130
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 November 1879.
De heer Duparc zegtdat ook ter provinciale griffie
voor iedere gunstige beschikking leges wordt gehevenmaar
nooit voor gunstige beschikkingen op reclamatiën wegens de
directe belastingen. Deze worden beschouwd als beschik
kingen, waarbij niet een gunst verleend, maar in zekeren
zin een begaan onregt of een abuis hersteld wordt.
Nadat de Voorzitter had opgemerkt, dat de reclamatiën
ter zake belastingen ook nietzooals wel het geval is met
gewone verzoekschriften, op zegel behoeven gesteld te worden,
zegt de heer Tro0lstra dat hij het eens is met den heer
Duparc waar deze beweert dat de reclamatiën ter zake be
lastingen wel niet onder de gewone verzoekschriften behooren
te worden gerangschiktmaar slechts bezwaarschriften zijn.
Spr. acht de voorgestelde aanvulling niet noodzakelijk en
tevens niet wenschelijk. Daarbij wordt immers alleen gesproken
van hoofdelijken omslag, terwijl er immers ook hondenbelasting
en meer andere belastingen zijn. Noemt men nu alleen
hoofdelijken omslag, dan zou dit alligt aanleiding kunnen
geven tot de opvatting, dat alleen beschikkingen te dier zake
vrij van leges zouden zijn.
De heer Bloembergen dient hierop een amendement in,
strekkende om in de 2e alinea van art. 4 achter de woorden
bewijs van onvermogen afgeven" te laten volgen „voor be
slissingen ter zake van belastingen ten behoeve der ge
meente".
Dit amendement ondersteund zijndewordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomenwaarna het gewijzigd art. 4 nader
wordt vastgesteld.
Het geheele besluit wordt hierna vastgesteld als volgt
BESLUIT tot hot heffen van regten, wegens de
uitgiftG van stukken ter SGcrotariG on ver-
rigtingon van don burgerlijkenstand in do
gemeente Leeuwarden.
De raad der gemeente Leeuwarden
In aanmerking nemende, dat zijn besluit van 14 October
1852, houdende vaststelling van een tarief voor de heffing
van leges ter secretarie ten behoeve der gemeentewijziging
behoeft naar aanleiding van het bepaalde bij art. 6 der wet
van 23 April 1879 (Staatsblad no. 72);
dat het in verband daarmede wenschelijk isdeze heffing
zoover noodig, op nieuw te regelen.
Besluit
Ten behoeve der gemeente Leeuwarden wordenonder de
benaming van leges, regten geheven in voege als hierna is
omschreven
Art. 1. Voor afschriften van:
a. besluiten van den raad (art. 72 der gemeentewet);
b. afgekondigde verordeningen (art. 175);
c. het jaarverslag van den toestand der gemeente (art. 182)
d. de begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven
(art. 203); b
e. de rekening van de inkomsten en uitgaven der ge
meente (art. 219);
f. den staat van hetgeen naar het burgerlijk regt eigen
dom der gemeente is (art. 229)alsmede van bestekken en
voorwaarden van aanbesteding, voorwaarden van verhuringen
en verpachtingen en van tweede afschriften van huur- en
pacht-contracten of dergelijke, voor elke bladzijde, houdende
27 regels, ieder van 12 lettergrepen, gedeelten voor een ge
heel genomen ƒ0.20.
Zijn deze stukken gedeeltelijk gedrukt, zoodat alleen aan
vulling noodig is, dan is voor elk geheel of gedeeltelijk
geschreven bladzijde, boven de in het volgend artikel ver
melde regten, verschuldigd ƒ0.10.
Voor afschriften van stukken in het archief berustende
dagteekenende vóór 1800, voor elke bladzijde schrift van 27
regels, ieder van 12 lettergrepengedeelten voor een geheel
genomen ƒ0.50.
Art. 2. Voor geheel of gedeeltelijk gedrukte stukken in
aard en strekking met de in artikel 1 vermelde overeenko
mende, van wege het gemeentebestuur uitgegeven:
per vel druksf 0.20;
Vs' ,0.10;
V* - 0.05.
Hebben deze stukken een grooteren omvang dan twee vel
druks, dan wordt het meerdere berekend naar tien cent voor
ieder vel druks, gedeelten voor geheel berekend.
Art. 3. Voor het legaliseren van handteekeningen of
waarmerken van stukken, uitgezonderd die ten behoeve van
'srijks militaire dienst, voor de grootboeken der nationale
schuld of voor de ontvangst van lijfrentenpensioenen
gagementen, wachtgelden en ridder-soldijen vereischtwegens
elke handteekening of ieder gewaarmerkt stuk ƒ0.25.
Art. 4. Voor elke gunstige beschikking op verzoekschrif
ten, voor ieder certificaat van goed gedrag, van gegoedheid
of elke andere verklaring tot welker afgifte het gemeente
bestuur bevoegd is, voor iedere bladzijde van 27 regels, elk
van 12 lettergrepen, gedeelten voor geheel gerekend ƒ0.25.
Deze heffing wordt niet toegepast op stukken, benoodigd
voor 's rijks militaire dienst of ten behoeve van onvermogen-
den, in hun persoonlijk belang op behoorlijk bewijs van on
vermogen afgegeven voor beslissingen ter zake van belastingen
ten behoeve der gemeente en voor vergunningen, welke uit
anderen hoofde tot eenige betaling aan de gemeentekas aan
leiding geven.
Art. 5. Voor de voltrekking van een huwelijk op anderen
tijd dan die, daarvoor ingevolge art. 4 der wet van 23
April 1879 (Staatsblad no. 72) is aangewezen, indien de
voltrekking plaats heeft
Op dezelfde dagen, doch andere uren als bovenbedoeld, 5.
Op een anderen dag, mits niets des Donderdags, ƒ10.
Op Donderdag ƒ20.
Burgemeester en wethouders kunnen minvermogenden vrij
stellen van de betaling dier regtenwanneer deze uithoofde
van gewigtige en wettige oorzakenter beoordeeling van
dat collegie, de voltrekking van hun huwelijk op een ande
ren dan den aangewezen tijd verlangen.
Art. 5. Al de regten in dit besluit genoemdzijn ver
schuldigd boven en behalve de voorgeschoten kosten van
zegel, registratie en legalisatie, voor zoover de stukken
daaraan onderworpen zijn.
Art. 6. Dit besluit treedt in werking met den 1 en Januarij
1880.
Met dat tijdstip wordt het besluit van 14 October 1852,
houdende vaststelling van een tarief voor de heffing van
leges ter secretarie dezer gemeente, ingetrokken.
Alsnu wordt in behandeling genomen de aangeboden ont-
werp-verordening op de invordering, behoorende bij boven
vermeld besluit:
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 November 1879.
131
Bij art. 1 stelt de heer TroGlstra voor, om de laatste
alinea van dat artikel in dier voege te wijzigen, dat de stor
ting der leges moet geschieden binnen de drie eerste dagen
van iedere maand.
Hij acht deze wijziging wenschelijk omdat hij meent, dat
men de ambtenaren ter secretarie zoo weinig mogelijk met de
bewaring van geldenvooral om hunne eigen verantwoorde
lijkheid dient te belasten.
De heer Bloembergen zegtdat tegen de beoogde wijzi
ging alleen dit bezwaar bestaat, dat zij meerder werk zal
veroorzaken. Terwijl anders om het kwartaal een bewijsstuk
voor storting zal behoeven te worden opgemaakt, zal dit bij
aanneming der wijziging iedere maand moeten plaats hebben.
Nu is dit niet zulk eene groote moeite, doch ook zal zoowel
de secretaris als de ambtenaar van den burgerlijken stand
zich dan telkens iedere maand moeten verpligten de verant
woording na te gaan, terwijl ook het getal bijlagen der ge
meente-rekening daardoor nog al zal worden vermeerderd.
Z. i. is het door den heer Troelstra geopperd bezwaar niet
zoo groot en zullen de te bewaren sommen niet zoo belang
rijk zijn, dat daarom de voorgestelde wijziging bepaald wen
schelijk is.
De heer TroGlstra moet opmerken datwanneer de storting
per maand geschiedt, de verificatie, waarop de heer Bloem
bergen doelt, slechts over l/3 der posten zal loopen. Ook
moet niet vergeten worden dat de ontvangst van leges ten
gevolge de gewijzigde verordening grooter zal worden. Z. i.
weegt het weinige meerdere werk ruimschoots op tegen de
mindere verantwoordelijkheid, welke op de secretarie-ambte
naren zal worden geladen.
Den heer Wiersma komt het voor, dat de door den heer
Troelstra voorge.si :de bepaling, dat de storting binnen de drie
eerste dagen van i 'dere maand behoort te geschieden, wat al
te bezwarend is. Het gaat z. i. niet op om van een ambte
naar van den burgerlijken stand, die zijne betrekking geheel
belangeloos waarneemt, te vorderen, vooral wanneer hij eens
eene zeer drukke maand heeft gehadom de verant
woording der ontvangen leges binnen de drie eerste dagen
van iedere maand te doen.
In verband met deze opmerkingwijzigt de heer Troelstra
het door hem voorgestelde in dien geestdat hij thans voor
stelt, om voor de woorden: „telken drie maanden" voorko
mende in den aanhef van alinea 3 van art. 1, te lezen: „iedere
maand." Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig dit
amendement besloten.
Het gewijzigde art. 1 wordt hierna, evenals ook artt. 2, 3, 4,
en 5 zonder hoofdelijke stemming vastgesteld, wordende
echter, in verband met de toevoeging aan het slot van
het besluit tot heffingnog aan dit laatste artikel toegevoegd
het volgende: „Met dat tijdstip wordt de verordening op de
invordering van leges ter secretarie der gemeente, vastgesteld
den 14 October 1852 ingetrokken.
De verordening op de invordering wordt hierna in haar ge
heel vastgesteld als volgt:
VERORDENING op de invordering van regten,
geheven WGgGns uitgiftG van stukken tor
sGcrGtariG en do verrigtingen van don bur
gerlijken stand in de gemeente Leeuwarden.
Art. 1. De ten behoeve der gemeentekas te heffen regten
ter secretarie worden geind door een der beambtendaartoe
door den secretaris aan te wijzen.
De invordering der regten, bedoeld bij art. 5, geschiedt
door een der beambten daartoe door de ambtenaren van den
burgerlijken stand aan te wijzen.
De geheven regten worden iedere maand gestort bij den
gemeente-ontvanger, onder overlegging van gespecificeerde
staten, gewaarmerkt, wat de regten voor afgifte van stukken
ter secretarie betreft door den secretaris en wat de overige
regten aangaat door een der ambtenaren van den burgerlijken
stand.
Art. 2. De regten moeten worden betaald bij de aanvrage
der stukken of de aangifte van den dag of het uur der vol
trekking van het huwelijk aan en tegen kwitantie van de in
het overige artikel bedoelde personen.
Art. 3. Wanneer de grootte van het afschrift of uittreksel
niet met zekerheid te bepalen is, zal dit door den secretaris
worden opgegeven en door den verzoeker het meerder ver
schuldigde worden bijbetaald of het te veel betaalde terug
ontvangen bij de afgifte van het verlangde stuk.
Art. 4. Voor zooverre de regten niet ingevolge art. 2 en 3
mogïen voldaan zijn, zullen op de invordering daarvan toe
passelijk zijn de artt. 258—262 der wet van 29 Junij 1851
(Staatsblad no. 85), gewijzigd bij die van 7 Julij 1865 (Staats
blad no. 79).
Art. 5. Deze verordening treedt in werking met 1 Januarij
1880.
Met dat tijdstip wordt de verordening op de invordering van
leges ter secretarie der gemeente vastgesteld den 14n October
1852, ingetrokken.
4. Benoeming van een lid der commissie van administratie
der stads bank van leening.
Ter vervulling der vacature te ontstaan door periodieke af
treding van den heer I. Bolinanworden aanbevolen
a. door de commissie van administratie, de heeren 1 I.
Bolman en 2 mr. E. Koning;
b. door burgemeester en wethoudersde heeren 1 mr. U.
H. Huber en 2 mr. W. A. van Sloterdijck.
De uitslag der ten dezen gehouden stemming is, dat de
heer I. Bolman met 16 van de 18 stemmen als lid der commissie
van administratie der bank van leening wordt herbenoemd. Een
stem werd uitgebragt op den heer mr. E. Koning, terwijl 1
briefje in blanco werd gelaten.
5. Benoeming van twee voogden der stads armenkamer.
Ter vervulling der vacature ontstaan door periodieke aftre
ding van den heer mr. J. S. baron van Harinxma thoe Slooten
worden aanbevolen1 jhr. mr. C. van Eijsinga2 E. Hora
Adama en 3 T. Ottema en voor die, ontstaan door gelijke
aftreding van den heer F. O. Bloembergende heeren1 G.
Gratama, 2 G. Gorter Albarda en 3 jlir. I. J. W. H. v. An-
dringa de Kempenaer.
De uitslag der ten dezen gehouden stemmingen is, dat de
onder no. 1 aanbevolen personen met algemeene (17 stemmen)
tot voogd der stads armenkamer worden benoemd, hebbende
jhr. mr. C. van Eijsinga vóór deze benoeming plaats had de
vergadering verlaten.
De punten op den oproepingsbrief vermeld hiermede afge
handeld zijnde, vraagt en bekomt de heer Dirks verlof nog
eene opmerking te maken in verband met punt 3 van den op
roepingsbrief nl. het verzoek van T. Visser te Lekkuin om-