24 Verslag der handelingen van den geraeentora men tot iemanddiefinancieel niet solidedoor zijnen magti- ger concurrenten werd gedragen zoolang het dezen behaagde die contante betaling moest hebbenen op wien niets te verha len valt, handelingen waarvan de gevolgen geheel voor zijne rekening dienen te komen. Op den aannemerzegt 3pr.rust door de aanbesteding de risico en niet op de gemeente. Adressant heeft zichtoen hij zich bedrogen zagtot burge meester en wethouders gewend met hot verzoek1. dat de ge meente zou overnemen de afgekeurde keijen 2. om vrijstelling van een gedeelte der door hem aangenomen levering, 3. om ver gunning, om in plaats van de aangenomen Benthain keijen an dere te leveren en 4. om kwijtschelding van beloopon boete. Wat het verzoek aangaat om andere steen te mogen levereneene zaak die geheel burgemeester en wethouders aangaat, daar de raad bij de begrooting slechts eene som disponibel stelt voor aan koop van keijen en niet bepaalt welke soort, burgemeester en wethouders hebben gemeend dat niet te moeten inwilligen, evenmin als dat om de afgekeurde steen voor de gemeente over te nemen, dit laatste omdat, en spr. vestigt de aandacht hierop, do afge keurde keyenzoowei wat de kwaliteit als afmetiDgvorm en bewerking betreft, volgens den directeur zoo slecht zijn, dat geen prijs zoo laag zou kunnen worden gOBteld, dat hij tot acceptatie zou durven adviseren. De verzoeken echter om ontheffing van de leverantie van de nog ontbrekende hoeveelheid keijen en om kwijtschelding van de beloopen boete vinden bij burgemeester en wethouders geree- delijk gehoor. Blijkens hun voorstel hebben zrj den adressant te kennen gegevenden raad een voorstel te willen aanbieden strekkende tot ontheffing van de verpligting tot levering van de nog ontbrekende keijen en tot kwijtschelding van de verbeurde of nog te verbeuren boete mits en nu zegt spr. worden den adressant voorwaarden gesteld, voorwaarden die men in verband met het voorafgaandeals voordeelig voor de gemeente en eenig- zins bezwarend voor den aannemer zou achten ten einde eenige compensatie te erlangen tusschen do belangen van deze en die der gemeente, doch die gansch niet voordeelig voor de gemeente of bezwarend voor den aannemer zijn. Burgemeester en wet houders verklaarden zich tot een en ander bereid, mits aan hen binnen eene maand na dagteekening van het besluit werd inge zonden a. eene verklaring afgegeven door den directeur der gemeen tewerken .inhoudende dat alle afgekeurde keijen van de opslag plaatsen binnen deze gemeente zijn verwijderd en b eene ver klaring, inhoudende bereid verklaring tot restitutie der kosten, gevallen op de besteding. Wat nu de eerste voorwaarde betreft, het verwijderen der af gekeurde steenspr. acht deze bepaald in het belang van adres sant. Immers art. 5 der voorwaarden van besteding bepaalt dat voor iederen dag dat de afgekeurde steen niet is weggevoerd door den aannemer wordt verbeurd eene boete van f 2 per 1000. De aannemer wordt dus door deze voorwaarde in zijn eigen be lang vermaand. En wat de laatst vermelde boete betreft, spr. vindt daar fan goheel geen. sprake in de stnkkeniets wat hem leidt tot do vraag of die boeto wel is ingevorderd of dat de desbetreffende bepaling zoo maar voetstoots is gepasseerd. Uit do stukken spr. herhaalt het. blijkt hem niets van verrekening dienaan gaande. Hij vraagt, wat men met vourwaarden doetindien zooals hij meent dat hier het geval ismen niet zorgtdat zij worden nageleefd. Is zijn vermoeden juist, dat de in dezen be doelde uitdrukkelijke bepaling in de voorwaarden niet is geob serveerd dan we nacht hij te vragen of er dan nog termen be staan, voor een zoo goedguustig besluit op adressants verzoek als door burgemeester en wethouders is voorgesteld Hij voor zich kan zich niet met het voorstel van burgemees ter en wethouders vereenigen en is van oordeel, dat er iu dezen geen termen voor zulk eene groote vrijgevigheid bestaan Spr. wil erkennendat de adressant ook door de ondervonden teleur stelling schade heeft geledenmaar de gemeente behoeft goen d te Leeuwardenvan don 27 Februari] 1879. schade te lijden schade, die is veroorzaakt door nalatigheid van den aannemer, 't Komt spr. voordat op deze geheel de druk der overeenkomst moet worden gelaten. De adressant behoort nog te leveren de nog ontbrekende 281G5 keijen en zoolang deze levering niet is geschiedheeft hij niet aan zijne contractuele verpligtingen voldaan. Iets anders is het, zegt spr. wanneer burgemeester en wethouders, indien het blijkt, dat de aangenomen soort steen niet is to verkrijgen, hem vergunnon die soort door eene andere te vervangen, dat is ïeto wat alleen bur gemeester en wethouders regardeert. Wat betreft do tweede voor waarde aan adressant opgelegd, nl. de terugbetaling dor kosten van aanbesteding ook deze voorwaarde acht spr. geenszins in verhou ding tot de aan adressant gedane toezeggingen. In het voorstel wordt voor die kosten geen cijfer genoemd, maar spr. heefcuit de overgelegde stukken eens berekend hoeveel die kosten zul len bedragen. .Neemt hij de kosten van registratie en zegel zoo van het procesverbaal van besteding als van de voorwaar den, en voegt hij daarbij zeker bedrag voor advertentie kosten, dan komt hij tot eene som van f 42, een bedrag dat spr. geens zins in verhouding acht met de kwijtteschelden boote. Do in dezen bedoelde voorwaarde is eene die de aannemer z. i. gemak kelijk op zich kan nemen. 'tKomt spr. voor, dat adressant aan do verpligtingendie hij door het contract van besteding op zich heeft genomen, ge houden is, ten eersten, omdat het hier een regt der gemeente geldtdat niot zouder motieven prijs mag worden gegeven en ten tweeden omdat het wenscheljjk ia, dat do gemeente hot bewijs levertdat het haar ernst is, dat de overeenkomstendie zij met derden treftnauwgezet worden nagekomen. Er is in do stukken sprake van het stellen van billijkheid boven regt. Mogt het in de bedoeling leggen die opmerking ook spr. tegen te voerendan wil hij nu bereids opmerkendat niet altijd billijk is wat in strijd met het regt ismaar dat in verre weg de meeste gevallen het regt is strookende met do billijkheid. Waar deze regel iu enkele bijzondere gevallen niot mogt opgaan, daar alleen kan worden gesproken van niet toepassiug van het strenge regt. Wat overigens de kwestie van regt betreft, spr. wil opmer ken dat werd de wet in gevallen als het onder werpelijke bij de hand genomenmen zou komen tot ontbinding van het con tract met verpligting tot vergoeding der schadendie van de wanprestatie een gevolg zouden zijn>. Do heer Wiorsma wenscht korteiijk den heer van Sloter dijck te beantwoorden. Spr. voor zich is in den regel niet voor kwijtschelding van boete en heeft meermalen zijne stem tegen die kwijtschelding uitge'oragcindien daarvoor namelijk geene voldoende motieven werden bijgebragt. Tot het in behandeling zijnde voorstel tot kwijtschelding heeft hij echter zyno mede werking verleend en zulks niettegenstaande hij alles beaamt, wat door den heer van S.oterdijck daartegen is aangevoerd. In verband met dit laatste zal hij dan ook niet in eene breed voerige weerlegging van dat aangevoerde treden, overtuigd als hij is dat ten slotte toch moet worden toegegeven dat adres sant aan zijne verpligtingen ais aannemer heeft te kort gedaan en dat van hem doawoge behalve boete, nog volvoering van hot contract kan worden gevorderd. De heer van Bloter dijck heeft bij zijn beweren omtrent h' t steden van billijkheid boven rogt aangetoond, dat het geenszins oubiüijk iswanneer men op adressant regt toepast en op hem laadt den last der verpligting. Spr. wil erkennendat adres sant regteas zou kunnen worden veroordeeld en meent dat waar dit het geval is, het woord „genade" ook beter zou zijn geweest dan „billijkheid." Verder meent hij dat men wel zou kunnen trachten op den nalatigen aannemer oen en ander to verhalenmaar hij twijfelt of zulks wel met succes zou bekroond worden. Hij wil ten dezen opmerken, dat adressant do levering dor aanbesteeddo keijen werd gegund niettegenstaande men wel vermoedde en zelfs wist dat zijn fiaanticlon toestand niot zoo stork was. Toen Verslag der handelingen van den het bij de aanbesteding bleekdat hy do laagste inschrijver was en de directeur tot toewijzing aan dezen van de leverantie adviseerdemeende menbij de bekendheiddat men hier met een eerlijken en welwillenden aannemer te doen hadde leve rantie aan hem te moeten gunnen en zegt spr.Kestens zou zeker die aanneming ook getrouw hebben uitgevoerd, ware het niet, dat hij met bijzondere ongelukken te kampen had gehad, 't Is waareen aannemer heeft voor zich alle risico ter zake het aangenome eu moet zoo solied zijn dat op hemook indien ongelukken hem treffen de volvoering der aanneming kan wor den verhaaldmaarZ9gt spr.men dient in dezen ook reke ning te houden met de omstaudighedeu. Het gold hier de le verantie van keijen voor bestrating en bij de aanbesteding van zoodanige levering mag men aannemen dat ook een finantieel zwakke aannemer aan zijne verpligtingen zal kunnen voldoen indien geen bijzondere ongelukken hem treffen en dus aanne melijk is te achten vooral ook omdat bij niet nakoming der verpligtingen de gemeente geen directe schade lijdt. Het betroi hier niet de aanneming b. v. van de stichting van een gebouw dat op een bepaald tijdstip voor een bepaald doel in gebruik zou moeten worden gesteld. Was dit het geval en had de aannemer dan nalatig geweestde gemeente zou vrij zeker directe schade hebben geledenvermits zij door het niet op tijd opleveren van het werk gehoudeu zou zijn een ander gebouw tijdelijk in ge bruik te nemen. Door nalatigheid en de leveringen ten behoeve van bestrating heeft de gemeente echter geen directe schade. Alleen is van die nalatigheid het gevolgdat de straten iets langer in hun ouden toettand blijven liggen. Tegenover het indirect nadeel moet verder ook worden gesteld de kansdat do gemeente, indien den aannemer geen bijzondere ongelukken hadden getroffen, op goedkoope wijze het benoodigde zou heb ben erlangd en zeker veel mee;* zou moeten hebben betalen in dien men de levering aan een financieel meer solieden aannemer had gegund. Spr. wil echter zoo als hij reeds in den aanvang deederkennendat de adressant in geenen deele aan de ver pligtingen, die hij volgens het cont act van besteding op zich namheeft voldaan en wil zelfs aannemendat niet alleen on gelukken hiervan de oorzaak zijn, maar dat daaraan ook min dere activiteit van den aannemer schuld hoeft. Evenwel ver keert de gemeente, zelfs in het laatste geval, in eene moeijo- lijke positie. Zal zij het togen den aannnemer opnemen of zal zij den weg inslaan door burgemeester en wethouders aange geven en genade voor regt laten gelden. Bpr. acht dit laatste verkieselijk, vooral ook, omdat, zooals hij zoo straks reeds op merkte de gemeente in dezen geen directe schade heeft geleden. Wat nu nog betreft het andere puntwaarop de heer van Sloterdijck doelde, nl. de wenschelijkkeid om den nalatige aan nemer te dwingen alsnog aan zijne verpligtingen te voldoenspr. moet verkalren ten dezen opzigte met genoemd lid van opinie tc verschillen. Van of het oogenblik, dat het bleek dat de aan nemer niet in staat was te voldoen aan de op hem rustende verpligtingenwas het in het belang der gemeente om zoo spoe dig mogelijk met dien aannemer op te houden. Wel zou men kunnen trachten van hem andere keijen en ook eenige gelde lijke vergoeding te erlangenmaar do verbetering der bestrating zou toch in ieder geval daaronder meer lijden dan onvermij delijk is. Verder moet spr. opmerken, dat adressant ook geens zins op den voorgrond heeft gesteld, dat hij regt op ontheffing zou hebben. Bpr. gelooftdat het gebeurde met dezen aanne mer, en de opmerkingen die daar nu op worden gemaakt voor het gemeentebestuur een wenk moet zijnom bij bestedingen zelfs al is dit dan ook tegen een eenigzins hoogeren prijsper sonen tot aannemers te kiezen, die meerderengeldelijken waar borg voor de rigtige uitvoering der aanneming opleveren. Het is op grond van een en ander dot spr. tot het voorstel door bur gemeester ingediend, zijne medewerking heeft verleend. De heer \an Sloterdijck zegtdat de vorige spr. in plaats van //billijkheid" het woord „genade" heeft gebezigd. Spr. moet erkennen, dat waar het regt der gemeente zoo sterk op den d te Leeuwarden, van den 27 February 1879. 25 achtergrond wordt geplaatstlaatstgenoemd woord ook beter is passende dan het eerste. Het heeft hier bepaald meer van ge nade dan van billijkheid. De heer Wiersma kon zich niet ver eenigen met eene veroordeeling van den aannemer om alsnog de ontbrekende steenen te leveren. Dit heeft spr. verwonderd daar zulks toch geenszins onregtmatig is. Eene veroordeeling zou dit zelfs niot kunnen worden genoemddewijl het slechts is eene verpligting tot naleving van eene vrijwillig op zich ge nomen daadeen eisch tot nakoming van een contractdat geheel vrijwillig door don aannemer werd aangegaan. De heer Wiersma heeft er op gewezen, dat den adressent ongelukken hebben getroffendat hij is bedrogen geworden door den man die hom den steen zou leveren. Goed doch spr. moet dan toch vragenof dan het leveren van steenwaarvan 3/4 moet worden afgekeurd wel geheel ais een ongeiuk is te beschouwen. Hij zal niet sproken van kwade trouw ten opzigte van den aannemerzelfs wil hij geen vermoeden dienaangaande koesterenmaar toch komt het hem voordat hier wel sprake kan zijn van grovo onvoorzigtigheidonvoorzigtigheid waarvan de gemeente niet de gevolgen mag dragen. De heer Wiorsma heeft verder beweerd, dat de gemeente door do nalatigheid des aannemers geene directe schade heeft geledenomdat het hier betrof eene levering ten behoeve van de bestrating. Heeft spr. het goeddan was de steen door Kestens te leveren beatemd voor verbetering der bestrating ia do Groote Kerkstraatwaar vooral ook door de verbouwing van het St. Anthonij gasthuis do toestand veel te wenschen overlaat. Tengevolge de nalatigheid des aannemers nu is de toestand daar maar voor eb en vloed blijven liggen en nu vraagt spr. of dit dan geen directe schade mag worden genoemd. Lijdt de gemeente geen directe schade door dat de aangenomen leverantien ten behoeve der bestrating niet op tijd is uit gevoerd, en bestaat er geen groot verschil wanneer de leve rantie geschiedt, waartoe, vraagt spr., dan de aanbesteding op den tijd als waarop zij is geschied en waarom termijnen voor de leverantie gesteld. Spr. weet wel, dat dwang tot naleving van het contract mis schien eenige onaangenaamheden voor het dageljjksch bestuur zal medebrengenmaar toch zou hij aan eene ontbinding van het contract niet de voorkeur willen geven. Naar het hem voorkomt moet de gemeentedoor in dezen tamelijk streng haar regt te handhaveneen voorbeeld stellenopdat zij voor het vervolg van zaken als de onder werpelijke blijve verschoond. De hoer Wiersma meent, in verband met het door den heer van Sloterdijck gesprokenenog een enkel woord in het midden te moeten brengen. Hij meent niet gesproken te hebben van eene veroordeeling in den zindat die hard of onregtmatig zoudo zijnovertuigd als hij is van het goed en onbetwistbaar regt dor gemeente. Hij heeft slechts willen doen uitkomen dat het niet wenschelijk is om den aannemer alsnog te dwingen tot levering van hot nog ontbrekende en dat de gemeente door de niet tijdige levering geene directe schade heeft geleden. Mogt de raad echter zijne zienswijze niet deelen en huldigen die van den heer van Sloterdijckhet dagelijksch bestuur is bereid den aannemer alsnog tot levering te dwingen. De per soonlijke onaangenaamhedendie daaruit eventueel voor burge meester en wethouders zullen voortvloeijen moeten in het ge heel geen motief zijn, terwijl bovendien de directeur der ge meentewerken de man isdie direct met den aannemer te doen hooft. Het was hem dan ook niet te doen eene oratio prodomo ten behoeyo van burgemeester en wethouders te houdenmaar wei om te doen uitkomen dat hij het belang der gemeente er niet door gebaat acht als men den aannemer gaat dwingen tot volvoering zijner aangenomen levering. Ook wil hij ten dezen er nog op wijzen, dat, waar men de wetenschap heeft, dat de aangenomen soort steen niet of althans slecht is te verkrijgen de direoteur der gemeentewerken bij de aan hem opgedragen keuring welligt iets minder scherp zou kunnen en moeten zijn en de gemeente daardoor steun zou erlangen niet in allen deele

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 3