REGISTER DER BIJLAGEN lot et verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, jaar 1871>. No. der bijlage OMSCHRIJVING. 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Nader Toorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der verordening regelende het getal en de bezoldiging van de ambtenaren ter secretarie en de verdere beambten in het gemeentehuis, met betrekkelijke ontwerp-verordening. Voorstel van burgemeester en wethouders tot stichting van een gebouw in den Prinsentuin, met overdekte wandel- en zitplaatsen, ter vervanging van het zoogenaamde zomerhuis en luifels. Adres van commissarissen van verschillende vereenigingen om subsidie en localiteit ten behoeve van eene op te rigten ambachtsschool. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der verordening op de school van middel baar onderwijs voor meisjes. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der gemeentebegrooting voor de dienst 1879. Verslag van de commissie omtrent het verzoek van commissarissen van onderscheidene corporatiën en vereenigiBgenom subsidie en localiteit ten behoeve van eene op te rigten ambachtsschool. Voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere wijziging der gemeentebegrooting dienst 1879, vergezeld van een betrekkelijk ontwerp-beeluit en memorie van toelichting. Voorstel van burgemeester en wethouders, betrekkelijk het aangaan eener geldleening groot ƒ200,006met bijbehoorend plan van leening. Rekening van de ontvangston en uitgaven der gemeente dienst 1878. Verantwoording wegens de ontvangsten en uitgaven der gemeente, dienst 1878. Ontwerp-gemeentebegrootingdienst 1880. Memorie van toelichting bij de ontwerp-gemeentebegrooting, dienst 1880. Correspondentie tusschen curatoren van het gymnasium en burgemeester en wethouders over de inrigting van een gebouw voor gymnasium. Verslag van de commissie van rapporteurs uit de sectiën omtrent het onderzoek der ontwerp-ge meentebegrooting voor het jaar 1880. Memorie van beantwoording van het onder vorig no. vermeld verslag. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het opnieuw vaststellen van bepalingen voor de heffing en invordering van regten wegens de uitgifte van stukken ter secretarie en verrigtingen van den burgerlijken standmet ontwerp-besluit tot heffing en verordening op de invordering. Voorstel van burgemeester en wethoudersbetrekkelijk het aangaan eener suppletoire geldleening ten behoeve der stichting van een beurs- en waaggebouw. Voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere wijziging der gemeentebegrooting, dienst 1879 met bijbehoorend ontwerp-besluit en memorie van toelichting. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vervanging der heffing van water-kaai- en walgeld door eene heffing van havengeldmet bijbehoorende ontwerpen. Voorstel der raadscommissie voor 't ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging der verordening op het bouwen en inrigten van woningenzoomede tegen het bewonen van voor de gezondheid nadeelige woningen met ontwerp-wijziging. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van de vereeniging „de Harmonie" om een regt van opstal te vestigen voor een gebouw op het terrein achter het Paleis van Justitie. Verder is als afzonderlijke bijlage nog alleen aan de leden van den raad rondgedeeld Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding eener resolutie van gedeputeerde sta ten van Friesland omtrent verplaatsing of verbetering van het aschland. Pag. 1 en 2 3—6 7 en 8 9 en 10 11—14 15 16-18 19—20 21—42 43—54 55—72 73—86 87—90 91 en 92 93 en 94 95—98 99—100 101 en 102 Niet gepag. 103—106 107, 108 1, 2 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 4 January 1S79. 1 Vergadering van Zaturdag 4 Januarij 1879. Tegenwoordig 17 leden; afwezig de heer de la Faille met en de heeren SuringarWybrandi en Bakker zonder kennis geving. Voorzitter de heer burgemeester. I. De resumtie der notulen van de op 30 December 1.1. gehouden vergadering wordt tot eene volgende bijeenkomst uitgesteld. II. Wordt ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van burgemeester en wethouders geleidende ter goedkeuring con cept van een adres aan de Eerste kamer der staten generaal in zake het wetsontwerp tot onteigening ten behoeve van den aanleg van een spoorweg van Stavoren naar Leeuwarden. Nadat eenstemmig is goedgevonden genoemd voorstel en bijgevoegd adres terstond in behandeling te nemen, opent de voorzitter daarover de beraadslagingen. De heer Duparc kan zich met het aangeboden concept-adres niet vereenigen, omdat, naar spr. meening, door de indiening daarvan de raad inconséquent zou handelen nu hij in de maand April j.l. aan de regering heeft ingediend een adres tegen de ombuiging van den bedoelden spoorweg langs Bols- ward. De strekking van dat adres toch was, om aan te too- nendat de interprovinciale verbindingde verbinding n.l. van Friesland met Noord-Holland door die ombuiging werd bedorven en nu vindt hij in het ontwerp-adres vermeld dat men destijds ombuiging niet absoluut verwerpelijk achtte, maar bevreesd wasdat die eene belangrijke vertraging in het tot stand komen der gewenschte spoorwegljjn zou ver oorzaken. Dit laatste was althans niet het hoofddenkbeeld van Spr. en de beide leden dezer vergadering, die met hem den 25 April 1878 voorstelden, om bij adres de Tweede kamer te verzoeken het toen aanhangige wetsontwerp tot onteigening ten behoeve van den spoorweg StavorenLeeuwarden niettegenstaande de daarop aangenomen motie van den heer Sickeszalsnog onveranderd aan te nemenen evenmin kan dit het gevoelen zijn geweest van de meerderheid van den raad, die overeen komstig evengenoemd voorstel besloot. Wat echter hiervan zij in de gegeven omstandigheden acht spr. het beter, dat de raad thans geen adres indiene, maar den loop der zaak afwachte. De heer Dirks is het eens met den heer Duparcdat het nu aangeboden adres in strijd is met de strekking van dat te dezer zake vroeger door den raad ingediend. Uit dien hoofde acht ook spr. het verkieslijkom niet op nieuw een adres in te dienen. Bovendien meent hij er op te moeten wijzen datwelke ook de beslissing van de Eerste kamer zij, het onderhavige wetsontwerp onlangs bij de Tweede kamer in behandeling is gekomen ng voldoende voorbereiding en daarover in die vergadering breedvoerige beraadslagingen heb ben plaats gehad. De heer Wiersma wil voor het oogenblik daar laten of de indiening van een adres van wege deze vergadering nood zakelijk moet worden geacht. Spr. wenscht slechts stil te staan bij de bewering van den heer Duparcdat dit adres in strijd zou zijn met het vroegere. Die strijd verklaart spr. niet te kunnen bemerken. Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant. Bij een vroeger adres verzocht de raad aan den betrokken Minister het daar heen te leiden, dat het toen bij de Tweede kamer behandelde wetsontwerpniettegenstaande de door die kamer uitgesproken wenschelijkheid oin eene wijziging ten behoeve van Bolsward daarin op te nemenop nieuw onveranderd aan de goedkeuring der wetgevende magt worde onderworpen. Nu wordt voorgesteld, dat de raad zich wende tot de Eerste kamer der staten generaalmet verzoek te willen goedkeuren het in de Tweede kamer aangenomen wetsontwerpwaarin wel is waar de rigting van den aan te leggen spoorweg naar het uitgedrukt verlangen van de Tweede kamer is gewijzigd maar welke wijziging door de Regering is voorgedragenom dat zij na ingesteld nader onderzoek geene vrijheid heeft ge vonden de primitief aangenomen rigting te behouden. In verband hiermede acht spr. het nu gedaan voorstel een natuurlijk gevolg van den loop der feiten en doet de raad bij de indiening van het aangeboden adres niets anders dan te verklarendat hij liever den spoorweg ziet tot stand komen naar het nieuwe project, dan dat eene verwerping van het betrekkelijk wetsontwerp den aanleg daarvan verdei- ver- trage. De Voorzitter is van oordeel, dat het voor 't oogenblik minder ter zake doet wat vroeger ten dezen is verrigt, maar thans de vraag geldtWat nu te doen en met het oog daarop meent spr. dat het wenschelijk is een adres aan de Eerste kamer te rigten gelijk wordt voorgesteld. Spr. kan zich verklaren datzoover men tegen de gewijzigde rigting van de aan te leggen spoorweg ishet indienen van zooda nig adres niet raadzaam wordt geacht. Let men echter op hetgeen bij burgemeester en wethouders aanleiding was tot de indiening van het onderwerpelijk voorsteln.l. de beraad slagingen op 19 en 20 December 1.1. gehouden in de Tweede kamer over het onderhavige wetsontwerpwaarbij door en kele leden werd beweerd dat Leeuwarden als .--en verklaard tegenstander van de gewijzigde rigting was aan te merken dan vertrouwt spr. dat de raad tot de indiening van het aan geboden adres zal besluiten. De heer Duparc blijft by het gevoelen dat de raad, door de indiening van hel adres inconséquent zal handelen en het daarom niet raadzaam is tot die indiening te besluiten. Bovendien vraagt spr. waarvoor thans een adres Aan genomen al des neendat het hoofd-motief voor het vroe gere adres ware geweest: vrees voor vertraging, zoodat bij sommige leden der Tweede kamer een misverstand omtrent de bedoeling van dezen raad heeft bestaandoor dat misver stand op te heffen zal de Eerste kamer zich wel niet laten bewegen het wetsontwerp aan te nemen, indien zjj het ove rigens niet aannemelijk acht. De heer Wiersma zegtwanneer hij nagaat wat den heer Duparc er toe leidt om aan te nemen, dat de indiening van dit adres zou zijn eene handelingstrijdig met hetgeen vroe ger is gedaan dan gelooft spr. dat de heer Duparc eenigzins verwart de strekking der beide adressen, in verband met de autoriteiten aan welke ze zijn gerigt. Had de raad zich vroe ger gewend tot de Tweede kamermet verzoek het wetsont werp tot wyziging der primitief vastgestelde rigting van den 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 1