32
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 21 April 1881.
3. Verslag van de commissie van rapporteurs uit de sec
tiën over de voorstellen van burgemeester en wethouders tot
regeling van het openhaar lager onderwijs in de gemeente
overeenkomstig de wet van 17 Augustus 1878 Staatsblad
no. 127.)
De Voorzitter opent de beraadslagingen.
Over de algemeene strekking wordt geene discussie gevoerd.
Overgaande tot de behandeling van de ontwerp-verordening
tot regeling van het openbaar lager onderwijs in de gemeente
(bijlage A van het verslag)wordt artikel 1 daarvan zonder
discussie en hoofdelijke stemming aangenomen.
Artikel 2. De heer Wiersma kan zich niet vereenigen
met de voorgestelde wijze van nummering der scholen. De
bestaande wijze heelt tot nog toe geen moeijelijkheid opge
leverd.
Hij wenscht als amendement voor te stellen, om de woor
den „voor iedere klasse" in de laatste alinea van het artikel
te doen vervallen.
De heer Dirks zal het amendement ondersteunenomdat de
ondervinding heelt geleerd, dat de bestaande doorloopende
nummering gemakkelijk is.
De heer Duparc is voor eene nummering voor iedere klasse,
omdat hij dit rationeel acht. Moeijelijkheid in de praktijk
zal de voorgestelde wijze niet opleveren, wel gemak. In ver
band met de klassen-indeeling is het de meest practisclie
nummering.
De heer Wiersma repliceert, dat de heer Duparc zich be
roept op het gemak der nummering, maar het zal geen ge
mak zijn. Verwarring zal ontstaan in de kwalificatie der
scholen.
De heer Bloembergen kan zich niet met het voorgestelde
amendement vereenigen, omdat hij de voorkeur geeft aan
klassen gewijze nummeringdie in de praktijk niet moeijelijk
zal zijn.
Hierna wordt het amendement in stemming gebragt en
aangenomen met tien tegen zeven stemmendie van de heeren
BruinsmaPlantenga Duparcvan Harinxmavan Sloter-
dijck, Suringar en Bloembergen, zoodat het artikel nu luidt:
Artikel 2. Het getal scholen is ten minste:
Van de eerste klasse twee.
tweede a. een.
r r, b. vijf.
derde vier.
De scholen worden genummerd, te beginnen met no. 1.
Artikelen 3 en 4 worden daarna zonder discussie en hoof
delijke stemming aangenomen.
Artikel 5. De heer Plantenga wenscht de algemeene ge
schiedenis (vak o.) op de scholen der 2e klasse b. en 3e klasse
niet onderwezen te zienKinderen van den leeftijd die daar
ter school gaan, acht hij niet vatbaar om met vrucht geschie
denis te leeren. De ondervinding leert dat zij van de Vader-
landsche geschiedenis slechts enkelen in het oog springende
feiten in zich opnemen.
Hij stelt voor, dat vak op de genoemde scholen te doen
vervallen.
De heer van Harinxma herinnert dat de opname der
algemeene geschiedenis reeds door burgemeester en wethou
ders was vastgesteld. In de sectiën was daartegen geen over
wegend bezwaar. Vervalt de algemeene geschiedenisdan zal
de vaderlandsche geschiedenis moeijelijk te onderwijzen zijn.
Op grond hiervan is hij tegen het amendement van den
heer Plantenga.
De heer DirkS is ook tegen het amendement, op dezelfde
gronden als de heer van Harinxma. Er bestaat een nauw
verband tusschen algemeene en vaderlandsche geschiedenis.
De heer van Eijsinga kan zich met het amendement van
den heer Plantenga vereenigen. Naar zijne meening behoeft
het onderwijs in de algemeene geschiedenis en de vaderland
sche geschiedenis niet zamen te gaan.
Hierna wordt het amendement van den heer Plantenga
voldoende ondersteund, in stemming gebragt en verworpen
met twaalf tegen vijf stemmen. Voor stemden de heeren Bruin
sma, Andrea?, Plantinga, van Eijsinga en Rengers.
De heer Rengers stelt daarna voor, het handteekenen (vak
9) voor de scholen der 2e klasse b en 3e klasse te doen
vervallenomdat hij veelheid van vakken niet gewenscht acht
en het nut van dit vak niet gelijk te stellen is met de andere
vakken.
Het is de bedoeling van burgemeester en wethouders dat
vak aan de herhalingschool te doen onderwijzen.
De heer Duparc zegt, dat het bezwaar omtrent de veel
heid der vakken minder gegrond is dan het oppervlakkig
schijnt. Het getal vakken voor de lagere school is bij de
nieuwe wet gelijk gebleven aan dat bij de oude wet bepaald.
Afgescheiden van het nut van het handteekenen, door de
commissie in haar rapport reeds uiteengezetis het tevens eene
aangename afleiding voor de leerlingen na de geestesinspan
ning, die voor het aanleeren van de andere vakken van hen
wordt gevorderd.
Yrees voor gebrek aan geschikte onderwijzers kan niet be
staandaar, gelijk ook reeds in het genoemde rapport is
medegedeeld, onderscheidene der tegenwoordige onderwijzers
aan de scholen de bevoegdheid bezitten onderrigt in het hand
teekenen te geven.
Het amendement van den heer Rengers, voldoende onder
steund wordt in stemming gebragt en verworpen met elf
tegen vijf stemmen. Voor stemden de heeren Bruinsma, Ren
gers, de With, Bakker en Bloembergen.
Artikel 5 werd daarna onveranderd aangenomen.
Artikel 6 wordt vervolgens zonder discussie en hoofdelijke
stemming aangenomen.
De Voorzitter stelt voor om de verdere behandeling
dezer verordening tot eene volgende vergadering aan te houden.
Dienovereenkomstig is besloten.
De Voorzitter deelt mededat door burgemeester en
wethouders wordt voorgedragen voor de betrekking van direc
teur der gemeentewerken de heer J. E. G. Noordendorp,
thans hoofdopzigter der gemeentewerken.
De Voorzitter sluit hierna de vergadering.
- - - - -
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 April 1881.
33
Vergadering van Donderdag 28 April 1881.
Tegenwoordig 20 leden.
Afwezig (1e heer Bakker, zonder kennisgeving.
Voorzitter: de Burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 21 April 1.1. gehouden
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt:
1. voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen
aanbrengen van rails en wagentjes voor den aan- en afvoer
van boter en kaas naar en van de waag.
De conclusie van het voorstel luidt:
a. burgemeester en wethouders te magtigen tot het doen
aanbrengen van railszooals die op de situatie-teekening zijn
aangeduid en het aankoopen van zes wagentjes voor den aan-
en afvoer van boter en kaas naar en van de waag
b. ter zijner tijd de neodige finantiële voorstellen te doen
tot bestrijding van de kosten daarvan.
De Voorzitter stelt voor dit voorstelom het spoedeischende
der zaak, nog in deze zitting te behandelen en af te doen.
Dienovereenkomstig besloten.
2. Nader voorstel van burgemeester en wethouders op een
adres van de heeren ,1. Sinninghe Damsté c. s. om de lessen
aan de scholen van M. O. voor meisjes even als die aan het
gymnasium, om 9 uur te doen aanvangen.
De conclusie van dit voorstel strekt tot afwijzing van het
verzoek.
3. Adres van J. Frank, wed. J. Wijnants, in leven ad-
juuct-commies le klasse ter secretarieom eene gratificatie.
Te stellen in handen van burgemeester en wethouders ten
fine van praeadvies.
III. Wordt medegedeeld:
a. missive van den directeur der gemeentelijke gasfabriek
houdende dankbetuiging voor de aan hem toegekende gratificatie;
b. alsvoren van mevr. de wed. van den heer Th. Romein,
in leven directeur der gemeentewerken
c. rekening der ontvangsten en uitgaven van (1e gemeente
lijke gasfabriek over 1880;
cl. alsvoren van den prinsentuin over 1880;
e. procesverbaal van kasverifieatie bij den gemeente-ontvan
ger op den 19 April 1.1.
dat door burgemeester en wethouders is benoemd tot
commies ter secretarie, op eene jaarwedde van ƒ1400, den
heer J. F. Schop, commies ter gemeente-secretarie van Go-
rinchem.
De stukken a en b aangenomen voor notificatie en cd
en e ter visie voor de leden.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststel
ling eener verordening, bepalende dat gemeente-ambtenaren
verpligt zijn binnen de gemeente te wonen.
De Voorzitter opent de beraadslagingen.
Over de algemeene strekking van het voorstel worden geene
discussiën gevoerd.
Art. 1 wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming con
form het voorste] aangenomen.
Art. 2. De heer Duparc zegt dat de woorden „in zeer
buitengewone omstandigheden" zijne aandacht hebben getrok
ken. Hij meent, dat die woorden kunnen worden weggelaten.
Bijvoegsel behoorende rij de Leeuwarder Courant.
Burgemeester en wethouders zullen toch .wel niet anders dispen
satie verleenen dan indien daarvoor termen bestaan.
De Voorzitter kan er zich mee vereenigen om de aange
haalde woorden te doen vervallen.
Hij wenscht echter nog iets verder te gaan en in plaats
van die dispensatie voor zes maandente bepalen op één
jaar, vooral met het oog op den verliuistijd. Voor ambte
naren die b.v. van elders komen, zou een korten termijn toch
groote moeijelijkheid kunnen opleveren, omdat een geschikte
woning tusschentijds niet altijd te verkrijgen is.
De heer van Slotordijck acht het wenschelijk om geen
termijn te stellen, met het oog op den verhuistijd.
Het verleenen van disputatie is in dezen geheel afhanke
lijk van de omstandigheden en stelt daarom voor het artikel
aldus te lezen
„Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tijdelijk van het
„bepaalde bij art. 1 dispensatie te verleenen."
Dit amendement, voldoende ondersteund, wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 2 wordt daarna, in overeenstemming met het amen
dement, zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 3, en daarna de verordening in haar geheel, worden
zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen, luidende
als volgt:
Art. 1. Ieder ambtenaar der gemeente Leeuwarden, die
uit de gemeentekas bezoldiging geniet, is verpligt binnen de
gemeente te wonen.
Art. 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tijdelijk
van het bepaalde bij art. 1 dispensatie te verleenen.
Art. 3. Ambtenaren die in strijd met het bepaalde van
art. 1 dezer verordening buiten de gemeente blijven wonen,
worden, voor zoover zij geene dispensatie hebben gekregen,
gerekend hun ontslag te hebben aangevraagd.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
der verordeningregelende den ranghet getal enz. der
ambtenaren en bediendenbelast met het beheer en de zorg
van de plaatselijke werken en eigendommen en van de instruc
tie voor den directeur der gemeentewerken.
De beraadslagingen worden geopend.
Over de algemeene strekking worden geene discussiën ge
voerd.
Daarna wordt in behandeling genomen onderdeel a der
conclusie (wijziging der verordeningGemeenteblad no. 18
van 1873.)
De heer Duparc zal zich met de voorgestelde wijziging
niet kunnen vereenigen tenzij hem voldoende nadere inlich
tingen worden verstrekt. Wat toch zal van de eerste wijzi
ging het gevolg zijn Dat aan den te benoemen directeur
terstond eene vergoeding voor huishuur kan worden toege
kend van 600. Eenige jaren geleden echter werd het van
belang geachtom van gemeentewege eene woning te stich
ten voor den directeur der gemeentewerken in de onmiddel
lijke nabijheid van de fabricage. Hetzelfde belang, dat des
tijds gold, bestaat, naar spr. meent, nu nog.
Wordt den nieuwen directeur 600 verleend, dan zal de
gemeente wel tot de verhuring van de bestaande woning moe
ten overgaan. Met het oog op ligging en standzal er wel
niet meer dan 400 hoogstens 450jaarlijks voor zijn te
bedingen. Trekt men daarvan af de grondbelasting en de
kosten van onderhouddan zal er voor de gemeente niet
veel meer dan 300 of 350 jaarlijks van overschieten.