76
Verslag der baödelingeu vau den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 6 September 1881.
regeltdat zooveel mogelijkaltijd een hunner aan de fabriek
aanwezig is. Aannemende nudat de overleden directeur
een man is geweest van grooten ijvervooral ook waar het
betrof het persoonlijk toezigt bij de straatkaualisatie en de
verdere voor het publiek zigtbare onderdeelen der exploitatie
en dat de nieuwe directeur wordt benoemd op de oude in
structie dan vreest spr. dat het alligt zou kunnen gebeuren,
dat de nieuwe directeurbij eenigzins gewijzigde denkbeelden
op dat puntging aandringen op de aanstelling van een in
specteur. Hij zou b.v. wel eens kunnen zeggen ik kan mij
niet meer met het leggen van pijpen enz. inlatenmaar
wensch mij meer alleen en uitsluitend te bemoeijen met de
algemeene regeling aan de fabriek. Dan zou hij meteenigen
grond kunnen wijzen op de bepalingen zijner instructie en
van de verordening regelende de benoeming enz. van ambte
naren bij de gasfabriek duidelijk inhoudende dat er een in
specteur zal zijn.
In verband hiermede zou hij wel wenschen dat vóór de be
noeming zoowel de verordening als de instructie werd gewij
zigd vooral waar men een belangrijk hooger tractement wil
uitloven en men dus den kans verkrijgt een meer wetenschap
pelijk gevormd man te krijgen dan nog wel de vorige directeur is
geweest. Zoodanig wetenschappelijk man zou zich alligt eens
wat minder met niet zoo wetenschappelijke zaken kunnen wil
len inlaten.
De heer Duparo heeft er straks reeds op gewezen dat
het voorstel van burgemeester en wethouders afwijkt van dat
van de commissie Toor de gasfabriek. Terwijl de commissie da
delijk wijziging der verordening wilstellen burgemeester en
wethouders voor, een principieel besluit te nemen. Ware het
voorstel der commissie gevolgddan had men heden ook een
bepaald besluit omtrent de aanstelling van een inspecteur,
waarover toch thans de discussie grootendeels loopt, kunnen
nemen. Nu komt de zaak nog niet in staat van wijzen zij
blijft hangendeterwijl men anders de kwestie heden bepaald
tot oplossing had gebragt. Hij moet voorts doen opmerken
datindien door den raad tot behoud van den inspecteur werd
besloten, men dan altijd voor de moeijelijkheid zou staan,
welken werkkring men dezen ambtenaar zou hebben aan te
wijzen. Er is gewezen op art. 1 der verordening, waarbij is
bepaald, dat de inspecteur den directeur in zijne werkzaam
heden bijstaatmaar dat is letterlijk ook alleswat omtrent
dien ambtenaar is bepaald. Maar wat beteekent dit eigenlijk
vraagt spr. Ieder ambtenaar of bediende bij de gasfabriek
staat den directeur bij. Indien men had gewilddat de in
specteur bij ziekte of ontstentenis van den directeur in diens
plaats zou treden dan had dit ook moeten worden voorge
schreven in de instructie van den directeur. Maar wat leest
men daarin Dat bij ziekte of ontstentenis van den directeur
door burgemeester en wethouders tijdelijk de noodige maatre
gelen worden genomen, om de werkzaamheden geregeld te doen
voortgaan.
De heer Brutlger wenscbt met een enkel woord den heer
Wiersma te beantwoorden die een maximum jaarwedde voor
den directeur ad ƒ3500 geenszins te hoog acht.
Spr. moet opmerken, dat de directeur behalve de jaarwedde
ook geniet vrij vuur en licht en vrije woningdat ook geen ver
werpelijke voordeelen zijn en waarop zeker toch ook wel mag
worden gelet. De heer Wiersma heeft verschillende werk
zaamheden van den dircteur opgenoemd doch deze zijn naar hij
meent, wel wat breed uitgemeten. Hij begrijpt niet waarin
die vele werkzaamheden bestaan. Wel is hij geen teehnicus
en heeft hij geen speciale opvoeding genoten om alle werk
zaamheden aan eene gasfabriek te kunnen beoordeelen maar
toch meent hij door zijne vele aanwezigheid aan de fabriek
en het vele verkeer dat hij met den vorigen directeur der
fabriek heeft gehad wel eenigzins over de werkzaamheden van
den directeur te kunnen oordeelen. Doet hij dat en treedt
hij dan in vergelijking met den boekhouder, dan kan hij geens
zins het verschil rijmendat burgemeester en wethouders
wenschen tusschen de jaarwedden dier beide ambtenaren. Geen
wonder dus dat hij geheel blijft bij zijne vroeger geuitte opinie
en bij zijn voornemen om later voorstellen desbetreffende
te doen.
De Voorzitter merkt op, dat het feit, waarop zoo her-?-
haaldelijk door den heer Dupare is gewezendat n.l. door
burgemeester en wethouders niet terstond evenals door de
commissie voor de fabriek wijziging der verordening is voor
gesteld zijn grond vindt in de meening van burgemeester en
wethoudersdat allereerst 's raads beslissing moest worden ge
vraagd omtrent de vervulling van de bestaande vacature.
Had men ook de overige punten aan den raad ter beoordeeling
willen aanbieden, dan was er voorzeker een tijd van veertien
dagen verloopen daar toch niemand zal verlangen dat burge
meester en wethouders voorstellen ter tafel zullen brengen
voordat die door hun collegie behoorlijk zijn onderzocht.
De heer Dupare meent nog aau den heer Minnema Buma
te moeten mededeelendat bij de commissie voor de gasfabriek
in behandeling is eene herziening van de instructiëu voor den
directeur en den boekhouderdoch dat de afdoening dezer
zaak wacht op het besluit van den raad, of er al dan niet
een inspecteur zal zijn.
Hierna worden de algemeene beraadslagingen omtrent het
voorstel gesloten en het eerste punt der conclusie van het voorstel
van burgemeester en wethouders in behandeling gebragt.
Dat punthoudende bepaling dat de directeur en de boek
houder door den raad zullen worden benoemd en ontslagen
wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming aangenomen.
Omtrent het tweede punt van conclusie vermeldende dat
de benoeming zal geschieden op aanbeveling van burgemeester
en wethouders heeft discussie plaats.
De heer Troelstra zou gaarne vernemen of het bij deze
bepaling in de bedoeling ligt, de aanbeveling uit meer
dan één persoon te doen bestaanzoo als hij zou wenschen.
De Voorzitter geeft hierop te kennen dat de thans nog
omtrent de benoeming van een directeur bestaande bepaling
een aanbeveling wil van meer dan een persoon. Nu is het
burgemeester en wethouders gebleken dat dergelijke bepalin
gen somtijds bezwaarlijk zijn na te komen. Er kan zich
b.v. het geval voordoendat onder de sollicitanten slechts
een wordt aangetroffen die volgens burgemeester en wethou
ders aanspraak heeft om benoemd te worden. Dan is het
voor het collegie wel wat moeijelijk nog een 2e persoon, die
dan toch niets anders dan figurant zou zijn op de aanbeve
ling te plaatsen. Met het oog op deze moeijelijkheid heeft
het collegie het dienstig geacht, om van het getal personen,
waaruit de aanbeveling zal moeten bestaante zwijgen.
Daarbij heeft het den raad echter geenszins in zijne keuze
willen beperken en daarom eene aanbeveling verkozen boven
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den September 1881.
77
eene voordragt. Terwijl de raad allezins bevoegd is van de
eerste af te wijkenis hij aan de laatste meer gebonden.
Spr. kan overigens nog de verzekering gevendat hetgeen
thans is voorgesteldnog geenszins uitsluitdat indien er of
in den boezem der oommissie voor de gasfabrieköf in het
collegie van burgemeester en wethouders zelf eenig verschil
omtrent den aan te bevelen persoon mogt bestaande aan
beveling steeds meer dan één persoon zal vermelden.
De heer Dupare moet den voorzitter doen opmerken dat
ook thans de verordening spreekt van eene aanbevelingniet
van eene voordragten dat het verschil thans niet loopt over
de vraag aanbeveling of voordragtmaar of casu quo de aan
beveling uit meer dan één persoon zal moeten bestaan. Al
leen de commissie voor de gasfabriek had van voordragt ge
waagd. Spr. zal thans niet verder pleiten voor het verkies
lijke van voordragt boven aanbevelingmaar slechts mede
deelen dat de commissiewaar het de benoeming van een
ambtenaar voor eene zoo belangrijke betrekking betreftde
voorkeur meende te moeten geven aan eene voordragt. Spr.
wilom redenen van kieschheidthans niet releveren alles
wat vóór 16 jaar is geschied, doch alleen in herinnering bren
gen dat de benoeming toen is geschied met afwijking van de
aanbeveling van burgemeester en wethouders.
Den heer Troelstra is het geenzins onverschillig of de aan
beveling uit een of twee personen zal bestaan. Bepaalt men
dat zij uit één zal bestaandan rijst bij hem de vraagmaar
hoe dan te handelen, wanneer er in het collegie van burgemees
ter en wethouders omtrent den aan te bevelen persoon ver
schil bestaathetgeen zich toch zeer goed kan voordoen In
dat geval zou hij het zeer wenschelijk achten dat de raad ook
den kandidaat der minderheid kendevooral waar de leden
niet zoo goed de verschillende capaciteiten kunnen beoordeelen.
De heer Dupare is het eens met den heer Troelstra. Nu
burgemeester en wethouders niet willen eene voordragtzoo
als de commissie wenschtdienen zij den raad althans eene
keuze uit meer dan één persoon te laten. Wel is waar heeft
de raad de bevoegdheid buiten de aanbeveling van burge
meester en wethouders te gaanmaar ontegenzeggelijk is
daarin altijd iets minder aangenaams voor hen gelegen. Laat
men dat voorkomendoor eene bepaling dat de aanbeveling
uit ten minste twee personen moet bestaan. Nu het tracte
ment van den directeur belangrijk zal worden verhoogd, deelt
spr. niet in de vrees van den Voorzitter, dat er niet genoeg
geschikte sollicitanten zullen komenom althans een tweetal
te kunnen aanbevelen.
De heer Wiersma zou niet tegen het denkbeeld van den
heer Troelstra zijnindien dat denkbeeld niet de thans gege
ven toelichting gevoegelijk in de verordening kon worden op
genomen. Maar wat is het gevalde toelichting wordt een
voudig in het verslag gedéponeerdterwijl de verordening
zou bepalendat de aanbeveling uit meer dan één persoon
moet bestaan en tegen die bloote bepaling heeft hij wel eenig
zins bezwaar. Hij heeft meegewerkt tot het voorstel van bur
gemeester en wethoudersom in strijd met het advies der
commissie voor de gasfabriek te bepalendat er eene aanbe
veling zal worden gedaan en geen voordragt. Het komt hem
toch voordat de raaddie de verantwoordelijkheid omtrent
deze belangrijke benoeming draagt, bij die benoeming ook niet
gebonden mag zijn, maar eene vrije keuze moet hebben. Men
moet er voor wakendat de benoeming van den raad niet
slechts is eene sanctie van hetgeen burgemeester en wethou
ders willenen dit zou zij alligt kunnen wordenwanneer
bv. 3 personen werden voorgedragenwaarvan de eerste
eigenlijk alleen geschikt is en de 2e en 3e bepaald ouge-
wensclit waren. Dan zou de raad zeker de eerste al droeg
hij deze dan ook minder sympathie toetoch in het belang
der zaak gaan benoemen. Zoodanig geval wenscht spr. on
mogelijk te makenwaar de raad de verantwoordelijkheid
heeftmoet hij ook bij de benoeming een geheel vrije keuze
hebben. Nu beloopen burgemeester en wethouders bij eene
aanbeveling wel is waar het gevaar door den heer Duparo
bedoelddat de raad nl. buiten de aanbeveling zal gaan, iets
wat minder aangenaam isdoch dit kan het collegie groo
tendeels zelf voorkomen door de meest geschikte candidaten
op de aanbeveling te plaatsen. Spr. is het met den heer
Troelstra eens dat het wenschelijk is dat er vooral bij verschil
omtrent de benoeming in den boezem van het collegie eene
aanbeveling van 2 personen wordt gedaan en hij voor zich
kan de bepaalde verzekering geven, dat hij in dusdanig geval
nooit tot eene aanbeveling van slechts één persoon zou willen
meewerken. Ook zou hij wel willendat er ten dezen iets
op gevonden kon wordenbv. door te bepalendat de aan-
beveliog zoo mogelijk uit meer dan een persoon bestaat, maar
kan hij zich niet vereenigen met eene bepalingkrachtens
welke de aanbeveling in ieder geval uit meer dan één persoon
zou moeten bestaan. Immers het kan zich voordoendat er
slechts één geschikt persoon onder de sollicitanten is. Wan
neer men dan voor de benoeming stond dan zou men iemand
op de aanbeveling moeten plaatsendie volgens eigen over
tuiging niet is aan te bevelen.
Ook kan zich nog een ander geval voordoen. De beslui
ten welke door den raad worden genomenworden door
middel van de courant bekend gemaakt. Wanneer nu bekend
wordtdat is beslotenaan de betrekking van directeur der
gasfabriek buiten het genot van vrije woning, vuur en licht
te verbinden eene jaarwedde van bv. 2500ƒ3500, dan
zou het alligt eens kunnen gebeuren, dat een offerte inkwam
zoo goeddat men geen verdere pogingen behoefde aan te
wenden. Zou in dergelijk geval wel eene oproeping noodig
zijn V Zij zou slechts strekken om een persoon te erlangen
die als no. 2 op de aanbeveling zou kunnen figureren.
Hij wil echter nogmaals verklarendat hij niet dan in zeer
bijzondere gevallen tot de aanbeveling van slechts een persoon
zal willen medewerken.
De heer van Harinxma zal gaafne meêwerken om de
verordening in te rigten in den geest van burgemeester en
wethouders en wel omdat de ondervinding der laatste maan
den daarvan duidelijk het wenschelijke heeft aangetoond. Hem
komt het voor, dat wanneer wordt bepaald, dat de aanbeve
ling uit meer dan een persoon moet bestaan, men groot ge
vaar beloopt de verordening dikwerf nog ter elfder ure te moe
ten wijzigen. Dit kan voorkomen worden door eene bepaling
als door burgemeester en wethouders is voorgesteld. Dan kan
men zoo noodig met een persoon volstaan. Ook hij voor
zich wil echter gaarne de verzekering geven, dat hij slechts
in hoogst discrete mate zal medewerkenom van die bevoegd
heid gebruik te maken.
Erkennende, dat speciale gevallen in den regel een slechte
leiddraad zqn bij het opstellen van verordeningenis hij er
tegen om thans reeds a priori de mogelijkheid voor het aan
bevelen van slechts 1 persoon buiten te sluiten.