b' m 74 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 6 September 1881. gelegen in eene spoedige vervulling der betrekking van di recteur waarvoor natuurlijk in de allereerste plaats de be paling van het tractement noodig is. Omtrent het punt door den heer Troelstra bedoeld of wel nog anderewelke misschien ook overweging zullen verdie nen kan het collegie zich moeijelijk uitlaten omdat de tijd ontbroken heeft om alle speciale zaken welke geregeld moe ten wordennu reeds te behandelen zoodat ook de even tuele benoeming van een inspecteur niet besproken is. Spr. is echter van meening, dat men bij de behandeling van de onderwerpelijke voorstellen gerust kan uitgaan van het denk beeld dat geen inspecteur zal worden benoemdomdat de noodzakelijkheid van die aanstelling voor alsnog niet geble ken is. De heer Bruinsma zegtdat het thans besproken punt meermalen bij de commissie voor de fabriek is besproken maar dat het steeds is beschouwd alsof men hier in zeker opzigt te doen had met een artikel van weelde. De noodza kelijkheid van de aanstelling van een inspecteur is zooals ook reeds door den heer Brunger is opgemerktbij de 15- jarige ondervinding die men heeft, nog niet gebleken. Zij zal zich ook zeker nog niet zoo spoedig voordoen omdat de tegenwoordige verdeeling der werkzaamheden haar overbodig maakt. Men heeft aan de fabriek b. v. 2 ploegen een dag en een nachtploeg. Aan het hoofd van ieder dezer staat een chef, aan wien het opzigt is opgedragen. Nu heeft de directeur zich slechts te vergewissendat ieder ploeg haar best doet en daarvoor is geen tusschenpersoon noodig en zoo gaat het ook met de andere werkzaamheden. Wat echter in het vervolg kan en zal moeten gebeurenis thans moeijelijk te bepalenvooral wanneer men let op de vele en belangrijke veranderingen, welke de fabriek sedert 1865, het tijdstip der overname harer exploitatie door de gemeenteheeft onder gaan. Tot dusver is de aanstelling van een inspecteur door de commissie meer onnoodig dan noodig geacht. De heer Duparc wil in 'tkort de geschiedenis der zaak releteren vooral omdat er veel leden zullen zijn die daar van minder zullen af weten. Toen de raad in 1865 de verordening vaststeldestond men, als ware het, op koudsteed. Men had tot voorbeeld en leiddraad genomen de verordeningen in andere gemeenten omtrent de gasfabriek bestaande, lu sommige daarvan vond men ook een inspecteur vermeld; men oordeelde hier niet andersof hij zou ook te Leeuwarden nuttig of dienstig kun nen zijn en zoo kwam hij in de verordening. Toen de com missie voor de gasfabriek echter later voor de uitvoering der verordening stondoordeelde zij aanvankelijk de behoefte aan een inspecteur nog niet noodig en toen de exploitatie der fabriek een paar jaar zonder inspecteur goed was gegaan, rees bij haar de vraag wat men eigenlijk met een inspecteur zou moeten doen. Zij wist er inderdaad geen voldoend antwoord op te gevenen zoo bleef de zaak hangendedaar ook de raad zelf nimmer op de aanstelling van dien ambtenaar aan drong. Nu en dan, bij de toenemende uitbreiding der fabriek, stuitte de commissie wel eens op de betrekkelijke bepaling doch altoos rees weder bij haar de vraagwelken werkkring dien ambtenaar zou moeten worden aangewezen Hij zou hebben moeten zijn onder-directeuren om den directeur bij ontstentenis te vervangen. De commissie heeft intusschen steeds geaarzeld om daartoe een voorstel te doenomdat haars inziens de fondsen der gasfabriek door het aaustellen van een inspecteur onnoodig zouden worden gedrukt. Ge durende al de jarenwelke sedert de overname der fabriek door de gemeente zijn verloopen heeft zich nooit de bepaalde noodzakelijkheid voor die aanstelling voorgedaan. De inspecteur zou eigenlijk zijn geweest een ambtenaarstaande tusschen de werkplaats en het kantoor, eene andere plaats had men hem moeijelijk weten aan te wijzen. Er is wel eens over gespro ken, hem dan op te dragen het toezigt over de straatkanali satie doch de commissie liet dit denkbeeld weder spoedig varen omdat het een zaak betrofwaarvoor alleen een direc teur de verantwoordelijke persoon mogt zijn. Nu bijna 16 jaren zullen zijn verloopen sedert de gemeente de gasfabriek goed exploiteerde zonder behulp van een inspecteuroor deelde de commissiedatbij de wijziging der verordening de voorschriften ten zijnen aanzien gerust konden vervallen. Spreker meent intusschen hier nog te moeten bijvoegen dat het niet aanstellen van een inspecteur geenzins invloed heeft uitgeoefend op de voorstellen der commissie tot regeling der tractementen van den directeuren ook van den boekhouder der fabriek. Over dit punt nog een enkel woord. Burgemeester en wethouders gaan ten aanzien van den directeur eenigzins verder dan de gascommissiehet omgekeerde is echter het geval met de jaarwedde van den boekhouder. Vooral omdat men hier een èn goed practisch èn goed theoretisch ontwik keld man moet hebben kan spr. zich bij nadere overweging, wel met het voorstel van burgemeester en wethouders ver eenigen en zal dus steramen vóór het verhoogde cijferniet echter voor het door hen lager voorgedragen cijfer der jaar wedde van den boekhouder. Intusschen had spr. gewenschtdat het te nemen besluit door burgemeester en wethouders ware geformuleerdgelijk de commissie heeft voorgesteld. Niet toch wijziging van de verordening wordt nu voorgedragen maar eenvoudig een be sluit van beginselen te nemen. Waartoe deze wijze van han delen vraagt spr. De raad zal nu later ten tweeden male voor dezelfde zaak worden gesteld. In elk geval had spr. verwacht, dat burgemeester en wethouders nu ook een fixum had den voorgedragen voor het bedrag, waarop de nieuwe di recteur zal worden benoemd. Het gaat toch niet opin de op roeping te vermelden de speling in de cijfersdie de raad alleen voor zich zelf verlangt. In elk geval zal aan het te nemen besluit eene alinea in dien zin moeten worden toe gevoegd. De heer Dirks wenscht nog een enkel woord aau het ge sprokene door den heer Duparc toe te voegen. De verorde ning regelende den rang, het getalde bezoldiging enz. van de ambtenaren on bediendenbelast met de exploitatie der gemeentelijke gasfabriek is vastgesteld den 31 Augustus 1865. In artikel 1 dier verordening leest men o. a. dat de direc teur der fabriek in zijne werkzaamheden wordt bijgestaan door een inspecteur en toch is dit nooit gebeurd is er nooit een inspecteur benoemd. De commissie voor de fabriek zegt nu, die benoeming is ook niet noodigmaar ook de raad heeft zich daaromtrent reeds niet onduidelijk verklaard, want ruim 2 dagen nadat de bepaling omtrent den inspecteur was vast gesteld stelde hij (2 September 1865) vast eene instructie voor den directeur en eene voor den boekhoudermaar niet voor den bedoelden inspecteur. De heer Troolstra bedankt voor de ontvangen inlichting. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 6 September 1881. 75 Zooals hij straks gezegd heeft maakt het voor de bepaling van het tractement van den directeur nog al eenig verschil of deze een inspecteur zal ter zijde krijgen of niet. Hij althans meende daaromtrent eenige zekerheid te moeten heb ben, vooral waar hem uit den overgelegden staat is gebleken, dat de directeur te Zwolle, die een inspecteur ter zijde heeft, eene jaarwedde geniet van ƒ2400 en burgemeester en wet houders die jaarwedde voor hier willen bepalen van ƒ2500 ƒ3500 en de commissie van ƒ2500—ƒ3000. Hij neemt dus aan dat het niet in de bedoeling ligt ook hier een inspecteur aan te stellen. De heer Bruager kan zich niet vereenigen met de opvoe ring van het maximum der jaarwedde van den directeur tot ƒ3500, maar wenscht te behouden het maximum door de commissie voorgesteldn.l. ƒ3000. Daarentegen zou hij dat van de bezoldiging van den boekhouder gaarne wat zien ver hoogd. Burgemeester en wethouders hebben het maximum voor dezen ambtenaar gesteld op ƒ1600, doch hij zou dat cijfer gaarne op ƒ2000 willen brengen. Vooral vindt hij hiervoor aanleiding, wanneer hij het oog heeft op den tegen- woordigen verdienstelijken boekhouder, die tegenwoordig bijna tevens directeur is. Gaat hij diens werkzaamheden en ver antwoordelijkheid na, dan is eene jaarwedde van hoogstens ƒ1600 te karig. Men lette er op dat hij verschillende per sonen onder zich heeft, die hij allen moet controleren. Wel is waar, dat de boekhouder der gasfabriek te Groningen slechts ƒ1200 jaarwedde geniet, maar men vergete hierbij ook niet, dat deze ook het genot heeft van vrije woningvuur en licht en vrijdom der drie eerste grondslagen van de personele be lasting en dat men daar ook heeft een inspecteur. Daaren boven heeft de boekhouder der gasfabriek te Arnhem eene jaarwedde van ƒ1500 plus eene jaarlijksche premie, welke zich regelt naar de deugdzaamheid en goedkoopte van het gas en de uitbreiding der trafiek. Die premie of verander lijke toelage bedroeg ten vorigen jare voor den directeur en den boekhouder aldaar zamen ruim ƒ2500. Ofschoon spr. nu niet kan mededeelen of ieder dier twee titularissen daarvan nu juist de helft geniet, gelooft hij toch dat de geheele jaarlijksche bezoldiging van den boekhouder te Arnhem daardoor zeer aanzienlijk wordt. Met het oog op een en ander kan hij geen vrede hebben met de jaarwedde thans voor den boekhouder der gasfabriek alhier voorgesteld en neemt hij zich voor straks bij de be handeling van het betrekkelijk onderdeel der conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders te dien opzigte een amendement in te dienen, alsmede ten opzigte van de jaarwedde van den directeur. De heer Wiersma zegt, dat, waar de heer Brunger heeft verklaard ten opzigte van de jaarwedde van den directeur te blijven bij het voorstel der commissie voor de gasfabriek, hij wil te kennen geven, dat hij het blijft houden met dat van burgemeester en wethouders. Hein komt het werkelijk voor dat een maximum jaarwedde ad ƒ3500 voor een directeur eeuer gasfabriek als die van Leeuwarden bepaald niet te hoog of overdreven is, vooral met het oog op de groote verant woordelijkheid van dien ambtenaar. Niet, dat hij dat maxi mum ook dadelijk zou willen uitkeerenmaar men dient het des noodig geacht te kunnen doen. De heer Troelstra heeft er op gewezen dat het nog al eenig verschil maakt wanneer de directeur een inspecteur ter zijde krijgt. Spr. beaamt dit ten volle. Immerswerd dat het geval, dan was de directeur op verre na niet zoo gebonden. Men moet niet vergeten, dat, zal de directeur een goed direc teur zijnhij zooveel mogelijk overal zelf moet tegenwoordig zijn. Hij dient tegenwoordig te zijn bij de aanhechting of aansluiting van pijpen omdat deze van groot belang is voor eene goede circulatie van het gas. Zijn tegenwoordigheid wordt vereischt in particuliere gebouwen, hij moet de opname bevorderen en de dikte enz. der pijpen en leidingen bepalen; kortom hij is de ziel der geheele zaak. Wanneer echter een inspecteur hem ter zijde staat, vermindert zijn werk natuur lijk, echter niet zijne verantwoordelijkheid. Immers, de direc teur is de verantwoordelijke persoon voor allen, ook voor den inspecteurbehoudens zijn regt tot aanklagt bij het gemeente bestuur bij nalatigheid of pligtverzuim. Niet alleen blijft spr. echter bij het voorstel van burg. en weth. ten opzigte van den directeur, maar ook bij dat omtrent de jaar wedde van den boekhouder. Het is verre van hem de ver diensten van den tegenwoordigen boekhouder te willen ver kleinen of te willen afdingen op het wensehelijke van een goed boekhouder in het algemeen, hij zelf is van dat wensehelijke genoegzaam overtuigd, maar toch moet men niet uit het oog verliezen, dat de verantwoording van den boekhouder op verre na niet zoo groot is als die van den directeur. De eerste heeft alleen te zorgen, dat de resultaten door den laatste verkregen, goed te boek worden gesteld. De directeur is de man die de zaak drijft en de boekhouder stelt slechts te boek, een verschil dat zijns inziens wel wet tigt het verschil dat volgens het voorstel van burgemeester en wethouders bestaat tusschen de jaarweidm der bedoelde ambtenaren. In verband hiermede kan hij, behoudens beter, ook geenszins begrijpen de verhouding, die men volgens den overgelegden staat te Arnhem heeft, waar de directeur 1800 en de boekhouder ƒ1500 jaarwedde geniet. Deze wanver houding kan echter wel verdwijnen door de verdeeling der veranderlijke toelage daar aan beiden te zamen toegekend. De heer Brunger heeft ook Groningen genoemd waar de boekhouder ƒ1200 plus vrije woning enz. geniet. Spr. meent dat deze belooning niet veel verschilt met die van hier. Im mers hier wenscht men de jaarwedde vau den boekhouder te bepalen van ƒ1200 tot 1600. De tegenwoordige boek houder geniet nu reeds ƒ1500 jaarwedde en nu vereenigen burgemeester en wethouders met het oog op de verdiensten van dien ambtenaar zich nog gaarne met eene verhooging van 100. Een bedrag van ƒ1600 achten zij voldoende, wanneer de jaarwedde van den directeur van ƒ25003500 wordt bepaald. Men dient nu ook niet juist geheel te letten op den tegenwoordigen boekhouderdie ook naar spr. weet iets meer is dan een gewoon boekhoudermaar men moet zich een gewoon geval stelleneen geval dat de boekhouder niets anders doet dan te boek stellen de resultaten, door de zorg van den directeur verkregen. Den heer Minnetna Buma heeft het eenigzins leed ge daan dat burgemeester en wethouders de nevelachtige persoou die men in dezen heeft, den inspectenr nl., niet meer op den voorgrond hebben gesteld. 1,1e al of niet aanstelling van dien persoon hangt toch geheel zamen met den werkkring van den directeur. Immers wanneer hij de instructie van den directeur inzietdan leest hij in artt. 25 en 26dat de di recteur regelt de dienstverrigtingen van den inspecteur en dat hij zijue werkzaamheden en die van den directeur zóó

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1881 | | pagina 3