30 Verslag der handelingen van den gemeente]
gebeente aangekochte ii nenbloekorij e.a. buiten do Hoekster-
poort 00 oo.t.'d door burgemeester on wethouders vast
te si dien
Zon d ?ie en hoofdelijke stemming wordt dienovereen
komstig bes jen.
l i Voortzeff'ng der behandeling van de ontwerp verordening
omtrent h t verl". mn van pensioen of wachtgeld aan gemeente
a ibtenwn be li nden.
(Zie 'o'ilage nos. 3 en 22 van hot verslag van 'sraade hande
lingen 1378,
j vorg. 'egonhoid in?t de behandeling der door de com
mies! - ïorl ontwerpverordening genaderd zijnde tot do
ovm<- ngabe-r-! ngen, wordt thans aan de ordo gosteldeen daar
toe b trekkelijk door den heer 5iante ga ingediend toen reeds
ondersteund voorstel, strekkende om alsnog in de verordening
op to ne» -ca enne bepaling van navolgenden inhoud:
„Behoudens he.t bepaalde bij art 14, alinea 2, zijn de daarbij
„bedoelde ambtenaren, om aanspraak op pensioen te kunnen
„maken, gehouden binnen twee jaren na het in werking treden
„dezer verordening in do gemeentekas to storteneon procent
„van het gezamenlijk bedrag der vaste bezoldigingen, door hen
„als eiKrnteambtenaren tot op hot tijdstip van het inwerking
„:rec. i r verorde?: ing genoten, Diestorting kan geschieden
„op zoodr.i ge tijdstippen en in zoo vele termynen als de betrok
ken ambtenaren mogten verlangen.
5 diseussien omtrent dit voorstel geopend zjjnde zegt do
he v dat hij tot do indiening er van is gekomen,
or hij t rent dat eene bepaling als do <r hem is voorgesteld,
g" p.= de économie der in behandeling zijnde verorde
ning. o verordening toch heeft ten doel meth t bewijzen van
zekere liefdadigheidmaar hot scheppen van een regt ten be
hoeve van de ambtenaren onwaar van regt sprake iadaar
meonfc spr. d t er ook verpligtingen moeten bostaan Nu heeft
nv !i wol c e verpligting lat do ambtenaren voor hun regt op
pensioen zullen moeten storten 2 pet. van hun inkomen als ge
meenteambtenaar doch deze verpligting betreft alleen de too
komst. Niet hoeft men eene bepalingdat do bestaande amb
tenaren verpligfc zullen zijnom ook iets bij te dragen voor de
jarenwaarin reeds gemeenteambtenaar waren en alszoodanig
tractement genoten, welke jaren zij desniettegenstaande wel in
aanmerking zullen kunnen brengen voor hunne pensioenbere
kening. Pit acht spr. tegenover de toekomstige ambtenaren
eene onbillijkheid. Immers, voor dezen zullen voor het pensioen
alleen die jaren tellen, waarin zij de bepaalde bijdrage stortten
r r :d rwerpelijke verordening zal, wat spr. meent dat nooit
and' bot gevp.l iseene terugwerkende kracht hebben en wei
g' ten voordeelo dér ambtenaren, en in het nadeel der
g< - - r. meent dat ia ver" - hiermede eene compense
rende bepaling ten dozen zeer wenschelijk is Hij kan geheel mee
ga et burgemeester en wethouders, waar deze in hun den 24 Ja
m j i aangeboden voorstel zeggen: //Daar het natuurlijk niet
„d li as raads zal zijn, om de reeds in functie zijnde nmb-
m en zonder eenige opoffering hunnerzijds een aanspraak op
„pensioen te verleenen, die in het vervolg slechts krachtens bepaalde
voorwaarden wordttocgekend,wordteenedssbetrefFendeovergangs-
„i wenschehjk en noodig geacht Burgemeester en wet
lio n./.;gt spr., stelden indertijd eene korting voor van 2 pet. Hp
heef in het voorstel dat hij op grond van het vorenstaande
pv e tc mo' ton indienendio storting op 1 pet. gesteld
oi liet ln voorkomt dat eene storting van 2 pet. voor som
nog al bezwarend zou zijn.
j komt. d t ingeval de bcr.taande ambtenaren er in
f vrojen een betrekkelijk korten tijd nog al een be
langrijke sop ia de gemeentekas zal worden gestort dio reeds
dadelijk eenig voordeel zal afwerpen.
e hesr Tvoolstr dient op het door den heer Tlantcnga
lad te Leeuwarden, van den 13 Maart 1879.
voorgestelde oen sub amendement instrekkendeom in de
eerste aliuea in plaats van „twee" te lezen „vier" jaronde
tweede alinea te vervangen door de volgende bepaling „op het
innen dezer bijdragen is art. 16 van toepassing."
Verder wordt door genoemd lid voorgesteld, om bij aanneming
van de door den heer Planteuga voorgestelde bepaling nog
daarop te laten volgen een nieuw artikel van navolgenden in
houd
„Het bedrag, waarover voor ieder ambtenaar en bediende in
het vorig artikel bedoeld de afloopende bijdrage moet worden
betaaldwordt door burgemeester en wethouders vastgesteld en
daarvan wordt binnen oone maand na het in werking treden
dezer verordening mededeeling gedaan aan den raad en de
betrokken amotenaren en bedienden."
Na ondersteuning dezer voorstellen zegt de heer Troalstra.,
dat daar nu zoo straks zeer waarschijnlijk de eindbeslissing om
trent het door de commissie voorgestelde ontwerp verordening
zal vallen, hij nog een enkel woord over de pensioenzaak,
ook in verbandmet het voorstel van den heer Plantengain
het midden wenscht te brengen.
Ruim drie jaar geleden werd door burgemeester en wethou
ders, op herhaaldelijk daartoe kenbaar gemaakt verlangenaan
den raad een voorstel ingediend, strekkende om vaste regelen
te stellen voor het pensioneren van gemeente-ambtenaren en
bedienden. Dat voorstel was zeer vrijgevig. Het was als ware
heteen huis met een flink frontmet ruime vertrekken en
goed ingorigt. Echter had men zich daarbij voorbehouden of
men het huis al dan niet zou laten bewonen. Dit nu oordeelde
do raad niet goed. Naar zijn oordeel moest het vaststaan, dat
als men een huis bouwt, het ook zal bewoond worden. Met
andere woordende toenmaals aangeboden ontwerp verordening
mistte het fundamenteel beginsel: aanspraak der ambtenaren op
pensioen.
Bij het onderzoek in do sectie van bedoeld voorstel bleek het
reede dat vele leden van den raad van meening waren, dat bij
eene regeling der pensionering bedoeld beginsel op den voor
grond moest staan en de toenmalige commissie van rapporteurs
kwam tot diezelfde conclusie. Zij stelde voor het outwerp van
burgemeester en wethouders niet aan te nemenmaar dat col
legia uit te noodigen een nieuw ontwerp aan den raad aan te
biedenwaarby onder bepaalde voorwaarden den ambtenaren
regt op pensioen of wachtgeld wordt toegekend. Tegenover
dat regt wilde zij echter een geldelijke bijdrage van de ambte
naren hebben gesteld. Bedoeld voorstel word in de vergadering
van 14 September 1876 door den raad tot besluit verheven,
lis gevolg daarvan werd den 24 January 1878 op nieuw door
burgemeester cn wethouders eene ontwerp verordening, rege
lende de pensionering, aangeboden. Bij die aanbieding werd
door burgemeester en wethouders in hun desbetreffend voorstel
o a gezegd„dat zijna het door den raad genomen besluit
hoewel blijvende bij hunne meening dat het scheppen van nieuwe
aanspraken voor de ambtenaren, waardoor ais het ware een
Tordeningsregt tegenover de gemeente wordt erkendzonder
daarmede gepaard gaande verpligtingen hunnerzijds, een onge
motiveerd en gevaarlijk gunstbewijs moet worden geacht, ech
ter van mcening waren, dat met het op nieuw ingediende voor
stel wordt ingeslagen do eenige mogelijke wegdie kon leiden
tot het doelnl om bij de erkenning van het regt op pensioen,
eene geringe geldelijke bijdrage van do ambtenaren te vorderen,
die hoezeer onvoldoende om de linanciëele bezwaren der ver-
pligte pensionering te kunnen dekkentoch eenigermate tege
moet komt in den lastdie ten bate dier ambtenaren op de
gemeente wordt gelegd.
Het nader aangeboden ontwerp was getrouw in overeenstem
ming met het door do meerderheid van den raad aangenomen
beginsel. Dit ontwerp werd mede naar do stecten verzonden
en ofschoon het Dietjn verdere behandeling werd genomen werd
het echter vervangen door een ontwerp van de commissie van
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Maart 1879.
31
rapporteurswaarbij geheel dezelfde beginselon ten grondslag 1
liggenmet dit oaderscheid, dat hot zelfs meer den gevreesden
flnantiüelon druk voor de gemeente zou vorligton dan het ont
werp van burgemeester en wethouders.
Door de aanneming van art 1 der in behandeling zijnde ver
ordening heeft de meerderheid van den raad dan ook op nieuw
het beginsel van aanspraak op pensioen bevestigdop nieuw cn
nadat het beginsel was beligchaamd in eene verordening en ia
bijzonderheden was uitgewerkt, nadat het gesteund was door
een uitgebreid rapport en naauwkeurige berekeningenzoodat
ieder lid in de gelegenheid was gesteld het beginsel zelf ter
toetse te brengen aan de andere zienswijzen die er in den boe
zem van den raad omtrent de pensioenzaak bestaan, en de ti-
nantiëeie gevolgen die uit de aanneming van het beginsel zou
den voortvlo8ijenzoo naauwkeurig mogelijk konden worden
nagegaan. En wat ziet men niettemin gebeuren Dat ondanks
dit alles bij de behandeling van art 14 een aeer geacht lid dezer
vergadoringdie vóór art. 1 heeft gestemdzelfs nog te kennen
heeft gegeven datofschoon hij nog altijd voor hot verleenen
van aanspraak op pensioen isdat, ofschoon hij zich nog gaarne
vóór de zaak zou verklarenhij daartoe met het oog op de
gemoente-tinantiën geene vrijheid vindt, omdat vooralsnog het
middel niet gevonden is om de regeling der ponRioonzaak min
der drukkend voor de gemeente te maken. Spr. zou dat geachte
lid wenschen te vragen, hoeveel hij dan over heeft voor de
toepassing van een beginseldat hij verklaart zeer toegedaan
te zijn Iets zal hij er toch wel voor over hebben, iets meer
zoo noodig als thans het pensioneren van ambtenaren aan
de gemeente koet
Spreker heeft van den secretaris gevraagd en dank zij diens
welwillendheid ook bekomeneen slaat van de tegenwoordige
ambtenaren der gemeente en van het totaal bedrag der tot dus
ver door ieder genoten bezoldiging. Wordt nu het amendement
Plantenga in beginsel aangenomendan zal do gemeente vol
gens dien staat nog f 5000 meer ontvangendan waarop bij de
ontwerp verordening is gerekend Zal do last voorde gemeente,
ook in 't oog van bedoeld geacht lid dan nog te zwaar zijn
Uit dien staat blijkt overigens nog iets anders, waarop Spr.
den raad uitdrukkelijk wenscht te wijzen. Er blijkt o. a uit,
dat bij het politie personeel dezer gemeente zeer talrijke mutatiën
plaats hebben zóó zelfs dat daaronder slechts weinigen met
meer dan driejarigen dienst worden gevonden, en een groot
aantal nog maar lsechts 1 a 2 dienstjaren telt. Watvraagt Spr.,
is uit deze groote verwisseling van personeel to leiden Zou de
omstandigheiddat de gemeente-ambtenaar alhier nog geen aan
spraak op pensioen kan doen golden, daarop ook van invloed
zijn? Opmerkelijk iB het zeker, dat er zulk eene groote zucht
bestaat tot veranderingdoch verklaarbaar is het tevensdat
velon bij de niet ruime bezoldiging en gemis van aanspraak op
pensioenovergaan in andere betrekkingen. Spr acht het ech
ter zeer in het belang van eene goede dienstdat er weinig
mutatiën, vooral ook in het politie-personeelplaats hebben.
Immers, voor een politie dienaar is niet alleen tact noodig, maar
ook kennis van do gemeentelijke verordeningen en bekendheid
met personen en toestanden. En hoe langer een- politiedienaar
blijft, des te beter zal hy met een en ander op do hoogte ko
men. En welke zullen het meest in andere betrekkingen over
gaan Zeker de gCBchiksten en meest bekwamen.
Maar zoo vervolgt Spr. niet alleen de heer Wiersma
is het die om dc finantiëele gevolgen bezwaar ziet in de toe
passing van het beginsel van aanspraak op pensioen Ook de
heer Bloembergen heeft dit hier herhaaldelijk te kennen gegeven.
Spr. acht het daarom niet ondienstig ook nog een oogenblik
stil te staan by dit punt, dat toch wel het zwaartepunt mag
hooten Ook hem komt het voor dat men do flnantiëele gevol
gen eonor zaak nooit te ligt mag tallen, en de commissie ii dnn
ook voorgegaan met dio gevolgen behoorlijk in haar verslag te
overwegen en in het licht te stellen. Echter mag men zich
dienaangaande ook niet aan overdrijving schuldig maken. Door
niemand zegt Spr. is nu tot dusver betwist de berekening
dat de pensioen regeling der gemeente gemiddeld jaarlijks zal
komen to staan op pl ui 5300. Thans wont aan pensioen
uitgekeerd een bedrag van f 1975 waarby nog nier. is gerekend
het pensioenonlangs toogekend aan den vo irmaligen rector
van het gymnasium, den heer Pleyte. Do commissie van rap
porteurs nam als cijfer voor de thans verleend wordende pen
sioenen aan slechts /'l60o, wel een bewijs dat zij de zaak uiet
te rooskleurig heeft willeu voorstellen Bij hot nazien der stuk
ken, voor een paar dagen op nieuw ter visie gelegd heeft do
aandacht van Spr. getrokken een staat, waarop is zamengeteld
het bedrag dat van 1853 -1874 aan pensioen werd uitgekeerd.
Hot spyt Hpr. dat daarop niet reeds vroeger zijne aandacht is
gevallen; want uit dien staat blijkt, dit h;c gim'. Ideld bedrag,
dat gedurende dat tijdvak aan pensioen werd uitgekee-d, per jaar
zelfs f 2829 hoeft bedrageneene som die echter tot f 3b97 stijgt
wanneer men er by trekt het bedrag der diarenboven verleende
gratificatiën, jaargelden enz. Spr meent dus met grond te kun
nen bewerendat ookondanks het niet bestaan eener veror
dening de pensioenzaak der gemeente eeu aardig sommetje
koBt, cn men daarvoor gerust ƒ2800 per jaar kan stellen. Re
kent men bij die som de 2 procentbijdragder ambtenaren
dan komt men tot eene som van ruim f 4400, en zou dus de
geheelo pensioen regeling volgens de in behandeling zijnde ver
ordening voor de gemeente neer komen op eene hoogere uitgave
van f 900 a 1000en voor die som zou do hoer Wiersma en
wie vorder het beginsel is toegedaan, terugdeinzen om uitvoe
ring te geven aan dat beginsel 't Is waar door dat geachte lid ia
er op gewezen dat het zou kunnen gebeurendat tegelijk pen
sioen zou moeten worden toegekend aan onderscheidene ge
meente-ambtenarendie allen meer traktement dan /"2U00
'sjaars genieten, in welk geval de pensioenen van dezen de
bijdrage van al de anderen verre zou overtreffen. Spr. wil dit
niet ontkennen het zou kunnen doch do kana ten deze staat
als 1 tot 16. Ou de 100 gemeente-ambtenaren heeft men er
toch slechts 6 met meer tractement dan 2000 per jaar.
De heer Bloembergen had een ander naar Spr. meent
meer gewigtig finantieel bezwaar. Eerst, zoo sprak bedoeld
geacht lidkomen de lusten en dan de lasten Eerst zal men
in het genot zyn der bijdragen zonder nog groote uitkeeringen
wegens pensioenen te hebben maar later zullen dio uitkeerin
gen belangrijk stijgen, terwijl het bedrag dor bijdragen station-
nair blijft.
Spreker weet echter ten dezen een middel aan de hand te
gevenwaardoor deze bezwaren uit don weg kunnen worden
geruimd en tot welker toepassing de huer Bloembergendie
als wethouder mede belast is met de regeling der gemeentelijke
financiën, zelf in de eerste plaats voel kan medewerken. ï)at
middel isom de bijdragen der ambtenaren uiet mede tc doen
strekken tot dekkiug van gewone uitgavenmnar tot meerdere
onverpligte afl'tssing van schuld. Door die meerdere onverpligte
aflossing geheel of ten deole na te laten wanneer het bedrag
dor pensioenen zal stijgenzouden de pensioenen op do totaal
cijfers der begrooting geen meerderen invloed uitoefenon dan
nu en zou het bezwaar van den heer Bloembergen dus volkomen
zijn vervallen
Vorder herinnert Spr. nogmaals dat, wordt het voorstel van
den heor Plantenga aangenomen het tinantieel bezwaar in het
algemeen al weder minder wordt. rtpr. vrasgtof na al deze
opmerkingen er nog gegronde redenen kunnen bestaan om eeno
regeling te verwerpen, door weiker nict-aanneming misschien
een enkel lid tovreden zal zijn maar zeker het meeivndeel van
den raad onbevredigd zal worden gelatendaar zooals her
haaldelijk ia gebleken, do meerderheid eene regeling wenscht.
Men heefc in dezen to doea met vcrschillendo minderheden
doch Spr. meent, dat wil men werkelijk eeno regeling der pen
sioenen die minderhedcu oyer kleine bezwaren moeten heen-