Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Mei 1831.
41
Vergadering van Donderdag den 12 Mei 1881.
Tegenwoordig 17 leden.
Afwezig de heeren Hommesvan Harinxma de With met
en Bakker zonder kennisgeving.
Voorzitter: de burgemeester.
I. De notulen van de vergaderinggehouden op den 5
Mei en 7 Mei 1.1.worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt:
1. Voorstel van burgemeester en wethouders betrekkelijk
de stichting van eene nieuwe muziektent in den Prinsentuin.
De Voorzitter geeft in overweging dit voorstelom het
spoedeischende der zaak nog in deze zitting te behandelen
en af te doen.
Dienovereenkomstig besloten.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders op het adres
van J. Frank, wed. J. Wijn an dsin leven adjunct-commies
ter secretarie om eene gratificatie
De conclusie van dit voorstel strekt om aan de adressante
te kennen te gevendat haar verzoek niet voor inwilliging
vatbaar is en mitsdien wordt gewezen van de hand.
Besloten dat voorstel in eene volgende vergadering te be
handelen.
3. Apostille van den heer commissaris des koningsdd.
11 Mei 1.1.2de afdeelingno. 815, daarbij omberigt, con
sideration en advies zendende T een adres gerigt aan heeren ge
deputeerde staten van W. Kamp mede namens andere eige
naren van panden op Schilkampen houdende verzoek om bij
den raad op bespoediging aan te dringen tot voorziening in
den slechten toestand van het Hooghout bij Schilkampen.
Wordt besloten deze stukken te stellen in handen der com
missiebenoemd bij raadsbesluit van 9 December 1869 en
bestaande uit de heeren DuparcRengers en van Sloterdijck,
om deswege tegelijk met de overige in handen dezer com
missie gestelde stukken genoemde zaak betreffendete rap
porteren.
4. Missive van de voogden der stads armenkamerdd. 4
Mei 1.1., no. 1042geleidende ter goedkeuring de rekening
en verantwoording dier administratie over 1880.
Wordt besloten gemelde rekening en verantwoording, met
de bijlagenin handen te stellen van de heeren Brunger
Hommes en Troelstra, ten fine van onderzoek en rapport.
III. Wordt medegedeeld:
Eene missive van den heer J. E. G. Noordendorphou
dende dankbetuiging voor zijne benoeming tot directeur der
gemeentewerken.
De heer Duparc vraagt en bekomtingevolge art. 36
van het reglement van ordeverlof van de vergadering tot
het vragen van inlichtingen van burgemeester en wethouders
omtrent het in gebruik geven van het bovenlokaal van het
beurs- en waaggebouw tot plaats van oefening in het rol-
schaatsenrijden.
De heer Duparc zegtdat zijn aandachtgelijk zeker
ook met vele anderen het geval zal zijn geweestvoor eenige
dagen werd getrokken door eene in de Leeuwarder Courant
en in de Friesche Courant geplaatste advertentiewaarbij
door een achttal ingezetenen voor kinderen de gelegenheid
werd aangeboden tot oefening in het rolschaatsenrijden in
genoemd lokaal, twee malen per week, tegen betaling.
Bijvoegsel beüoorende bij de Leeuwarder Courant.
Naar spr. is ingelichtis de vergunning tot het gebruik
gegeven door burgemeester en wethouders.
Volgens spr. is dit in strijd met het ondubbelzinnige en
uitdrukkelijk voorschrift van art. 138 der gemeentewetdat
de Baad besluit omtrent het verhurenverpachten of op
eenige andere wijze in gebruik geven der gemeente-eigen
dommen.
Hij wenscht derhalve burgemeester en wethouders te vra
gen op welken grond zij zich bevoegd hebben geachtin
casu vergunning te verleenen
Afgescheiden hiervan meent spr. er op te moeten wijzen
dat in deze zaak nog een belangrijk beginsel valt in Toog te
houden.
Het betreft n.l. de vraag, of een lokaal, gelijk het onder-
werpelijke wel vatbaar is om in gebruik te worden afgestaan,
zelfs door den raadzonder nadere regeling Die vraag is bij
koninklijk besluit van 8 September 1879no. 17 in eene
zaak betreffende de gemeente 's Gravenhage het in ge
bruik geven van een schoollokaal te Scheveningen voor het
geven van godsdienst-onderwijs ten behoeve van daar niet
schoolgaande kinderenontkennend beantwoord. Bij die
beslissing werd overwogen dat in het stelsel der gemeente
wet een gemeente-eigendomzoolang het ter publieke dienst
is bestemdniet bij burgerlijke overeenkomst ten behoeve van
derden beschikbaar kan worden gesteld dat het genot of
gebruik daarvan niet krachtens overeenkomst, maar door ver
ordening van het openbaar gezag wordt geregelden dat, bij
aldien voor dat genot of gebruik gelden aan de gemeente
worden betaald, deze als belasting worden beschouwd.
Het zal nu wel door niemand worden ontkenddat het
beurs- en waaggebouw is een gemeente-eigendomter pu
blieke dienst bestemden daarop zou dus ook geheel van
toepassing zijn de leer, bij het aangehaald koninklijk besluit
gehuldigd.
Spr. komt na alles tot deze conclusiedat burgemeester
ew wethouders alsnog bij den Raad met voorstellen zullen
dienen te komenhetzij om hem de zaak te doen behandelen
overeenkomstig art. 138 der gemeentewet, hetzij om eene
algemeene regeling te doen tot stand brengenin den zin
van het koninklijk besluit van 1879.
De Voorzitter acht het niet noodig voor het geven dei-
gevraagde inlichtingen uitstel te vragen. De zaak is bij bur
gemeester en wethouders bekend.
Het collegie heeft naar aanleiding van een bij haar inge
komen adres van de heeren dr. Lobry de Bruijn en andere
ingezetenenbij wijze van proef tot den 1 September e.k.
vergunning verleend om in het zuidelijk gedeelte van het
beurslokaalthans voor den graanhandel bestemd oefenin
gen in het rolschaatsenrijden te houden op eiken dag der
week behalve den Vrijdag van 's namiddags 5 tot 's avonds
8 uur.
Die vergunning is verleendnadat de beurscommissie en
den directeur der gemeentewerken over het verzoek waren
gehoord.
Verschillende voorwaarden zijn aan die tijdelijke vergun
ning verbondenzooals de verantwoordelijkheid der adres
santen voor alle schadehet ten hunnen koste aanstellen van
een geschikt persoon met het toezigt belast, het van hunnentwege,
zoo noodigschoonhouden van het lokaal enz.
Wat aangaat het door den heer Duparc aangevoerdeals
zouden burgemeester en wethouders, met het oog op art. 138
10