34 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 April 1881. De bewuste maatregel zal haar dus jaarlijks ƒ300althans ƒ250 kosten. De Voorzitter zegt dat het niet in de bedoeling ligt om dadelijk van de bevoegdheid gebruik te maken. Er is zelfs voorloopig nog geen sprake van. Er bestaat een ander motief. Bij burgemeester en wethou- dlrs is namelijk het denkbeeld besproken om in de fabricage meer ingrijpende veranderingen te brengen. Die veranderin gen zouden het gevolg kunnen hebben dat het gebouw voor den directeur eene andere bestemming kreeg. De heer Duparc dankt voor de gegeven inlichtingen van den Voorzitter, waardoor zijn bezwaar grootendeels is vervallen. Het door hem uitgesproken vermoeden lagintusschen met het oog op het voorstel, voor de hand. Na het door den voorzitter aangevoerd motief heeft hij echter geen reden meer om tegen het voorstel te stemmen. De heer Troelstra heeft geen bezwaar tegen het voorstel op zich zelf. Hij acht het evenwel wenschelijk dat de redac tie eenigzins worde gewijzigdzóó dat het bedrag der ver goeding voor huishuur worde bepaald op hoogstensƒ600 en stelt in dien zin een amendement voor. De heer van Sloterdijck vraagt in verband met het ingediende amendement van den heer Troelstra wie omtrent het bedrag der vergoeding voor huishuur zal beslissende raad of burgemeester en wethouders In beider geval acht hij het niet aanbevelenswaardig om in alle omstandigheden het bedrag der huishuur te bepalen. Hij acht het wenschelijk dat nu een fixum wordt gesteld. De heer Wiersma heeft het woord gevraagd om het voor stel van burgemeester en wethouders tegenover het amende ment van den heer Troelstra te verdedigen. Met het oog op den maatschappelijken stand is het bedrag van 600 niet te veel als de directeur gehuwd is. Ingeval hem vergoeding van huishuur en geen vrije woning wordt toegekend en de omstandigheden het medebrengen dat hij zich in het centrum der gemeente moet vestigendan ligt het voor de hand dat het gestelde bedrag volstrekt niet over dreven is. Het belang der gemeente en dat van den directeur zelf eischt dat het bedrag niet lager wordt gesteld. Het bedrag der vergoeding voor huishuur heeft niet den schijn van tractementsverhooging. Ware dat het geval dan zou het amendement van den heer Troelstra aanbeveling ver dienen. De heer Troelatra meent dat het door hem ingediende amendement eene zeer onschuldige strekking heeft. Het wijkt niet af zan de bedoeling van burgemeester en wethou ders. Deze toch kan geene andere zijn dan vergoeding van huishuur. Spr. wil dat evenzeermaar ook tot geen hooger bedrag dan werkelijk wordt betaald of tot eene somgelijk staande met de huurwaarde van het perceel door den direc teur bewoondindien hij daarvan eigenaar mogt zijn een en ander behoudens een maximum van 600. Betaalt de directeur dus werkelijk 600 dan wordt dit bedrag ook aan hem vergoed. Nadat nog eenige bespreking heeft plaats gehad tusschen de heeren Wiersma, van Sloterdijck en den Voorzitter, wordt het amendement van den heer Troelstrana voldoende te zijn ondersteund, in stemming gebragt en verworpen met tien tegen negen stemmen. Vóór stemden de heeren Suringar Andreae Dirks Plantenga Duparc de With Troelstra Brunger en van Harinxma. Daarna wordt onderdeel a der conclusie zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Troelstra meent te moeten herinneren, dat blij kens hetgeen de voorstellen tot wijziging dezer verordening en die der instructie van den directeur vooraf gaat, burgemeester en wethouders voornemens zijn om ook de iustructiën der overige ambtenaren bij de gemeentewerken te herzien, iets wat ook hij zeer wenschelijk acht. Nu bepaalt art. 5 dezer verordening, dat voor ieder be ambte door den raad of door burgemeester en wethouders eene instructie moet worden vastgesteld. Hij vertrouwt ech ter, dat het dagelijksch bestuur tot het besluit zal komen, dat het volstrekt niet noodig is voor ieder ambtenaar eene be paalde instructie in 't leven te roepen. Immers, de voorstellen van burgemeester en wethouders dragen het kenmerkdat zij de verantwoordelijkheid meer uitsluitend op den directeur willen overbrengen. Om nu niet te struikelen over art. 5, zou spr. meenen, dat de eerste alinea van dat artikel aldus behoort te luiden „De directeur vervult zijne betrekking overeenkomstig eene instructie door den raad vast te stellen. „De overige in art. 1 genoemde ambtenaren staan onder de onmiddelijke bevelen van den directeur. Wijders houden zij zich aan de bepalingen en voorschriften, welke door den raad of door burgemeester en wethouders ten hunnen opzigte worden vastgesteld." Bij zoodanige bepaling blijft dan geheel vrij in 'tal of niet vaststellen eener instructie voor ieder ambtenaar. De heer Wiersma acht het moeijelijk zoodanige verande ring dadelijk te appreciëren en is er op dien grond niet voor daarover nu te beraadslagen. Het komt hem echter nu reeds voor dat de verantwoorde lijkheid van den directeur tegenover het gemeentebestuur niet verder moet worden uitgebreid. Bovendien acht hij de zaak niet urgent. Hij gelooft dat het beter is dat de zaak aan burgemeester en wethouders wordt opgedragen, ofschoon hij 't oogenblik daarvoor nu niet bijzonder geschikt acht. De Voorzitter is het met den heer Wiersma eens om de zaak nu niet in behandeling te brengen, maar acht toch het denkbeeld van den heer Troelstra niet onaannemelijk. Daar de door den heer Troelstra beoogde wijziging niet wordt ondersteund, worden de discussiën hierover gesloten. Onderdeel b (wijziging der instructie voor den directeur der gemeentewerken) komt hierna in behandeling. De wijzigingen in artikelen 2 en 3, 15 en 18 worden zon der discussie en hoofdelijke stemming aangenomen, zoomede het vervallen van art. 5 zoodat conform de conclusie van bovengemeld voorstel is besloten, luidende a. artikel 2 der verordeningregelende den ranghet getal, de bezoldiging en de wijze van benoeming der ambte naren en bedienden, belast met het beheer en de zorg voor de plaatselijke werken en eigendommen van de gemeente Leeuwarden Gemeenteblad no. 18 van 1873 te wijzigen door ter vervanging van de woorden„het vrije genot van de voor hem bestemde woning", te lezen: -vrije woning of eene vergoeding daarvoor van ƒ600"; Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 April 1881. 35 b. de instructie voor den directeur der gemeentewerken te Leeuwardenvastgesteld bij raadsbesluit van 24 December 1873 Gemeenteblad no. 19), te wijzigen als volgt: 1. art. 2 te vervangen door de volgende bepaling: Hij is verantwoordelijk voor den geregelden gang van den „dienst der gemeentewerken". „Hij wordt hierin bijgestaan door den hoofd-opzigterde „opzigtersde werklieden en verder personeelwier werk zaamheden hij met inachtneming der daarvoor geldende voor- „schriften regelt". „Hij verwijdert nalatigeu of draagt, voor zoover ze niet „door hem zijn aangesteld hunne schorsing of hun ontslag voor". ,Bij ziekte of verhindering van deze ambtenaren en be dienden voorziet hij in den dienst, behoudens goedkeuring van burgemeester en wethouders". 2. in art. 3 te roijeren de alinea „Hij ziet toe, dat de vaste beamten tot werkzaamheden". 3. art. 5 te roijeren. 4. in art. 15 te roijeren de 2e alinea. 5. alinea 1 van art. 18 te vervangen door navolgende be paling „Wanneer het gemeentebestuur dit verlangt, is hij vepligt „te wonen in het huis bij de stads fabricage". 0. de artikelen te nummerenin overeenstemming met de vastgestelde wijzigiugen. In verband met het genomen besluit komt het den heer Trcelstra voor dat de artikelen 7 en 10 der instructie voor den directeur der gemeentewerken mede moeten worden gewijzigd. In art. 7 dient meer op den voorgrond te worden gesteld de verantwoordelijkheid van den directeur voor de admini stratie en het finantieel beheer. Het komt hem voor dat dat artikel moet luiden: „Art. 7. Hij zorgt voor eene naauwkeurige administratie „wegens alle ten behoeve der gemeente onder zijn beheer uit „te voeren werken en leveringen. Hij is voor die admini stratie en het geldelijk beheer verantwoordelijk." „Alle rekeningen en betalingslijsten van arbeidsloon enz „worden door hem goedgekeurd en gearresteerd en ten blijke „daarvan onderteekend, met verwijzing naar het artikel der „begrooting, waaruit de betaling moet geschieden. De heer Duparc wenscht niet over het amendement zelf, maar naar aanleiding daarvan iets in 't midden te brengen. Het komt hem voor, dat voorstellen van een aard, als die van den geachten laatsten spr., thans niet aan de orde zijn. Ware eene herziening der instructie voor den directeur in be handeling gebragt, dan konden alle voorstellen worden ge daan die men goedvondmaar het betreft hier slechts een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van enkele artikelen der instructie. Deze zijn thans alleen aan de orde. Daarop kunnen amendementen worden voorgedragendoch verder gaanlaatzijns inzienshet reglement van orde niet toe. De heer Dirks verklaart met den heer Duparc in te stemmen. De heer Wiersma kan zich eveneens bij den heer Duparc aansluiten. Hij acht het niet mogelijk, dat amendement dadelijk te behandelenomdat er eene verandering van be ginsel aan ten grondslag ligt. Hij vereenigt zich met de bedoeling van den voorsteller en gelooft dat eenige punten van redactie voor verbetering vat baar zijn. De Voorzitter kan zich niet vereenigen met het gevoelen van den heer Duparc, dat het door den heer Troelstra voor gestelde niet aan de orde zou zijn. In geheime zitting is de instructie reeds besprokendus de zaak is urgent en acht haar niet buiten de orde. Hij wenscht evenwel bij stemming uitgemaakt te zien of het voorstel van den heer Troelstra een punt van behandeling zal uitmaken of niet. De heer Bloembergen, ofschoon op den voorgrond stel lende, dat daardoor het streven van den heer Troelstra vol strekt niet wordt miskendacht zijn voorstel voor behande ling niet urgent. Het komt hem beter voorzich aanvankelijk te bepalen tot de voorstellen van burgemeester en wethouders en niet v'erder te gaan. De heer Duparc waardeert de goede bedoelingen van den heer Troelstra maar moet slechts dattegen den voorzitter herhalen de voorstellen van burgemeester en wethouders kun nen worden behandeld en geen andere. Hij beroept zich op art. 33 van het reglement van ordewaarbij den leden het regt is gegevenwijzigingen voor te dragen op de in beraad slaging gebragte voorstellen dit is echter niet het geval met de amendementen van den heer Troelstra. Nadat nog eenige discussie plaats heeft tusschen de heeren Wiersma eu Troelstra, brengt de Voorzitter, naar aanleiding van de gevoerde discussiein stemming het voorstel om geene verdere wijzigingen in de instructie voor den directeur der gemeentewerken te behandelen. Dit voorstel wordt aangenomen met zestien tegen vier stemmen, die van de heeren SuringarPlantenga en Troelstra en Rengers. 3. Benoeming van een directeur der gemeentewerken. Op de voordragt is geplaatst de heer J. E. G. Noordendorp, thans hoofdopzigter der gemeentewerken Op den voorgedragene werden uitgebragt 16 stemmen, tei* wijl 3 briefjes in blanco zijn ingeleverd, zoodat benoemd is tot directeur der gemeentewerken de heer Noordendorp voornoemd. De Voorzitter het noodig oordeelende dat eene vergade ring met gesloten deuren wordt gehouden, heft de openbare tijdelijk op. Na heropening der openbare zitting wordt voortgezet de behandeling der voorstellen in zake het openbaar lager onderwijs. 4. Voortzetting der behandeling van de voorstellen in zake het openbaar lager onderwijs. De beraadslaging vangt aan met art. 7 van de verordening tot regeling van het openbaar lager onderwijs in de gemeente (bijl. A.) De heer van Sloterdijck stelt voor de beraadslaging over dit artikel aau te houden tot na de behandeling van de overige artikelen dezer verordening. Dit voorstel ondersteund zijnde, wordt verworpen met twaalf tegen zes stemmen. Voor stemden de heeren Bruin- smaSuringar, van Sloterdijck, van Eijsinga, de With en uir. 0. W. A. Buma. De lieer van Slotordyck merkt op dat de redactio van art.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 2