06 Verslag der handelingen van den gemeenteraa van dien brief inhoudende zekere beschuldiging aan het adres van burgemeester en wethouders. Hij ondersteunt slechts de motieom gelegenheid te erlan gen het medegedeelde a tête reposée te kunnen nagaan. De ingekomen missive is voor den raad en burgemeester en wet houders zoo geheel nieuweenige nadere beschouwing en overweging daarvan is zeker hoogst wenschelijk. Spr. voor zich, kan ook niet inzien, dat door tot dat einde de ingediende motie aan te nemen, tevens bedekt zou worden gedeeld de ziens wijze van den adjunct-inspecteurals zoude in dezen het ver- eischt overleg met het geneeskundig staatstoezigt zijn verzuimd. De heer Duparc stemt geheel in met hetgeen door den voorzitter en den heer van Sloterdijck is in het midden ge- bragtten aanzien van den brief van den adjunct-inspecteur. Het lag niet op den weg van burgemeester en wethouders over de zaak met dien ambtenaar in overleg te treden. Hij erkent echter gaarnedat de zaak op zich zelvede oprigting en inwerkingbrenging der fabriek, in naauw verband staat met de volksgezondheid. Van daar dan ook de gemaakte bezwaren die bij spr. reeds bestonden, vóór dat deheden voor gelezen missive van den adjunct-inspecteur was ontvangen. Naar zijne meening had het gemeentebestuur van Menalduma- deel de van hem, krachtens de wet van 2 Junij 1875, gevraagde vergunning tot oprigting der fabriek wel kunnen weigeren. Dat bestuur had te letten op de schadewelke door de fabriek zeker aan de volksgezondheid zal worden berokkend. Het had zich deswege in betrekking moeten stellen met het ge neeskundig staatstoezigt, dat dan zeker de noodige voorlich ting zou hebben verstrekt. Een en ander is echter niet ge schied en de vergunning tot oprigting der fabriek is gegeven. Aan deze vergunning had de concessionnaris echter nog niet genoeg. Hij heeft zich later nog moeten wenden tot gedepu teerde staten der provincie om vergunning tot uitloozing van het fabriekwater in de Harlingervaart en heeft daarvan goed gevolg gehad. De adjunct-inspecteur had duswaar hij gewaagt van ver zuimd overleg ter zake met het geneeskundig staatstoezigt wel gedaan eerst te onderzoekenvoor wie dat overleg was gevorderd. De adjunct-inspecteur behoeft intusschen in het gesprokene geene beschuldiging tegen hem te zien daar hij zeker niet bekend is gemaakt met de aangevraagde vergunningen. Spr. blijft er overigens bij dat het wenschelijk is in geenen deele tot het inwerking brengen der fabriek mede te werken. Dit neemt echter niet weg dat hij omdat de zaak dan nog nader bij burgemeester en wethouders zal komen gaarne de door den voorzitter ingediende motie zal aannemen. De heer van Sloterdijck meent bij het zooeven door hem gesprokene te moeten blijven zulks niettegenstaande hij bemerkt, dat de ingediende motie vrij grooten kans van slagen heeft. Volstrekt kan hij niet deelen het beweren van een der sprekers als zoude men steeds hebben te letten op tijdens de behandeling van zaken ingekomen schrifturenonverschillig door wie deze dan ook worden ingediend. Onmogelijk kan hij en hij hoopt ook vele andere raadsleden met hemzich bij dit gevoelen nederleggen. Immers op die wijze zou men de beslissing van zaken bij de wet aan den raad opgedragenop anderen overbrengen althans het zou een ander gegeven zijn verdaging van eene beslissing te bewerkstelligen. Het komt spr. voordat de raad de hem door de wet gegevene opdragt niet moet ver plaatsen maar zijn pligt moet doendoor datgene te ver- rigten, wat op zijn weg ligt. te Leeuwarden, van den 19 Augustus 1880. En wat nu betreft de consideratie van den heer Dirks waarom deze een nader onderzoek wensehtdaaromtrent heeft men zich niet te verontrusten. Het onderzoek omtrent de mogelijkheid tot zuiveringtot voldoende zuivering van het fabriekwater behoort aan gedeputeerde staten. Deze hebben het beheer over de Harlingervaart en hebben de concessie tot uitloozing in die vaart dan ook verleenddoch niet dan onder waarborg van die vergunning te kunnen intrekken zoodra blijkt dat het water in de Harlingervaart geloosd werkelijk verontreinigingstank of andere nadeelige of onaan gename gevolgen veroorzaakt. Spr. gelooft dat de raad van Leeuwarden ten dezen moet vertrouwen op het doorzigt van gedeputeerde staten en niet moet trachten te doen wat tot de taak van dezen behoort. De raad dient te handhavenmaar ook niet te overschrijden de bevoegdheid hem bij de wet gegeven. De heer Wiersma zal zich met de motie vereenigen en wel omdat de voorgelezen missive van den adjunct-inspecteur van het geneeskundig staatstoezigt zoo op het laatste oogen- blikzoo ter elfder ure is ingekomen en men dus onmoge lijk a tête reposée heeft kunnen nagaan of zij ook wijziging in de voorgestelde beslissing behoort te brengen. Vooral ook zal hij de motie ondersteunen, omdat hij wel tot dit voorstel heeft medegewerkt, maar niet juist uit sympathie voor de zaak. Alleen het feitdat de gemeente hier meer op treedt als privaat-eigenaar, heeft hem tot het voorstel doen mede werken. Men dient hier niet uit het oog te verliezen, dat de gemeente Leeuwarden niet heeft te beslissen, of de fabriek voor de volksgezondheid ook schadelijk kan zijn. In geenen deele. Het verwijt van den adjunct-inspecteur omtrent verzuim van overleg ter zake met het geneeskundig staats toezigt is dan ook voor de gemeente Leeuwarden van allen grond ontbloot en behoeft men daarvan geen verdere notitie te nemen. Niet deze raad maar gedeputeerde staten hebben de vergunning verleand tot uitloozing van het fabriekswater in de Harlinger trekvaart. Bij die uitloozing was het belang der volksgezondheid betrokkendoch de beoordeeliug daarvan was niet aan burgemeester en wethouders of den raad, maar •aan een ander gemandeerd. Waar burgemeester en wethouders hebben medegewerkt tot de voorgestelde vergunning, daar zijn zij uitgegaan van het denkbeeld dat het geen houding heeft, dat het minder pas send isomwaar de vergunningen tot oprigting der fabriek en die tot uitloozing van het fabriekswater reeds zijn verleend, zijdelings de zaak tegen te werken. Dit neemt echter niet weg, dat het raadzaam is om, indien, zooals thans het geval isbij zaken een belangrijk of groot protest inkomt, gelegen heid te schenken dat protest in overweging te nemen en na te gaan of daarin misschien ook redenen zijn gelegen, welke tot eene wijziging van het eens voorgestelde behooren te leiden. Spreker meende een en ander in het midden te moeten brengen, om door zijne voor de motie uit te brengen stem niet geacht te worden eenigermate te erkennen dat burge meester en wethouders in dezen eenigzins in verzuim zijn. De heer Duparc is ook daarom voor de motieomdat hier verschil bestaat tusschen twee deskundigen den adjunct-in specteur en het geacht lid dezer vergadering, den heer de la Faille. Terwijl de laatste zegter zijn geen middelen, waar door eene voldoende zuivering van het fabriekswater kan wor den verkregeneene zuiveringwaardoor het water geen schade voor de gezondheid kan veroorzakenstelt de adjunct-inspecteur voorwaarden, waaruit is af te leiden dat deze eene voldoende zuivering wel mogelijk acht. Met Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 19 Augustus 1880. 97 het oog op dezen strijd van meeningen tusschen twee des- kundigen komt spreker uitstel der behandeling wel wensche- I lijk voor. Men zal dan tijd voor onderzoek winnen. Spreker wenseht verder nog op te merken dat de aange haalde bepaling van het provinciaal reglement eene geschie denis heeft. Bij de oorspronkelijke redactie van dat artikel werd de uitloozing van onzuiver fabrieks- of ander water in provinciale wateren verboden. Tegen die redactie bestond echter bij de hooge regering bezwaarmet het oog op de wet van 1875. Dientengevolge werd het voorschrift met eene reserve, een beroep op die wetnl., aangevuld. Maar, even zeer als gedeputeerden nog in tweede instantie voor de open bare gezondheid mogen waken heeft de raad door zijn regt van beschikking over den eigendom van den Harlinger trek- weg in derde distantie die bevoegdheid en dient hij er gebruik van te makenals hij vermeentdat in dezen nog te doen is overgebleven. De heer de la Faille wenseht nog in het midden te bren gen dat hij de motie minder gewenscht acht en wel om redenals zoo even door hem zijn ontwikkeld. Wat betreft de hem gegeven benaming van deskundigewelke benaming hem reeds meermalen is gegevenwil hij verklarendat hij zooeven maar eenvoudig heeft uitgesprokendat wat reeds vrij algemeen bekend is. Bekendheid heeft het immersdat men in de laatste jaren vooral in de provincie Groningen waar men tal van fabrieken als in dezen bedoeld aantreft er zich op heeft toegelegd zooveel mogelijk het fabriekswater te zuiveren en onschadelijk te maken. Tot dusver heeft het onderzoek en de vele proeven nog tot geen bevredigend re sultaat geleid. Wel is het gelukt eene voldoende zuivering te krijgen op kleine schaal, maar eene zuivering op groete schaalvan eene groote hoeveelheid water is tot dusver on mogelijk gebleken althans wanneer men daarbij ook wenseht rekening te houden met de finantiële uitkomsten der fabriek. Naar sprekers bescheiden meening en hij meent dat dit wel niet zal worden tegengesprokenis het vraagstuk omtrent eene voldoende zuivering van het fabriekswater nog onopge lost. In dien stand der zaak gelooft hij dat die nakoming zoowel van de voorwaarden door Menaldumadeel als van die door gedeputeerde staten ter zake gesteld eene onmogelijk heid eene fictie is. Zijne private opinie is, dat, voor zooverre omtrent het zui veringsproces geene voldoende resultaten zijn verkregeneene industrie, als waarvan in dezen sprake is, op onzen bodem geen regt van bestaan heeft. Bij die opinie meent hij als lid van den raad der gemeente Leeuwarden in dezen niet anders en beter te kunnen handelen, dan om zich niet met het voorstel te vereenigendoch te trachten door verwerping er vanprotest aan te teekenen tegen de reeds verleende vergunnin gen, welke de oprigtingen in werking brengingmogelijk maken. Met de ingediende motie kan spreker zich derhalve even min vereenigen. Hierna worden de discussiën gesloten en de motie tot ver daging der behandeling in stemming gebragt. Met 7 tegen 4 stemmen wordt dien overeenkomstig besloten. Tegen stemden de heeren Brunger, Hommes, van Sloterdijck en de la Faille. Wordt opgemerkt dat de heer van Goens vóór deze stemming de vergadering reeds had verlaten. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders omtrent de voor ziening der vacerende betrekking van gemeente-archivaris. Dit voorstel strekt, om: 1ter vervanging van den overleden archivaris aan te stellen een commies-archivaris, op eene jaarwedde van duizend gulden 2. burgemeester en wethouders uit te noodigen eene in structie voor bedoelden ambtenaar met gepasten spoed te ontwerpen en aan den raad ter goedkeuring aan te bieden. De beraadslagiugan over dit voorstel geopend zijnde zegt de heer van Sloterdijck, dat de conclusie ill korte woor den juist aanduidt de strekking van het rapportaan die conclusie voorafgaande. De bedoeling is, dat de betrekking van archivaris voortaan zal worden waargenomen door iemand, die door zijne benoeming tot archivaris deel zal uitmaken van het personeel der secretariezij het dan ook dat hij in den regel niet werkt in het lokaal van de secretariemaar op het archief zijne werkplaats vindt. Tegen deze wijziging bestaat bij spr. eenig bezwaar. Hij kan er zich niet meê vereenigen, dat de archivaris deel zal uitmaken van het secretarie-perso neel en alzoo zal zijn commies-archivaris. In die opinie is hij versterkt door het bij de stukken gevoegd verslag. Daar uit blijkt wat er verrigt isen nog duidelijker wat er te doen is. Dit laatste is zoo veeldat het vrij zeker in een men- schenleven niet af te werken is. Bij deze omstandigheid acht hij het voorstel van burgemeester en wethouders niet in het belang der zaak. Men moet den archivaris niet kunnen be lasten met werkzaamheden voor de statistiek het opmaken van 's raads verslagkortom met werkzaamheden die door secre tarie-ambtenaren behooren te worden verrigt en niet gelegen zijn op den weg van een archivaris. Spreker is voor eene regeling op den bestaanden voet. De archivaris moet zijn een zelfstandig ambtenaarnatuurlijk wel op eene instructie maar hij moet niet kunnen geroepen worden tot werkzaam hedenwelke ter secretarie behooren te geschieden. Het komt hem voor, dat het in het belang van het archief zal zijn, indien men de bestaande regeling continueert, n.l. dat men de betrekking van archivaris behoudt als eene geheel afzonderlijke betrekking. De heer Dirks kan zich in zeker opzigt wel vereenigen met den vorigen spreker, maar wenseht zijne stem toch af hankelijk te maken van een paar ophelderingen welke hij gaarne van het dagelijksch bestuur zou willen ontvangen. Het is bekend zegt sprekerdat de overleden archivaris de heer Eekhoff, een wetenschappelijk man was, die zich geheel zelf had gevormd en daardoor steeds ook een eigen- aardigen vorm gaf aan hetgeen door hem werd te voorschijn gebragt. Zijne werkzaamheid ten opzigte van liet archief draagt dan ook allezins het merk van die wetenschap. Echter is voor eene goede regeling van het archief niet alleen wetenschap noodig, ook aan een zuiver werkman is daarvoor behoefte. Wel dient de wetenschap op den voorgrond te staanmaar daar nevens toch ook die werkzaamheid, welke juist van zooveel gewigtvan zoo groot nut en belang is, n.l. om het archief voor een ieder die het wil raadplegen bruikbaar te maken, d. w. z. dat in een oogenblik door den archivaris kan worden opgegeven of wel nagegaan, wat in het archief aanwezig is en welke bouwstoffen het voor die en die zaak in zich bevat. Een enkel voorbeeld wenseht spr. aan te halen. In het verslag der raadscommissie van 1843 wordt met veel lof vermeld de bemoeijingen van den archivaris ter zake de kwestie over de kosten van de slatting der Dockumer- Ee, welke er zeker toe hebben geleid dat de gemeente voor eene uitgaaf ad ƒ8000 is bespaard gebleven. Alles wat op dergelijke zaken betrekking heeft en in het archief aanwezig is, moet de archivaris spoedig nagaan en weten kuunen en dit laatste niet alleen hij, maar ook de raad, ja zelfs particulieren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1880 | | pagina 3