110 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 23 October 1879. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders op de adressen der huurders van aan de gemeente behoorende zathen en landen om vermindering van huur. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van dit voorstel beslotenaan de huurders der vier aan deze gemeente behoorende zathen en landen te ken nen te gevendat het door hen gedaan verzoekom vermin dering der bij overeenkomst bepaalde huursommen niet voor gunstige beschikking vatbaar is en mitsdien wordt afgewezen. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders om met de uit gevers der Leeuwarder Courant op nieuw eene overeenkomst aan te gaan ter zake het drukken en uitgeven van het verslag van 's raads handelingen. Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt beslo ten en wel zonder discussie en hoofdelijke stemmingom met de Erven Koumans Smeding, uitgevers der Leeuwarder Cou rant eene overeenkomst aan te gaan waarbij deze zich ver binden om tegen eene jaarlijksche vergoeding van ƒ600, ge durende de jaren 1880, 1881 en 1882 het verslag van 's raads handelingen in zijne openbare vergaderingenbenevens de verder daarin op te nemen en als bijlagen daaraan toe te voegen 'stukkente drukken en uit te geven op de voorwaar den, in de thans te dier zake bestaande overeenkomst om schreven. Hiermede de punten op den oproepingsbrief vermeld afge handeld en niets verder voorgesteld zijnde, sluit de voorzit ter de vergadering. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 30 October 1879. Ill Vergadering van Donderdag 30 October 1879, 's voormiddags 10 uur. Tegenwoordig eerst 17 later 18 leden. Afwezig de heeren: mr. W. J. v. Weideren baron Rengers, burgemeester, mr. P. D. Kymmell en S. T. Bakker. Voorzitter de heer J. J. Bruinsma, oudste wethouder. I. De notulen van de vorige op 23 October 1879 gehou- i den vergadering worden gelezen en onveranderd vastgesteld. II. Wordt ter tafel gebragt: 1. De begrooting van het nieuwe stads weeshuis voor den jare 1880. Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van j de heeren Suringar, Troelstra en v. Harinxma. 2. Missives van den heer mr. W. Winterswijk, houdende verzoek om ontslag als voogd van het nieuwe stads weeshuis en als administrateur der vijf Bolswarder kamers. (Stichting van Harce Reijnders en Dontjen Heeres). In handen van burgemeester en wethouders gesteld om praeadvies. 3. Aanbevelingen voor de benoeming van een lid der commissie van administratie der stads bank van leening, zulks ter voorziening in de vacature, ontstaan door jDeriodieke j aftreding van den heer I. Bolman. Op de door de commissie van administratie der bank inge zonden aanbeveling komen voor de heeren: I. Bolman en mr. E. Koning, terwijl op de aanbeveling, door burgemeester en wethouders opgemaakt, zijn geplaatst de heeren: mr. U. H. Huber en mr. W. A. van Sloterdijck. 4. Eene aanbeveling voor de benoeming van twee voog den der stads armenkamer. Door voogden worden aanbevolen: a. ter vervulling der vacature, te ontstaan door periodieke aftreding van den heer mr. J. S. baron van Harinxma thoe Slooten, de heeren: 1. jhr. mr. C. van Eijsinga, advocaat; 2. E. Hora Adema, fabriekant, en 3. Th. Ottema, kruidenier; b. ter vervulling der vacature, te ontstaandoor periodieke aftreding van den heer F. O. Bloembergen, de heeren: 1. G. Gratama, kassier; 2. G. Gorter Albarda, grutter, en 3. jhr. I. J. W. H. v. Andringa de Kempenaer, fabriekant. IEL Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen: 1. Eene missive van den minister van binnenlandsche zaken, berigtende dat zijne Excellentie goedkeurt de veror dening voor de school van middelbaar onderwijs voor meisjes, zooals zij thans is gewijzigd. 2. Eene aan burgemeester en wethouders gerigte missive van den heer C. W. Pruiswaarbij deze berigt de aanneming zijner benoeming tot boekhouder der stads bank van leening en verzoekt zijnen dank voor die benoeming aan den raad over te brengen. IV. Aan de orde wordt gesteld het eenig op den oproe pingsbrief vermelde punt Behandeling der begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeentedienst 1880. (Zie bijlagen no. 11, 12, 14 en 15 van het verslag van 's raads handelingen). De algemeene beraadslagingen geopend zijndezegt de heer Troelstra, dat, zooals ook reeds door burgemeester en Bijvoegsel behoobende bij de Leeuwarder Courant. wethouders in de memorie van toelichting is opgemerkt, bij de inrigting dezer begrooting de meest mogelijke spaarzaam heid is in acht genomen, naar sprs. meening zelfs in die mate, dat misschien de geraamde uitgaven niet voldoende zullen blijken om de werkelijk te doene uitgaven te bestrij den. Hij heeft enkele aanteekeningen gemaakt in verband met de gemeenterekening over 1878 en deze nagaande, kan wel degelijk worden geconstateerd, dat met karigen hand is te werk gegaan. Spr. zal niet herhalen, dat er op deze be grooting niets is uitgetrokken voor aankoop van keijen en verbetering van den toestand op Oldegalileënbeide zaken, die dringend noodzakelijk zijnmaar er slechts op wijzen dat de gewone uitgaven niet meer kunnen worden gedekt uit de gewone middelen of inkomsten. Ten bewijze hiervan zij opgemerkt, dat, o. a. van de gasfabriek, volgens de aan geboden begrooting, eene winst overblijft van ƒ17,000; waar nu tot dusver van die winst in de laatste jaren eene som van ƒ10,000 werd besteed voor buitengewone aflossing, daar heelt men dit dezen jare niet en bepaalt men zich slechts tot de gewone aflossing van ƒ8000. Spr. gelooft, en in zoover is hij het met burgemeester en wethouders ge heel eens, dat het werkelijk tijd wordt om met voorstellen tot verhooging van belastingen voor den dag te komen. Hij kan toch bepaald niet inzien hoe anders begrootingen voor volgende dienstjaren sluitende zullen kunnen worden gemaakt. Men dient ten dezen niet uit het oog te verliezen, dat waar de uitgaven welligt te laag en in verband hiermede de inkomsten vrij zeker zoo hoog mogelijk zijn geraamd, men ook vrij zeker geen groote saldo's van rekeningen zal krijgen. Vroeger kon op de begrootingen van volgende dienstjaren, meestal als buitengewone ontvangeen nog al belangrijk saldo van een vorig dienstjaar worden aangebragt en heeft men nog op de begrooting van het jaar 1879 als zoodanig eene som van ƒ18,000 a ƒ20,000, doch later zal men, ten gevolge de inrigting dezer begrooting, niet meer zoodanige sommen hebben. Spr. meent dus, vooral ook in verband met hetgeen burgemeester en wethouders zelf in hunne me morie zeggen, dat in tijds voorstellen tot verhooging van de gewone inkomsten der gemeente zullen behooren te worden aangeboden. De heer Bloembergen kan in zijne beantwoording van den heer Troelstra kort zijn, wijl die spreker zelt reeds heeft opgemerkt, dat burgemeester en wethouders in hunne memorie van toelichting de noodzakelijkheid voor voorstellen tot ver hooging van de gewone inkomsten der gemeente hebben erkend. Alleen wil spr. nog opmerken, dat waar burgemeester en wet houders zeggen, dat bedoelde voorstellen binnen betrekkelijk korten tijd zullen worden ingediendmen zich toch daarom trent geen overdreven denkbeelden dient te vormen, wijl bur gemeester en wethouders het oog wenschen gevestigd te hou den op de invoering der nieuwe wet op het lager onderwijs. Thans weet men nog niet welke gevolgen die invoering voor deze gemeente zal hebbenwaar zij aan den eenen kant mis schien meerdere uitgaven voor de gemeente zal medebrengen, zal zij vrij zeker aan den anderen kant verhooging der ge wone inkomsten voor haar opleveren. Het zal de vraag zijn welken invloed zulks op het finan- tieel evenwigt zal oefenen. De heer Duparc moet eene kleine opmerking maken. De geachte eerste spreker liet het voorkomen, alsof burgemeester 20

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1879 | | pagina 1