgemaakt De Voorzitter trekt hierna het door hem gedane voorstel in en brengt verder de door de commissie van rapporteurs ingediende ontwerp-verordening artikelsgewijze in behandeling. Dientengevolge wordt aan de orde gestold art. 1 van de door de commissie ingediende ontwerp-verordening. Dat artikel is nadat daarinop voorstel van den heer Troelstrahet woord „wanneer", voorkomende in de le zinsnede, was veranderd in //indien" luidende als volgt „Art. 1. Onder de bepalingen, in deze afdeeling vervatwordt aan de navolgende ambtenaren en bedienden voor zooverre zij definitief zijn aangestelduit de kas der gemeente een pensioen verleendindien zij tengevolge van ouderdom of ziels- of lig- chaamsgebrekenwaardoor zij voor do verdere behoorlijke waarneming hunner betrekking ongeschikt worden geoordeeld, eervol worden ontslagen a. de gemeente-secretaris; b. de gemeente ontvanger c. de directeur der gemeentewerken d. de hoofdopzigterde opzigters en de vaste schrijver bij de gemeentewerken e. de hovenier f. de ambtenaren der plaatselijke secretariedie van de bureaux van den burgerlijken stancl en der bevolkingsregisters, zoomede de bevolkingsagenten g. de boden h. de kamerbewaarder of concierge i. de directeur en de boekhouder der gasfabriek; j. de directeur en de opzigters der stads reiniging k. de inspecteurs en dienaren van politie l. de keurmeesters van vleesch en visch m. de gaarders der bruggelden n. de vader van het stads ziekenhuis o. de doodgravers op de algemeene begraafplaats p. de directricede leeraars en leeraressen der gemeente school voor middelbaar onderwijs voor meisjes, met uitzondering evenwel van diewelke alleen onderwijs geven in de gezond heidsleer, de staathuishoudkunde en den zang; q de concierges aan evenbedoelde schoolaan het gymnasium en aan de burger dag- en avondschool r. de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen aan de gemeentelijke bewaarscholen s. de onderwijzers en onderwijzeressen aan de gemeentelijke g y m n aatiekscholen Indien, tengevolge latere wettelijke bepalingen aan de per sonen bedoeld onder de letters r en svan 's rijks wege aanspraak op pensioen wordt verleendvervalt hun aanspraak op pensioen uit de gemeentekas. De raad behoudt zich voor, deze lijst naar omstandigheden te wijzigen of aan te vullen, behoudens eerbiediging van per soonlijke regten." De heer Duparc stuit bij dit artikel op een bezwaar. Volgens de le zinsnede van het artikel wordt slechts aan die gemeente ambtenaren en bedienden pensioen verleenddie in de opgenoemde gevallen eervol worden ontslagen. Nu zijn onder lett. i en j van het artikel vermeld de directeur en de boek houder der gasfabriek en de directeur der stadsreiniging. Zoo als men weetworden deze titularissen benoemd voor zeker tijdvak, voor 3 jaren Nu kan het, naar spr meent, gebeu ren. dat zij bij het eindigen van het tijdvak van benoeming, niet worden herbenoemd. Dan is er natuurlijk geen sprake van Verslag der handelingen van den gemecntcraa eervol ontslag en zou de niet herbenoemde ambtenaar alzoo met het oog op de uitdrukkelijke bepaling der|verordening geen aanspraak op pensioen kunnen doen geldenhoe langen tijd hij ook de gemeente naar behooren moge hebben gediend. Spr. heeft getracht een formule te vindenwaardoor de moeijelijk- heid zou kunnen worden weggenomenm?.ar is daarin niet kun nen slagen. Het eenigste middel ia, de benoeming van deze ambtenaren te doen plaats hebben zonder tijdsbepaling, gelijk met alle andere gemeente-ambtenaren geschiedt. Er moge bij het begin van de exploitatie der gemeentelijke gasfabriek en der stadsreiniging eenige reden hebben bestaan voor deze uit zondering reeds voorlang heeft zijvolgens spr.opgehouden te bestaan. Omstreeks drie jaren geleden, toen de herbenoe ming van den directeur der stadsreiniging aan de orde was, veroorloofde spr. zich reeds de aandacht op de zaak te vesti gen. Hij doet dit thans op nieuw en wenscht burgemeester en wethouders in overweging te gevenin dien zin den raad voor stellen te doen. Het bezwaar omtrent het pensionerenwaarop epr. wees, zou dan van zelf vervallen. De heer Bruinsma sluit zich geheel aan bg de door don heer Duparc gemaakte opmerking. Daarenboven meent hij dat voor de vaststelling van art. 1 dient overwogen of ook niet de gemeente-veearts, en de moeder van het stads ziekenhuis onder do ambtenaren aan wien eventueel pensioen zal worden toegekenddient te worden opgenomen. De Voorzitter meent, dat de opmerking van den heer Duparcwaarbij de heer Bruinsma zich aanslootgerust kan vervallendaar hij toch in den aanhef van het artikel leest dat aan de ambtenaren pensioen wordt verleendvoor zoo verre zij definitief zijn aangesteld. De aanstelling van don directeur der reiniging en van di* der gasfabriekzoomede van den boek boekhouder dier fabriekzijneven alsook die van de brug wachters niet definitief. Burgemeester en wethouders zullen echtercasu quogaarne in overweging nemen in hoeverre het wenschelijk is ook aan genoomde ambtenaren definitieve aan stelling te verleenen. Den heer Wiersma komt het voor dat de woorden: „voor zoo verre zjj definitief zijn aangesteld" gerust kunnen verval len. Immers in art. 2 leest mendat de ambtenaarom aan spraak op pensioen te kunnen doen gelden, minstens tien ja ren eene of meerdere betrekkingen in art. 1 vermeld, onafge broken in de gemeente moet hebben vervuld, 't Spreekt z. i. van zelf, dat wanneer een ambtenaar 10 jaren onafgebroken ia eene betrekking is werkzaam geweest, hij wel niet meer onder de tijdelijke ambtenaren kan gerangschikt worden. Spr. meent verder te moeten opmerken, datwaar men in art. 1 de ambtenaren gaat opnoemen aan wien eventueel pensioen zal worden toegekend het zeker ook overweging verdient onder die ambtenaren op te nemeD den secretaris-boekhouder der stads armen- kamer. Ofschoon hij vermoedt, dat het later misschien wel spoedig zal blijken dat ook nog andere ambtenaren in de verordening dienen te worden opgenomenis hij er toch voorom nu reeds ®jj de primitieve behandelingdie aan te brengenwelke nu reeds in het oog vallen. Mogt de commissie bepaalde redenen lebben gehad den door hem genoemden titularis niet in de verordening op te nemenhij zal die dan gaarne van haar vernemen. De lieer Duparc merkt opdat indien het waar isdat volgens het in behandeling zijnde artikelslechts zij pensioen kunnen deelachtig wordendie definitief zijn aangesteldde onder litt. i en j genoemde ambtenaren dan zeker niet in de verordening behoorden genoemd te worden. Immersmen weet n.n aDhans weten dat die ambtenaren geen definitieve aan stelling hebben. Echter is hij er voordat de woorden„voor zooverre zij definitief zijn aangesteld"blijven behoudenen wel omdat het wel gebeurtdat zoogenaamde bijbaantjes aan andere ambtenaren worden opgedragen en door deze gedurende te Leeuwarden, van den 12 December 1878. 145 langen tijd worden waargenomen. Getuige o. a. do directie der begraafplaats. Langen tijd was die directie opgedragen aan een' ambtenaar ter secretarie. Da heer Troelstrawien de door den heer Wiersma ge maakte opmerking gegrond voorkomt, dient naar aanleiding daarvan navolgend amendement in In art. 1 te laten vervallen de woorden „voor zooverre zij definitief zijn aangesteld". Hij komt vooral ook tot deze indie ningomdat hij van den Voorzitter heeft vernomen, dat ook de brugwachters niet definitief worden aangesteld. Het komt hem voordat het toch in de bedoeling van hen die eene pen- sioen-regeliDg wenschenis gelegenom vooral ook aan amb tenaren als dezewier betrekking nog al eenige trouw vordert, pensioen te kunnen toekennen. Het amendement van den heer Troelstra, ondersteund zijnde, wordt in stemming gebragt en aangenomen met 11 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren Bruinsma Suringar, Plan tenga, Duparc, Dirks, Buma, Rengers en Attema. De heer Bruinsma dient hierna een amendement in, strek kende om onder de ambtenaren in art. 1 genoemdnog op te nemenden gemeen te-veearts en de moeder van het stads zie kenhuis. Dit amendement blijft echter, als niet ondersteund zijnde, buiten behandeling. De heer Troelstra vestigt de aandacht der leden op een ambtenaarwaaromtrent bij de commissie zelve twijfel bestond, of hij al dan niet volgens de regelen die men zich ter zake steldein de verordening zou moeten genoemd wordenn.l. den vischafslagcr. Men wist niet zeker, of diens betrekking van dien aard is, dat zij als neven-betrekking is te beschouwen, al dan niet. Eenige inlichting dienaangaande zo* spr. aange naam zijn. De Voorzitter kan ten dezen niet anders verklaren, dan dat de genoemde ambtenaar slechts dan drukte heeft, wanneer er visch aan dc markt wordt gebragt, iets wat natuurljjk af hangt van veel omstandigheden. Hij is echter van meening dat er zoo ten opzigte van dezen ambtenaar als ten opzigte van den secretaris-boekhouder der stads armenkamer geene redenen tot uitsluiting bestaan. Nadat de heer Duparc de aandacht der leden er nog op had gevestigddat ook te zijner tijd onder de ambtenaren, wien eventueel pensioen zal worden toegekendzal moeten worden opgenomende beurs-waagmeesterdient de heer Dirks een amendement instrekkende om ook in art. 1 te noemen den vischafslager. Hij toch heeft bij gelegenheid van de alhier ge houden historische tentoonstellingwaarbij de tegenwoordige vischafslagcr als eerste klerk heeft gefungeerdondervonden dat de vischafslag genoemden persoon zeer ambulant doet zijn en hem verhindert andere vaste betrekkingen daarbij waar te nemen. Het door den heer Dirks ingediende amendement ondersteund zijnde, wordt in stemming gebragt en verworpen met 11 tegen 8 stemmen. Vóór stemden de heeren Suringar, Dirks, Duparc, Wiersma, Kijmmell, Rengers, Bloembergen en Troelstra. Naar aanleiding van dit besluit dient de heer Wiersma, aan wien was ontgaandat uit de considerentia van het verslag van rapporteurs was op te makenwaarom de secretaris-boek hou der niet in hun ontwerp is genoemdeen amendement inde strekking hebbende om in art. 1 te roijeren de onder litt. I vermelde „keurmeesters van vleesch en visch". De heer Troelstra merkt op, dat de commissie van rap porteurs deze beambten oorspronkelijk niet in de lijst had opgenomen, maar daarvan is teruggekomen uit overweging, dat die ambtenarenzullen ze naar behooren hunne taak ver- rigtensteeds ambulant moeten zijn en er eonig andor bedrjjf niet wel bij kunnen uitoefenen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1878 | | pagina 5