32 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Maart 1879. stappen. Hij voor zich en nog enkelen met hem kunnen zich niet vereenigea met de vordering eener bijdrage van de amb tenaren toch heeft hijom het hoofddoel te bereiken, gemeend met de voorstellers van eene korting ad 2 procent te moeten meegaanen is hij zelfs bereid het voorstel van den heer Plan tenga te ondersteunen. Hundie als spreker vóór eene rege ling zijnmoet hij toch herinnerendat zooals burgemeester en wethouders hebben opgemerkt de eenige mogelijkweg daartoe bij deze ontwerp verordening is geopend. Er is zegt Spr. ook nog een ander punt, waarop gewezen moet wor den. Bij eventueelo afstemming der verordening zal de raad zeker reeds op zich zelve een niet zeer behageljke liguur ma ken. Maar er is meer. Wat toch zal van eene afstemming het gevolg zijn Art. 58 van het reglement van orde luidt „In dien het voorstel eener commissie geheel of gedeeltelijk wordt afgestemd beslist de raadof de zaak, waartoe het betrekking heefcnaar de commissie teruggezonden of in handen eener nieuwe commissie gestelddan wel of over die zaak zelve zonder nader verslagbeslist zal wordenterwijl art. 65 be paaltdat de commissie van rapporteurs in alles met gewone commi8sien wordt gelijk gesteld. Bij afstemming zal de zaak dus of tot nader onderzoek naar dezelfde commissie worden teruggezonden, of in handen eener nieuwe commissie gesteld worden, of er zal op nieuw over de zaak zelve moeten worden beslist. Tot het eerste zal men, gedachtig aan den „alleen mogelijken weg", zeker niet overgaan, daarbij zijn alle onderdeelen van het ontwerp reeds aangenomen. Dus men zalwordt deze verordening afgestemdop nieuw over de zaakover het beginsel eene beslissing gaan nemen en dan zal men het welligt in de parlementaire geschiedboeken ongehoorde feit kunnen vermelden dat de raad der gemeente Leeuwarden zich eerst en wel tot tweemaal toe vóór de zaak heefc verklaard en die ten slotte toch heeft verworpen! Wat nu eindeljjk het door spr. voorgestelde sub amendement betreft, hij is tot de indiening daarvan geleid omdat hjjwan neer de verordening mogt worden aangenomenhet geen der bestaande ambtenaren feitelijk onmogelijk wil maken de daarbij gemaakte voorwaarden aan te netnen. Het soorten eener bijdrage van 1 pet van het reels gonotene tractement acht hij voor sommige ambtenaren veel te bezwarend wanneer daarvoor slechts oen tijdvak van twee jaar wordt gesteld. Stelt men 4 jaar, dan zal am dat bezwaar voor een groot deel worden tegemoet gekomen. Het overige door hem voorgesteldestaat of in verband met art. 11 der verordening of strekt slechts ter aanvulling van het door den heer Plantenga voorgestelde. De heer Plantanga, verklaart het sub amendement van den heer Troelatra over te nemen, waarna het dus gewijzigd voor stel van den heer Plantenga in stemming wordt gebragt en met algemeene stemmen wordt aangenomen. Eveneens wordt aan genomen het door den heer Troelatra voorgestelde nieuw artikel, alsook het oud art. 22 van het ontwerp der commissie, luidende: „Termijnen van pensioen of' wachtgeld, welke op den 30 Junij, „volgende op het jaar, waarin zij zon verschenen, nog niet zijn „ingevorderd, worden niet meer uitgekeerd" Het oud art 23 van het ontwerp der commissie, luidende: „Deze verordening treedt in werking met den 1 January 1879". wordt op voorstel des voorzitters gewijzigd in dier vo-*gedat het wordt gelezen: „Deze verordening treedt in werking op een nader door den raad te bepalen tijdstip." Hierna wordt ook dit artikel zonder hoofdelijke stemming aangenomen terwjjl verder nog wordt besloten, om de 2e alinea van het oud art. 14, waar van de beslissingin verband met doo- den heer Plantenga ingediende en heden aangenomen voorstel indertijd werd aange houden, te laten vervallen en om nog aan het slot van genoemd art toe te voegen navolgende door den heer Troelstra voorge stelde alinea: „üoze bepaling is niet toepasselijk op tijdelijke dieneten bedoeld bij art. 9." De door de commissie van rapporteurs voorgestelde ontwerp verordening hiermede afgehandeld zijnde, bekomt nog,alvorens tot eindstemming wordt overgegaan, de heer Wiersma het woord die wenscht te verklaren dat hij zich thansnu het voorstel van don heer Plantenga is aangenomenz j het dan ook nog noode, voor de verordening zal verklaren. Hij wil over enkele bezwaren heenstappen, omdat hij vreest, dat mis schien de aanneming der verordening van één stem zal afhangen en hj het beginsel der verordening huldigt. Niet gaarne zou hij ziendat de verordening door bezwaren van zijn kant zou komen te vallen, vooral niet nu die bezwaren door de aanne ming van het voorstel van den heer Plantenga belangrjk zijn verminderd. Door die aanneming toch zal do gemeente in het bezit komen eener som van /"5000, een bedrag, dat hetzjj het diene tot buitengewone aflossing van schuld hetzij tot iets anders, als reservefonds in aanmerking kan komenvoor het geval het blijken mogt, dat de gemaakte berekeningen minder juist zijn. Niet dat spr. overtuigd is van onjuistheid in geenen deele doch de omstandigheden en speciaal diedoor spr. bij vorige gelegenheid genoemdnl. de mogelijkheid dat sommige ambte naren met meer dan 2000 jaarl jksche bezoldiging gepensioneerd zouden moeten wordenkunnen daartoe aanleiding geven. Verder wil spr. nog opmerkendat hj thans voor de veror dening zal stemmen, in de overtuiging, dat. indien het later mogt bijken, dat zj voor de gemeente al te bezwarend isde raad dan een stap achterwaarts zal kunnen doendaarbj natuurlijk in acht nemende, de vorderingen welke do bestaande ambte naren krachtens do onder worpeljke verordening mogten hebben. Nadat de heer Troelstra, nog op eene desbetreffende vraag des voorzitters had verklaard thans nog geene bepaalde voor stellen namens de commissie te kunnen doen omtrent de inge komen verzoeken van den archivariua en van den marktmeester der veemarkt om ook hunne betrekkingen op to nemen onder die, waaraan eventueel pensioen ia verbonden, wordt tot eind stemming over de verordening in haar geheel overgegaan. De uitslag dezer eindstemming is, dat de verordening met 10 tegen 9 stemmen wordt verworpen vóór stemden de heeren Hommes, v, Sloterdjck, Wjbrandi, Bakker, Dirks, v. Ejsinga, Kuipers, Wiersma en Troelstra. Wordt opgemerkt, dat de verordening, zooals zj in eind stemming werd gebragtbehoudens nadere redactie van burge meester en wethouders ten opzigte van sommige artikelen, was luidende Verordening omtrent het verleenen van pen sioen of wachtgeld aan gemeentelijke amb tenaren en bedienden. I. Orar bet varieenen van pamnoan. Art. I. Onder de bepalingen, in deze afdoeling vervat, wordt aan de navolgende ambtenaren en bedienden uit de kas der gemeente een pensioen verleendindien zijtengevolge van ouderdom of ziels of ligchaamsgebreken waardoor zij voor de verdere behoorlijke waarneming hunner betrokking ongeschikt worden geoordeeld eervol worden ontslagen a. de gemeente-secretaris b. do gemeente-ontvanger c de directeur der gemeentewerken d de hoofdopzigterde opzigters, eu de vaste schrjver bij do gemeentewerken cde hovenier f. de ambtenaren der plaatseljjke secretarie, die van de bureaux: *an den burgerl jken stand en der bevolkinga registers, zoomec'ö de bavolkings agenten g. de boden li. do kamerbewaarder of conciorge i. de directeur en de boekhouder van de gasfabriek Verslag der handelingen van den gemeentera jde directeur en de opzigters van de stads reiniging k. do inspecteurs en dienaren van politie 1. de keurmeesters van vleesch en visch m. de gaarders der bruggelden n. de vader van liet stads ziekenhuis o. de doodgravers op de algemeene oegraatplaats p. de directrice, de leeraars en leeraressen der gemeente school voor middelbaar onderwjs voor meisjes, met uitzondering evenwel van die, welke alleen onderwijs geven in de gezond heidsleer de staathuishoudkunde en den zang q. de concierges aan evenbedoelde school, aan het gymnasium en aan de burgerdag- en avondschool r. de hoofdonderwjzers en hoofdondorwjzeressen aan de ge- meenteljke bewaarscholen s. de onderwjzers en onderwijzeressen aan de gemeenteljke gymnastiekscholen. Indientengevolge latere wettelijke bepalingen aan de per sonen, bedoeld onder de letters pr en s, van 's rjkswege aanspraak op pensioen wordt verleend, vervalt hun aanspraak op pensioen uit de gemeentekas. De raad behoudt zich voordeze Ijst naar omstandigheden te wjzigea of aan te vullenbehoudens eerbiediging van per soonlijke regten. Art. 2. Öm aanspraak op pensioen te kunnen doen gelden moet de ambtenaar of bediende minstens vjftien jaren eene of meerdere betrekkingen in het vorig artikel vermeldin de ge meente hebben vervuld Deze bepaling is echter niet van toepassing, wanneer een ambtenaar of bediende in en door de uitoefening zijner betrek king wonden of gebreken heeft bekomen, tengevolge waarvan hem ontslag wordt verleend. Art. 3. Bj aanvraag om eervol ontslag met toekenning van aanspraak op pensioen moet tevens melding worden gemaakt dat het verzoek geschiedt tengevolge van ouderdom of ziels- of i igchaamsge breken Art. 4. De aanvraag om pensioen moet binnen drie maanden na den dagwaarop het eervol ontslag is verleendworden gedaan. Hierbj moet worden overgelegd a. een uittreksel uit de registers van den burgerijken stand of andere voldoende bescheidenwaaruit de t jd der geboorte van den aanvrager bij kt; b. zjne acten van aanstelling en ontslag of behoorljke af schriften dier stukken c. eene verklf-ring van twee geneeskundigen, waaruit de ongeschiktheid voor de verdere behoorljke waarneming der betrekking bljkt, met vermelding der oorzaken. Art. 5. De geneeskundigen voor het onderzoek in het vorig artikel bedoeldworden telkens door burgemeester en wethou ders aangewezen. Dat onderzoek kan plaats hebbenvóór dat het eervol ontslag wordt verleend. De kosten van het geneeskundig onderzoek komeu ten laste der gemeente, wanneer het heett plaats gehad, zonder dat door den betrokken ambtenaar of bediende ontslag uit de dienst der gemeente is gevraagd. Art. 6. De verklaring, bj art. 4 litt. c bedoeld, wordt niet gevorderd a. indien een der ambtenaren en bediendenonder de litt. Jc en m van art. 1 genoemd, op het tijdstipwaarop hun eervol ontslag wordt verleend, den ouderdom van 65 jaar hebben bereikt b. indien het ontslag door den raad moet worden verleend en h j daartoe overgaat ivegens ouderdom, of ziels- of ligchaams gebreken van den betrokken ambtenaar. Art. 7. Het jaarl jksoh pensioen bedraagt voor ieder vol jaar dienst ty60 van de middelsom der bezoldiging door den ontslagen ambtenaar gedurende de laatste vjf jaren genotendoch tot een maximum van twee derde van die bezoldiging. ad te Leeuwarden, van den 13 Maart 1879. 33 Het maximum van twee derde wordt steeds toegekend in het geval, omschreven iu het laatste lid van art 2. Telt, in dat geval, do betrokken ambtenaar of bediende geen vjf dienst jaren dan wordt do raiddelsom der bezoldiging over den ge- heelen dienBttjd ;tot maatstaf voor de berekening van het pen sioen genomen. Gedeelten van een jaar en onderdeelen van een gulden wor den bj de vaststelling van het pensioen niet in aanmerk ng genomen. Art. 8. Het getal dienstjaren wordt berekend van den dag der in functietrediDg tot den dag waarop het ontslag ingaat. Tjdeljke en onbezoldigde diensten worden bj de berekening van het pensioen niet in aanmerking genomen. Onder tjdeljke diensten worden verstaan de zoodanige, welke zjn vervuld in eene betrekkingdie uit haren aard tj- deljk is. Bij afgebroken dienst wordt ook in rekening gebragt de t jd vroeger in dienst! der gemeente doorgebragtvoor zooverre de toen vervulde betrekking vak onder die, vermeld in art. 1 Art. 9 Onder bezoldiging, in art 7 bedoeld, wordt verstaan: het genot van alle iakomsten onder de benaming van jaarwedde, percentsgewijze belooning, vaste doch geene personele toelagen of vergoedingenalsmede van vr je woning vuur en iicht aan de ambtenaren of bedienden uitdrukkelijk toegelegd. Art. 10. Bj elke oenoeming, oe vordering of verhooging van vaste inkomstenzoomede bij elke vermindering van vaste in komsten hetzij door degradatie als anderszinswordt door bur gemeester en wethouders de gronslag bepaald of op nieuw ge regeldwelke eventueel als maatstaf voor de berekening van het pensioen kan dienen. De geldswaarde van het deel der bezoldigingdat in natura wordt verstrektwordt door hen bj schatting bepaald. Burgemeester en wethouders doen van elke regeling mede- deeling aan den raad en aan den betrokken ambtenaar of be diende, Art. 11. Het pensioen gaat in, onmiddeljk nadat het genot der bezoldiging heeft opgehouden. De betaling geschiedt kwartaalsgewjze. Indien het door overljden of om andere rodenon komt te vervallenwordt het tot het einde van het dan loopende kwar taal uitbetaald. Art. 12. Het regt op verdere uitkeering van pensioen ver valt indien de gepensioneerde wordt veroordeeld wegens mis daad of wegens diefstalniet met onteerende straf bedreigd opligtiüg of misbruik van vertrouwen. Art. 13. Personen, met het in werking treden dezer veror dening geen der in art. 1 genoemde betrekkingen in deze ge meente vervullende, doch die later tot een dier betrekkingen worden benoemdzje verpiigtter tegemoetkoming in het door de gemeente eventueel aan hem te verleenen pensioen, jaarljks bj te dragen twee percent van hunne bezoldigingberekend naar den grondslag volgens art. 10 bepaald, tot zoolang de be zoldiging wordt uitbetaald. Deze bepaling is niet toepasseljk op tjdeljke diensten be doeld bj art. 8. Art. 14. Indien een ambtenaar of bediende, niet voldoende aan de vereischten van het eerste lid van art. 2wegens ziels- of ligchaamsgebreken moet worden ontslagenwordt aan hem teruggave verleend van de betaalde bjdragen. In geen enkel ander geval wordt teruggave van betaalde bj dragen verleend. Art. 15. De bjdragen voor pensioen worden op de door bur gemeester en wethouders te bepalen wjze geind. Het vermoedelijk totaal bedrag wordt jaarljks op de begroo ting gebragt. II. Over liet verloenon van wachtgeld. Art. 16. Aan de ambtenaren en bedienden in art. 1 bedoeld,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 4