150 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 November 1880. Bmbergen had 1 gouieeiiteraac De lieer Bloembergen had het woord gevraagd juist met j het oog op den aanhef van het verslag van rapporteurs. Zijne taak is hem echter verligt door den heer van Sloterdijck en wel te meeromdat die geachte spreker het beweren van rap porteurs heeft bestreden op grondendie hij geheel kan deelen. Na de repliek van den heer van Harinxma gevoelt hij zich echter genoopt nog een enkel woord in het midden te bren gen in opzigt tot de beschouwingendie dit geachte lid en de commissie met hem schijnen te hebben, ten aanzien van de wisselvalligheid der in het rapport genoemde baten en het bedenkelijke, om een zoo belangrijk deel der gemeentelijke inkomsten afhankelijk te stellen van de wisselvalligheden aan eene industriële onderneming verbonden. Spr. gelooft dat de commissie zeer overdrijft en dat wanneer men aan haar denk- 1 beelden vast hield, juist dan de begrooting zeer vicieus zou worden. Niet alleen toch zou men dan dat denkbeeld op- zigtens het onbetrouwbare der inkomsten moeten toepassen op de in het rapport genoemde baten, maar ook op tal van andere inkomstendie uit den aard der zaak ook wisselvallig zijn, als b. v. de inkomsten van gemeente-eigendommen, de opbrengst van regten en loonen en dergelijkewelkemen zal het moeten erkennen ook zeer kunnen toe-en afnemen. Dat men op die wisselvalligheid bij de raming van het uit te trekken bedrag heeft te letten, ligt in den aard der zaak en wordt naar hij meent ook zooveel mogelijk in acht genomen. Aan dergelijke baten, omdat ze wisselvallig zijn, zooveel mogelijk de bestemming te geven tot buitengewone aflossing van schuld, dit zou spr. bepaald vicieus achten. Z. i. behoort die bestemming zich te regelen naar den oorsprong der bate en wanneer hij aan dit beginsel de door de commissie opgenoemde volgnummers der begrooting toetst, dan vermeent hij dat deze dien toets vrij goed kunnen doorstaan. Hij wijst vooreerst op volgnummer 1, den len post waarom trent opmerking is gemaakt, n.l. het saldo van het vorig dienstjaar. Dat het bedrag van dien post zeer wisselvallig kan zijn valt evenmin te ontkennen als te ontkomenomdat het zijn oorsprong vindt in overschotten op verschillende posten van uitgaaf of hooger bedrag van sommige inkomsten. Op het oogenblik echter, dat daar aan eene bestemming wordt toege kend is het in verband met de tegenwoordige inrigting der begrooting niet meer wisselvalligmaar met juistheid bekend ook in zijn oorsprong. Vraagt men welke is die oorsprong van het bij de begrooting voor 1881 aangebragte cijfer? dan blijkt het gemakkelijkdat het ten deele het gevolg is van het hooger verschil tusschen de ontvangst en uitgaaf ten be hoeve der gasfabriekdan waarop bij de begrooting voor 1879 was gerekend en voor een ander, en wel het grootste deel voortvloeit uit overschotten op buitengewone werken waarvoor ook buitengewone middelen waren aangewezen. Gaat men nu de begrooting na en spr. vertrouwt dat de com missie dit heeft gedaandan zal men betrekkelijk kunnen ontwaren dat van het saldo bedragende 42,000 geen cent voor gewone uitgaven wordt besteed. Een bedrag van ƒ10,000 wenscht men er van te benuttigen voor buitenge wone aflossing van schuld der gasfabriekterwijl het reste rend bedrag ad ƒ32,000 wordt teruggevonden als aangewe zen voor buitengewone werken. Deze werken tot een totaal bedrag ad ƒ107,428 worden deels bestreden door bedoeld bedrag van het saldo, deels door leening en voor een trou wens gering bedrag uit gewone inkomsten. Wat het 2e punt betreft, waarop de commissie bij hare opmerking wijst en dat zeker als haar hoofdgrief mag wor den beschouwd, nl. volgno. 29, „door de gasfabriek te ver goeden renten van verstrekte kapitalenad f 23,300hij wenscht te vragen of deze bate wel zoo wisselvallig isdat daarop haar beweren van vicieus stelsel kan worden gebaseerd. Is deze som wisselvallig, dan is bijna iedere inkomst wissel vallig en dus ook die van de bezittingen der gemeente. De vraag dient hier te worden gesteld wat representeert hier die som van 23,300 Zij is slechts de rente berekend naar 5 pet. van het kapitaaldat onder de fabriek steekthet buizennetde machineriën verlichtingstoestellen en aanwe zige voorraad grondstoffen daaronder begrepen. En kan deze rente nu eene wisselvallige inkomst heeten? Wie zou zich eene inrigting kunnen denkenwaarbij men geen rekening houdt met de rente van het voor die inrigting indertijd op genomen kapitaal Die rente moet in elk geval uit de fa briek gevonden worden en geen fabriekant zou er ooit toe komen die rente onder de winst der fabriek te rangschikken. Zij is de regtmatige rente die de gemeente uit deze hare be zitting allereerst toekomt en waarover deze beschiktdeels tot hoeding der rente voor het ten behoeve dier inrigting geleend kapitaaldeels tot dekking van gewone uitgaven. Vicieus zou men naar spr's. inzigt handelen indien men die genoten rente buiten berekening liet ter bestrijding van de gewone uitgaven en ze ging besteden voor buitengewone af lossing van schuld. En wat nu betreft den post vermeld onder no. 34n.l. de opbrengst der exploitatie van de gasfabriek tot een geheel bedrag van ruim ƒ150,000, hij wil erkennen dat dit is eene wisselvallige bateeene batedie het groote belang in aanmerking genomen bedenkelijk zou kunnen worden ge acht, vooral waar de gasfabriek vroeger wel eens belangrijk minder heeft opgebragt. Men dient dezen post echter in ver band te brengen met het totaal bedrag der uitgaven van de fabriekvermeld onder hoofdstuk IIIafd. V. Wanneer men bedenkt dat tegenover genoemde ontvang de uitgaven geraamd zijn op ƒ137,000 a ƒ138,000, dan komt men tot een verschil tusschen ontvangsten en uitgaven van slechts ƒ12,000. Van die ƒ12,000 worden echter nog ƒ3000 be steed voor uitbreiding der fabriekzoodat slechts 9000 resteert. Doch ook deze ƒ9000 worden bijna geheel in ver band met de fabriek benuttigd. Een bedrag van ƒ8000 is n.l. uitgetrokken voor gewone aflossing van schuldzoodat slechts ƒ1000 der gasfabriek onder de gewone inkomsten der gemeente zal versmelten. Het doet hem leed dat hij hier zoo met cijfers moest bijbrengenmaar hij kon zich moeije- lijk daarvan onthouden, zonder aan de duidelijkheid van zijn betoog te kort te doen. Wanneer hij een en ander zoo na- gaatkomt hij tot de vraaghoe of met mogelijkheid aan het denkbeeld der commissie gevolg zal zijn te geven en alle wisselvallige baten buiten de begrooting zullen kunnen wor den gelaten. Niet anders dan door aanmerkelijke verhooging van belastingen, maar waartoe deze verhooging Zelf erkent de commissie dat zoolang men de wisselvallige baten heeft, men ze ook kan gebruiken en zoolang men ze gebruiken kan waartoe dan hoogere belasting? Eindelijk moet spr. nog opmerkendat het niet de bedoe ling van burgemeester en wethouders is om bij elkehoe ge ringe verhooging ook, van den prijs der grondstoffen voor de gasproductie, ook tot eene verhooging van den gasprijs over Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 25 November 1880. 151 te gaanneenalleen willen zij dan verhoogenwanneer de billijkheid dit huns inziens medebrengt. Bij de heffing van den gasprijs staat dit denkbeeld op den voorgronddat in ieder geval rente moet kunnen worden betaald van het kapitaal der fabriek. Overigens wil hij opmerkendat vooral na de reeds aangehaalde ministeriële beslissing men ten aan zien der regeling van den prijs der producten van de fabriek meer vrij is in zijne beweging en het dus meer in de magt heeft naar gelang der wisseling van den prijs der grondstoffen ook die der producten te bepalen. Hij is voor het overige nog geheel niet overtuigd wat de commissie eigenlijk wil. Het eenige waarin hij het met haar eens isis ditdat hij met haar een voortdurend zuinig beheer wenschelijk acht. De heer van Sloterdijck is door de nadere adstructie der, commissie van hare zienswijze nog geenszins bevredigd. Hij wenscht op te merkendat bij de commissie ten aanzien der wisselvallige baten eene frontverandering is waar te ne men. In het verslag toch wordt er op gewezen dat bedoelde baten een belangrijk deel der gemeente-inkomsten uitmaken, eene omstandigheid, die de commissie aanleiding geeft te spreken van een vicieus stelsel voor het finantieel beheer. Blijkens de discussie is nu echter de niet juiste besteding der wisselvallige baten de hoofdgrief. De commissie wenscht die baten besteed te hebben voor aflossing der schuld van die inrigtingen waaruit de baten voortkomen maar is dat wel de weg die de raad vooral met het oog op de toekomst zal behooren te bewandelen. Wanneer men alles wil besteden voor aflossingvoor buitengewone aflossingdan zal spoedig de tijd komen dat niet meer is af te lossen en hoe dan De commissie wenscht door zuinigheid ook de gerezen be waren tegemoet te komen. Spr. erkentzuinigheid is vooral voor een gemeentebestuur eene groote deugdmaar hij wenscht te vragen of men door zuinigheid wisselvallige baten in vaste kan herscheppen en of men door zuinigheid vertrouwen kan schenken aan wisselvallige inkomsten. Hij meent dat de opmerking der commissie omtrent het vicieus stelsel van financieel beheer nergens anders toe kan leiden dan tot een voorstel harerzijds om het finantieel be heer der gemeente te herzien en om de wisselvallige inkom sten door meer vaste te doen vervangen. Hij acht die opmerking echter ongegrond, maar al mogt zij ook gegrond zijn, dau nog zou zij geen bezwaar tegen de begrooting kunnen zijn. Deze toch is opgemaakt geheel naar de verordeningen die het financieel beheer dezer gemeente beheerschen. Juist dan, wanneer burgemeester en wethou ders die verordeningen ter zijde gesteld en voor de wissel vallige baten een minimum bedrag uitgetrokken haddenzou er voor eene gegronde aan- of opmerking aanleiding bestaan. De heer Troelstra heeft uit de disonssiën eenig licht ver kregen. Het is hem gegaan als den heer van Sloterdijck. Toen hij het verslag der commissie las was het hem niet regt duidelijk wat deze bedoelde. Hij moest aannemen dat de groote grief was gerigt tegen het hoog bedrag der wissel vallige inkomsten maar bij het denkbeeld dat deze buiten de begrooting zouden moeten worden gelaten of slechts voor een minimum zouden behooren te worden uitgetrokken, rees bij hem de vraag, welk bedrag dan op de begrooting diende te worden vermeld en welke andere meer vaste inkomsten dan moesten worden aangebragt. De gemeente kan niet zooals de staat maar naar eigen welgevallen zich meerdere of andere inkomsten verschaffen door het heffen van belasting de wet beperkt haar hierin geheel en al, zelfs in het getal opcenten op de rijks grondbelasting. Alleen het aantal opcenten op de rijks personele belasting kan zij verhoogen en verder heeft zij slechts als sluitpost den hoofdelijken omslag. De overige belastingen toch zijn van weinig beteekenis, ter wijl elke gemeente dan verder nog verschillende zaken onder zijn beheer heeft, waarvoor de zoogenaamde regten en loonen worden geheven en dit zijn dan de wisselvallige inkomsten waarop de commissie doelt. Spr. zou niet wetenwelken weg men zou moeten opgaan, om meer stabiliteit in de in komsten der gemeente te verkrijgen. Het is hem nu echter uit de discussie gebleken, dat de commissie eigenlijk bedoelt meer schuld af te lossen en de wisselvallige baten daarvoor te benuttigenmaar hij gelooft met de heeren van Sloterdijck en Bloembergen dat men ten deze practisch mo t te werk gaan. Worden alle wisselvallige inkomsten tot sch ilddelging besteed, zeer zeker zou dan spoedig het tijdstip k onen, dat b. v. de schuld der gasfabriek geheel zou zijn afgelost. Hoe dan te handelen? Zou men dan zeggen, wijl de gasfabriek geen rente van schuld meer heeft te betalen of all »ssiug be hoeft te doen, kan men nu den gasprijs zoo laag j-tellen dat de gemeente van het exploiteeren dier inrigting in 't geheel niets meer profiteert? Zou men dan dien prijs zoo laag willen stellen dat de gemeente geen de minste winst meer zou kunnen maken? Dit zou bepaald ongewenscht zijn. Immers, behalve de regtstreeksche uitgaven, zijn aan bijzondere inrigtingen altijd ook nog wel andere uitgaven verbondenuitgaven welke minder in het oog loopen of met den vinger zijn aan te wijzen. Het is toch b. v. niet te ontkennendat door verschillende inrigtingen de politiezorg moet worden uitge breid en dergelijke zaken meer, zoodat tengevolge dier in rigtingen de gewone uitgaven ook stijgen. In verband met een en ander meent spr. dat de opmerking der commissie eigenlijk niets anders is, dan een storm in een glas water. Zij wil eenvoudig meer aflossing, doch dit is geheel iets anders, dan dat er sprake kan zijn van een vicieus stelsel van financieel beheer. De heer Dirks merkt opdat er tot dusver telkens is gesproken van de commissieevenals of de uitdrukking van het vicieus stelsel van finantieel beheer van haar afkomstig is. Dit is niet het geval. Hij meent te moeten herinneren aan de wijze, waarop die uitdrukking is ontstaan. Zij is gebezigd door één der leden in de le sectie en de commissie heeft gemeend slechts diens denkbeeld geheel te moeten vermelden zonder daarin te deelen. In het verslag wordt dan ook ge lezen „In de le sectie meende een der leden de aandacht van den raad te moeten vestigen op het stelselwaarop voor een goed deel ons gemeentelijk financieel beheer berusten dat z. i. vicieus is te achten". Waar later in het verslag wordt gezegd, dat de commissie de geuitte zienswijze geheel deelt, daar wordt gedoeld op die ontwikkeld in de daaraan onmiddelijk voorafgaande zinsnede en niet op die hier boven omschreven. Wat sprs. opinie betreft, hij wil als lid der commissie geenszins ontkennen dat hij meerdere aflossing bepaald wen schelijk acht. In 1877 heeft hij de noodzakelijkheid reeds uitgesproken om zich zoo spoedig mogelijk los te maken van de schuld der gasfabriek. Hij wil dat denkbeeld thans gaarne eens releveren. Het moge eveneens niet zoo zeer met ronde woorden zijn te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1880 | | pagina 3