6 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 9 Januarij 1879. Van 1 September tot 1 November en van 1 February tot 1 April van 's morgens 7 tot 's avonds 10 uur. Van 1 November tot 1 February van 's morgens 8 tot s' avonds 10 uur. Bij verzuim ten dezen wordt telkens eene boete verbeurd van vijf-en-twintig centterwijl voor eiken geheelen en hal ven dag die de pontzonder voorkennis van den burge meester niet in de vaart is geweesteene boete wordt ver beurd van drie gulden. 5. Er mogen met de pont niet meer dan zes personen tegelijk worden overgezet. Bij overtreding hiervan is telken reize eene boete verschul digd van tien gulden. 6. De scheepvaart mag niet worden belemmerd. 7. Bij vriezend weer mag het overzetten van personen niet worden gestaakt dan met toestemming van den burge meester, terwijl daarentegen die staking moet plaats vinden, zoodra de burgemeester daartoe last geeft. Bij invallenden dooi moet eene lastgeving van den burgemeesterom de pont weder in de vaart te brengenevenzeer worden op gevolgd. Elke overtreding in een dezer gevallen doet eene boete van drie gulden verschuldigd zijn. 8. Bij gladheid door vorst of sijeeuw moeten de toegangen naar en de vloer in de pont met zand worden bestrooid. 9. Behalve in de maanden Junij en Julij en wanneer de pont om wettige redenen geen dienst doet, moet eiken avond in de pont een helder lichtgevende lantaarn ten genoegen van het gemeentebestuur brandende zijn als volgt in de maanden Januarij en December van 4 tot 10 uur. -t February en November 5 10 Maart en October 6 10 April en September 7 10 Mei en Augustus 8 10 Door elke overtreding van dit artikel wordt verbeurd eene boete van vijf-en-twintig cent. 10. De pont met toe- en aanbehooren moet zoowel wat het timmer- als verf- en teerwerk betreftten allen tijde in goeden staat van onderhoud ter beoordeeling van het ge meentebestuur gehouden worden. 11Het constateeren van overtredingen van vorenstaande bepalingen is uitsluitend opgedragen aan de beambten of die naren van politie. Deze maken deswege procesverbaal op en zenden dit aan den burgemeester. 12. De bedreigde boeten zijn verschuldigd terstond na het constateren eener overtredingen moeten worden betaald binnen tweemaal vier-en-twintig uren ten kantore van den gemeente-ontvanger. 13. De ondernemers en hunne regtverkrijgenden zijn soli dair verantwoordelijk voor de vervulling van alle verpligtingen ter zake van deze concessie op hen rustende. 14. Herhaalde overtreding van een of meer der gestelde voorwaarden kan het gemeentebestuur aanleiding geven om de concessie in te trekkenin welk geval de ondernemers verpligt zijn de ten behoeve van het pontveer gemaakte wer ken binnen een bij do intrekking gestelden termijn op te ruimen enzoo daartoe termen bestaanaan de gemeente te betalen zoodanige schadevergoeding, als het gemeentebestuur vermeent te moeten vorderen. 15. Het gemeentebestuur behoudt zich het regt voor om ten allen tijde a. de pont met toebehooren op taxatie van deskundigen over te nemenonder intrekking der verleende concessie. b. den persoon door de concessionarissen met de bedie ning van het pontveer te belastente ontslaanzonder ge houdenheid tot opgave van de redenen die daartoe aanleiding hebben gegeven. De discussien geopend zijndezegt de heer van Slo- terdijck, dat hij eene opmerking heeft omtrent een der aan de te verleenen concessie te verbinden voorwaardenen wel omtrent die vermeld onder no. 11krachtens welke het constateeren van overtredingen van de in dezen te maken bepalingen uitsluitend zou zijn opgedragen aan dienaren van politie. Dit komt hem niet wenschelijk voor. Hij meent dat in dezen slechts sprake kan zijn van een burgerlijk contract en dat de overtreding van de bij dat contract gemaakte voor waarden door alle middelen regtens en niet dus uitsluitend door processen-verbaal van de dienaren van politie kan en moet kunnen worden bewezen. Spr. is van oordeel, dat eene be paling als onder no. 11 vermeldniet strookt met den aard der te sluiten overeenkomst en ook is in het nadeel der ge meente, daar zij haar berooft van het niet nakomen van de overeenkomst te bewijzen zooals de wet dit toelaat. De heer Attema beaamt ten volle de opmerking van den heer van Sloterdijck en wil bij hetgeen door dien geachten spr. reeds is opgemerkt nog dit voegendat eene bepaling als onder no. 11 omschreven alleen raison dêtre heeft in straf-verordeningen, doch geheel misplaatst zou zijn in een contractals in deze zal worden gesloten. Hij stelt in ver band hiermede voor de bepaling onder no. 11 in de conclu sie van het voorstel vermeld te doen roijeren. Het door den heer Attema voorgestelde ondersteund zijnde zegt de Voorzitter, dat hij geen bezwaar heeft om de hier bedoelde bepaling in de voorwaarden te doen vervallen, doch niet zóó ver kan gaan om deze concessie als een civiel reg- telijke overeenkomst te beschouwen. De heer van Sloterdijck meentom zooveel mogelijk misverstand ten dezen te voorkomener nog op te moeten wijzen, dat het zijne bedoeling niet was om te doen uitkomen, dat de te sluiten overeenkomst zou zyn een privaat regtelijke maar eene civiel regtelijke. Het betreft hierzegt hij geen overtreding van eene strafverordening, maar de niet nakoming van voorwaarden aan de concessie te verbinden. In verband hiermede meende hij er op te mogen en te moeten drukken, dat het constateren van die niet nakoming of overtreding der voorwaarden niet uitsluitend behoort aan de dienaren van politiemaar kan geschieden door alle middelen regtens door getuigen als anderzins. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming tot roijeinent van de voorwaarde vermeld onder no. 11 besloten. De dus gewijzigde conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierna eveneens zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. 5. Voorstel ran burgemeester en wethouders op een adres van den directeur der stadsreinigingom continuatie in zijne betrekking. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 9 Januarij 1879. 7 Bij dit voorstel geven burgemeester en wethouders in over weging den heer J. Soutendammet ingang van den len Junij 1879 op nieuw voor den tijd van drie jaren te benoemen tot directeur der stadsreiniging onder genot der voordeelen, thans aan die betrekking verbonden. De beraadslagingen omtrent dit voorstel geopend zynde be tuigt de heer Duparc zyn leedwezen, dat burgemeester en wet houders er niet toe hebben kunnen komen om by deze ge legenheid eene wijziging der verordening voor te stellen, waar van reeds vroeger de wenschelijkheid doorhem werd betoogd. Hij had gehoopt, dat burgemeester en wethouders het stelsel van periodieke aftreding zouden hebben willen laten varen, vooral om dat de redenen, die in der tijd tot toepassing daarvan leidden, z. i. thans niet meer bestaan. De eerste redendat er zich omstandigheden zouden kunnen voordoendie eene tijdelijke verpachting der exploitatie van het aschland wenschelijk zou den maken, moge in den beginne als rationeel te beschouwen zijn geweest, thans is dit niet meer het geval. Verscheidene jaren zijn reeds verloopen sedert die exploitatie van gemeen tewege geschiedten de goede resultatenwelke zij steeds heeft opgeleverd zullen er zekerlijk niet spoedig toe leiden om haar te verpachten. En wat betreft de tweede reden voor eene tydelyke be noeming dat gedurende het driejarig tijdvak de handelingen van den functionaris bedenkingen zouden kunnen doen rijzen te gen zijne herbenoeming, spr. wil erkennendat zoo iets mo gelijk isdoch hij acht 't niet zoo heel waarschijnlijk, indien men terugziet op de ambtelijke loopbaan van den hier be doelden functionaris. Burgemeester en wethouders erkennen dit zeiven trouwens ook. In hun voorstel brengen zij den tengenwoordigen func tionaris allen lof toe, en, naar spr.'s inzienook zeer teregt. Wantis er een ambtenaar, die zooveel mogelijk werkt ook in het finantieel belang der gemeentedan is het zekerlijk de directeur der stadsreiniging. Burgemeester en wethouders zeggen wel, dat er tegen de bestaande regeling geenerlei be zwaar bestaatmaar spr. betwijfelt dit. Hij wjjst daartoe op de aanhangige verordening, regelende de pensionering enz. van gemeente-ambtenaren. Blijft men by het stelsel van tijdelijke benoemingdan zal er bij vaststelling van die verordening jegens den directeur der stadsreiniging en ook nog jegens eenige andere tijdelijk benoemde ambtenaren eene onbillijkheid worden begaandewijl zij bij eene eventuele met-herbenoeming van zelf zullen hebben gedefungeerd en dus nietgelijk andere aftredende ambtenaren het voor de pensionering gevorderd eervol ontslag zullen hebben bekomen. Daardoor zullen zij dan van het genot van pensioen zijn uitgesloten. Ook met het oog hierop had hij gaarne een voorstel tot wijziging der verordening ontvangen. Nu 't niet is geschied, reserveert hij zich om zelf te zijner tijd zoodanig voorstel by den raad te brengen. De heer Troelstra kan het door den heer Duparc aan gevoerde ten sterkste ondersteunen. Hy meent met dien spr., dat de eene reden in het voorstel voor eene tijdelijke be noeming bygebragt, nl. de onzekerheid of er zich ook om standigheden zullen voordoen die eene tijdelijke verpachting der exploitatie wenschelijk zouden doen achten nu na de gunstige resultaten die de gemeentelijke exploitatie heeft op geleverd niet meer bestaat. En wat nu het 2e argument betreft in het voorstel voor eene tijdelijke benoeming byge bragt nl. het vrijere standpunt waarop men door zoodanige benoeming tegenover den directeur zal staandit argument acht hij zeer gevaarlijk. Immers het zou kunnen gebeuren, dat de directeurna afloop van liet driejarig tijdvakwaarvoor hij werd benoemdniet herbenoemd werdofschoon hy tot dusver steeds flink zijn pligt had vervuld. De raad staat toch, wanneer het 3jarig tijdvak is afgeloopenweer op een geheel vry standpunt. Nu weet spr. weldat men niet ligt tot benoeming van een ander persoon zou overgaan, wanneer de vroegere titularis zich steeds goed van zijn pligt had ge kweten maar toch zou de mogelijkheid van een niet glans rijke benoeming bestaan. Persoonlijke consideratiën zouden daartoe aanleiding kunnen geven. En bovendien, zoo vraagt spr., waarom moetnu de eene redendie vroeger voor eene tijdelijke benoeming bestond is vervallen nu nog ten op- zigte van dezen ambtenaar worden afgeweken van den regel die bij de benoeming van andere ambtenaren wordt gevolgd V De heer Bruinsma stemt gaarne toe wat ten opzigte van de verdienstelijkheid van den directeur der stadsreiniging is gezegd en hij durft zelfs te zeggendat voegt men ook den directeur der gasfabriek er bij die ook aan eene tijdelijke benoeming is onderworpenmen hier te doen heeft met twee specialiteiten. Toch acht hij het gevaarlijk om af te wijken van het beginsel van tijdelijke benoeming. Gesteld, zegt spr. dat beide bedoelde ambtenaren der gemeente,hetzij door overlijden als anderzinseens ontvielen dan zou men be sloot men thans om ook op hen definitieve benoeming toe passenook gehouden zijn om hunne opvolgers definitief te benoemen en zegt spr. weet men van de tegenwoordige functionarissen, dat zij allezins voor hunne betrekkingen ge schikt zyn van hunne opvolgers zou men dat niet kunnen weten. Verder wijst spr. er opdat ook de benoeming van leeraren aan 's rijks hoogere burgerscholen meestal tijdelijk geschieden. In verband met een en ander vindt hij geen vrijheid om van de vroeger reeds toegepaste tijdelijke benoe ming af te wijken. De heer Duparc moet even terugkomen op het beweren van den heer Bruinsmadat de directeur der stadsreiniging en die der gasfabriek specialiteiten kunnen worden genoemd, en daarom met het oog op de toekomst, eene tijdelijke be noeming gewenscht zou zijn. Spr. wenscht te vragen of niet vele andere gemeente ambtenaren evenzeer specialeiten kunnen worden genoemd Hij wijst slechts op de directrice en leeraressen der middel bare school voor meisjesder. directeur der gemeentewerken, en nog zooveel anderen, die toch ook, en teregt, niet tijdelijk worden benoemd. Het bewerendat de benoeming van leeraren aan 's rijks hoogere burgerscholen ook meestal tijdelijk ge schiedt moet hij tegenspreken. Zoodanige benoeming is daar uitzonderingdefinitieve benoeming regel. Nadat de heer Troelstril had opgemerktdat ook bij de belastingen eene tijdelijke aanstelling niet geheel vreemd is, doch dat die tijdelijke meestal later in eene definitieve aan stelling overgaat, wordt zonder hoofdelijke stemming conform de conclusie van het aangeboden voorstel besloten, en de heer J. Soutendam met algemeene stemmen tot directeur der Stadsreiniging voor den tijd van drie jaar herbenoemd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 3