Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Mei 1881. Nadat nog eenige bespreking heeft plaats gehad tusschen de heeren Dirks Plantenga de Voorzitter, Duparc en Bloem bergen wordt het amendement van den heer Andre®na voldoende ondersteuningin stemming gebragt en aangeno men met negen tegen acht stemmendie van de heeren Bruinsma PlanteDga van Goens van Eijsinga Troelstra Minnema Buma, Duparc en de la Faille. Artikel 5 wordt daarna, zooals het geamendeerd is, aan genomen zonder hoofdelijke stemming. Artikel 6. Wordt besloten de redactie van dit artikel te wijzigen in overeenstemming met het aangenomen amende ment op artikel 5. Dat artikel wordt daarna, zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Art. 7. Op voorstel van den heer Minnema Buma wordt de redactie gewijzigd in dezer voege „Indien leerlingenhetzij om tot acin of bij de jaarlijksche „openbare les"enz. Het artikel wordt daarna, evenals art. 8zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 9. Wordt besloten de redactie van dit artikel te wij zigen in overeenstemming met het aangenomen amendement op artikel 5. Dat artikel wordt daarnaevenals art. 10 de considerans en de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VERORDENING op de invordering der school gelden voor het onderwijs op de scholen van openbaar lager onderwijs in de ge meente. Artikelen 12 en 3 worden zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd. Artikel 4. De heer Troelstra stelt naar aanleiding van de discussie van artikel 5 der verordening tot heffing van schoolgelden', voor om sub 2 van dit artikel te lezen „wegens de scholen der 2e klasse b. vóór den laatsten dag van de eerste der twee maanden". Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming be sloten en het artikel daarna met inachtneming dier wijziging aangenomen. Artikel 5. Wordt besloten in plaats van de woorden: „we- „gens die der 2e klasse b. ten minste vijf dagen voor het einde „van iedere maand" te lezen wegens die der 2e klasse b. ten minste twee dagen vóór het einde van elk twee maande- lijksch tijdvak Het artikel wordt daarna met inachtneming van vorenstaande wijziging, zonder hoofdelijke stemming aangenomen, zoomede artikel 6 en de consideranswaarna de verordening in haar geheel wordt vastgesteld. VERORDENING ter uitvoering van de nieuwe regeling van het openbaar lager onder wijs in de gemeente. Artikelen 1 tot en met 4 worden zonder discussie en hoofde lijke stemming goedgekeurd. Art. 5. De heer C. "W. A. Buma vestigt de aandacht er opdat de cursus aan de ambachtsschool aanvangt met den 1 April en acht het voor de toelating tot deze school dus noodzakelijk om dit tijdstip ook bij deze verordening te bepalen. De heer Duparc zegt aan het geuit verlangen gemak kelijk is tegemoet te komen. Hij stelt daarom voor, te lezen: De toelating geschiedt: op de school met 3jarigen cursus den 1 April. scholen 2jarigen 1 October. De heer Troolstra acht de pertinente bepaling van 1 April niet wenschelijk, omdat zij alleen strekt ten behoeve van de ambachtsschool, terwijl ook andere leerlingen van deze herhalingschool kunnen profiteren. Voor deze schijnt nu een aanvang van den cursus met het voorjaar minder verkieslijk. De heer Duparc wijst er opdat de raad eenige weken geleden eene voorloopige herhalingschool in 't leven heeft ge roepen uitsluitend ten behoeve van de leerlingen der am bachtsschool. De verordening gaat lang zoo ver niet. Maar 'tis dan toch wel verdedigbaar, rekening te houden met den bestaanden toestanddat is met den aanvang van den cursus aan de ambachtsschool. Bovendienniemand lijdt er onder, als overeenkomstig den wensch van den heer Buma wordt besloten. Voor de leerlingen van de ambachtsschool is het echter van veel belang, dat de cursus aldaar en aan de herhalingschool met 3-jarigen cursus gelijke aanvangstijdstippen hebben. De heer Troelstra verklaart zich bij nader inzien met de door den heer Duparc voorgestelde aanvulling te kunnen vereenigen. De opmerking van den heer Duparc dat de 3jarige cursus dan ook eindigt met het voorjaar acht hij van belang; omdat dan de drukte in velerlei vakken aankomt en de jongelieden zich dan daaraan geheel kunnen wijden. Het voorstel van den heer Duparc voldoende ondersteund, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer van Slotordijck geeft in overweging artikelen 5 en 4 te vereenigen. Hij wenscht daartoe echter geen voor stel te doen, maar het als punt van redactie aan burgemeester en wethouders over te laten. Genoemde artikelen worden daarna zonder hoofdelijke stem ming vereenigd aangenomen, zoodat daarvoor in de plaats is getreden art. 4. De volgende artikelen der verordening, nu genommerd van 5 tot en met 12 worden zonder discussie en hoofdelijke stem ming onveranderd aangenomen, zoomede de considerans. Daarna is de verordening in haar geheel vastgesteld. Wordt bepaald dat, voor zoover bij de verordeningen zelf, geen ander tijdstip is voorgeschreven, de inwerking treding der verordeningen zal plaats hebben op den 1 Julij 1881. De verordeningen, zooals die nu zijn vastgesteld, luiden als volgt: A. De raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat er, tengevolge van de invoering der wet van 17 Augustus 1878 Staatsblad no. 127)noodzakelijkheid bestaat, over te gaan tot eene nieuwe regeling van het open baar lager onderwijs in de gemeente; Gezien artt. 10, 17 en 18 dier wet; Besluit Vast te stellen navolgende VERORDENING tot regeling van het open baar lager onderwijs in de gemeente. Art. 1. Van wege de gemeente wordt openbaar lager 011- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Mei 1881. 45 derwijs gegeven in scholendienaar den omvang van het onderwijs en de heffing van schoolgeldenin drie klassen worden verdeeld. Art. 2. Het getal scholen is ten minste van de eerste klasse twee tweede a. een n b. vijf; derde vier; De scholen worden genummerd, te beginnen met no. 1. Art. 3. Van de scholen der eerste klasse is één uitsluitend voor jongens, één uitsluitend voor meisjes bestemd. Al de overige scholen zijn bestemd voor jongens en meisjes te zamen. Art. 4. De scholen der eerste klasse zijn bestemd tot voor bereiding voor hooger of voor middelbaar onderwijs die der tweede en der derde klasse voor eind-onderwijs. Art. 5. Het onderwijs wordt gegeven op de jongensschool der eerste klasse in: het lezen het schrijven het rekenen, de beginselen der vormleer die der Nederlandsche taal die der vaderlandsche geschiedeuis die der aardrijkskunde, die van de kennis der natuur, het zingen, de beginselen der Fransche taal, het handteekenen en de gymnastiek; meisjesschool der eerste klasse in dezelfde vakken en de nuttige handwerken voor voor meisjes; school der 2e klasse a in: het lezen het schrijven, het rekenen, de beginselen der vormleer die der Nederlandsche taal, die der vaderlandsche geschiedenis, die der aardrijkskunde die van de kennis der natuur, het zingen de nuttige handwerken voor meisjes, de beginselen der Fransche taal, die der algemeene geschiedenis die der wiskunde, het handteekenen, de gymnastiek en de fraaije handwerken voor meisjes scholen der 2e klasse b en der derde klasse in het lezen het schrijven het rekenen, de beginselen der vormleer die der Nederlandsche taal die der vaderlandsche geschiedenis, die der aardrijkskunde, die van de kennis der natuur, het zingen, de nuttige handwerken voor meisjes de beginselen der algemeene geschiedenis, het handteekenen en de gymnastiek Art. 6. De raad bepaalt, na den arrondissements-school- opziener en de commissie van toezigt op het lager onderwijs te hebben gehoord, in welke vakken het onderwijs door uit sluitend daarmede te belasten onderwijzers en of het in een ander dan voor de school bestemd gebouw zal worden gegeven. Art. 7Aan het hoofd van alle scholen staat een onderwijzer. Aan het hoofd der meisjesschool van de eerste klasse ech ter staat een onderwijzer of eene onderwijzeres. Indien zij het voornemen heeftzich in het huwelijk te begevengeeft zij daarvan ten minste drie maanden te voren aan den gemeenteraad kennis. Deze kennisgeving geldt voor aanvraag om ontslag. Zij kan echterop haar verlangen door den raad in hare betrekking worden bevestigd. Art. 8. Onverminderd het bepaalde bij art. 24 der gemelde wet, wordt het hoofd van iedere school bijgestaan door ten minste zooveel onderwijzers als er schoollokalen in het gebouw zijn. Daarbij geldt het bepaalde bij het 4e lid van art. 24 dier wet. Burgemeester en wethouders wijzen den onderwijzer aan die, bij afwezigheid of ontstentenis van het hoofd der school dezen vervangt. Hij draagt deu naam van.eerste onderwijzer". Art. 9. De hoofden van de scholen der eerste klasse en van de school der tweede klasse a moeten de bevoegdheid bezitten, onderwijs in de Fransche taal te geven. Art. 10. Er zijn ten minste drie herhalingscholen. Daarvan zijn twee uitsluitend voor jongens en is een uit sluitend voor meisjes bestemd. Art. 11. Een der beide jongensscholen wordt gehouden gedurende het geheele jaarvijf avonden in de weektelkens twee uren. Zij heeft een cursus van drie jaren. De beide andere scholen worden gehouden van 1 October tot 1 Aprilten minste vier avonden in de week telkens twee uren. Burgemeester en wethouders kunnen dezen termijn verlengen. Deze beide scholen hebben een cursus van twee jaren. Art. 12. Het onderwijs aan deze scholen omvat aan de school met driejarigen cursus: het lezen, het schrijven het rekenen de beginselen der vormleer die der Nederlandsche taal die der vaderlandsche geschiedenis die der aardrijkskunde die van de kennis der natuur het zingen die der algemeene geschiedenis die der wiskunde aan de beide andere scholen dezelfde vakken met uitzondering evenwel van de beginselen der wiskundeen het handtee kenen aan de meisjesschool bovendien de nuttige en de fraaije handwerken voor meisjes. Art. 13. De lokalen, waarin hetherhalingsonderwijs wordt gegeven, worden door burgemeester en wethouders aangewezen. De met dat onderwijs te belasten onderwijzers worden jaar-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 3