78
Yerslag der handelingeft van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den G September 1881.
De lieer Bruinsma wenscht ook vooral te wijzen op de
omstandigheden door den heer van Harinxma bedoeld, n.l.
op de ervaring van den laatsten tijd. Men heeft wel meer
voor het geval gestaandat men een voordragt of aanbeve
ling van 2 a 3 personen moest doen en dat er slechts 1 kan
didaat was. Men denke o. a. aan het onderwijs. Thans is
het getal onderwijzers wat grooter en de keuze daardoor wat
ruimer, maar wat is het niet dikwijls gebeurd, dat men voor eene
vacerende betrekking slechts één sollicitant had. En al zijn
er dikwijls meer sollicitanten dan is daaronder vaak slechts
één, die maar bepaald geschikt is. Spr. zou zoo vele bijzon
dere gevallen kunnen opnoemen en kunnen wijzen b.v. op de
voordragt van een vader en moeder in het stads ziekenhuis,
op die van een leeraar in de physica en chemie aan het
gymnasium, op die van den directeur d6r gemeentewerken
en op sommige benoemingen aan de middelbare school voor
meisjes.
Spr. is er overigens ook zeer voor den raad de meest moge
lijke vrijheid te laten bij de keuze van een directeur en als-
zoodanig kan hij zich beter met eene aanbeveling dan wel
met een voordragt vereenigen, zij het dan ook dat de raad
allezins bevoegd is buiten eene aanbeveling te gaan. Einde
lijk wil ook hij nog verzekerendat mogt conform het voor
stel van burgemeester en wethouders worden besloten ook
hij noode van de bevoegdheid om slechts een persoon aan te
bevelen, wenscht gebruik te maken en nooit wanneer er
b.v. 2 of 3 geschikte kandidaten zijn.
De heer Troelstra merkt opdat er hier bij benoemin
gen zekere moeijelijkheden schijnen te bestaan welke men
elders niet aantreft. Hij kan zich echter die moeijelijkheid
niet voorstellen.
Er is zoo even gewezen op de benoeming van den direc
teur der gemeentewerkendoch men lette er wel opdit
was een zeer speciaal geval. Onder den overleden directeur
stond een hoofdopzigterdie de vereischten kon bezitten van
een directeur, terwijl onder den hoofdopzigter weer stonden
opzigtersdie de capaciteiten konden hebben om tot hoofd-
opzigter te worden benoemd. Bij die tak van dienst is dus
opschuiving mogelijk. Maar spr. wenscht te vragen of er bij
bij deze wel ooit van opschuiving sprake kan zijn Zal ooit
de boekhouder of een der beide meesterknechten der fabriek
voor de betrekking van directeur in aanmerking kunnen ko
men Neenhier heeft men een geval van geheel anderen
aard. In dezen is het raadzaam den koninklijken weg te
bewandelen en eene oproeping te doen want al werd eene
offerte gedaan en meenden burgemeester en wethouders een
geschikt persoon te hebben gevondenhet zou toch altijd on
zeker zijnof men bij oproeping niet een nog meer geschikt
persoon l.ad kunnen krijgen. Roept men op en blijkt al dat
er slechts maar een geschikt kandidaat isiets wat in dezen
wel niet mag worden verwacht met het oog op het belang
rijk tractement dat men wenscht uit te loven wel nudan
kan men nog altijd doen wat noodzakelijk wordt geacht. Hoe
dikwijls toch wordt hier een leeraar of onderwijzer benoemd
uit eene voordragt waarop uit gebrek aan sollicitanten min
der voorkomen dan volgens de verordeningen worden ver-
eischt.
De heer van Sloterdijck wenscht de aandacht der leden
te vestigen op de verklaringen van 3 leden van het dagelijksch
bestuurdat nl. het wel uitzondering zou wezen indien zich
voor eene betrekking als deze slechts 1 geschikt sollicitant
aanmelde. Allen hebben verklaard dat men bij de besproken
bepaling slechts het oog heeft op eene exceptiemaar nu
wenscht spr. te vragen of het wel opgaat om de verorde
ning te regelen of in te rigten met het oog op eene excep
tie. Dat er in den regel wel meer dan een geschikt kandi
daat zal kunnen worden aanbevolen is door niemand tegen
gesproken. Dit is dan de regel en alzoo het standpunt, waarop
men zich bij het maken van bepalingen dient testellen. Wel
wil ook hij niet geheel de exceptie voorbij zien en is hij het
eens met den heer van Harinxma, dat er veel tegen is om
eene verordening ter elfder ure nog te wijzigenmaar hij
zou in overweging willen geven of men hieraan niet op
andere wijze zou kunnen te gemoet komen door b.v. aan
de bepalingdat de aanbeveling uit meer dan een persoon
moet bestaan nog toe te voegendat aan burgemeester en
wethouders van de nakoming dezer bepaling door den raad
ontheffing kan worden verleend. Dan is in de verordening
tot regel gesteld wat werkelijk regel is en ruimte gelaten
voor de uitzonderingwaarvan het bestaan door den raad
wordt beoordeeld.
De Voorzitter treedt in eene nadere uiteenzetting van
de bedoeling van burgemeester en wethouders en geeft tevens
de verzekering dat dezen zich bij hunne binnenkort in te die
nen voorstellen tot wijziging der verordeningdoor den geest
der thans gevoerde discussiën zullen laten leiden.
De heer van Harinxma thoe Slooten merkt opdat
heeft hij den heer van Sloterdijck goed begrependeze wil
dat burgemeester en wethouders alleen dan één persoon zullen
kunnen aanbevelen wanneer de raad daartoe magtiging ver
leent. Burgemeester en wethouders zullen dus niet de exceptie
beoordeelenmaar de raad zelf.
Nadat ook de heer Duparc nog ter zake een en ander in
het midden gebragt en er nog speciaal op gewezen hadhoe
de aanstelling van een inspecteurde eenigste der door de
commissie voorgestelde wijzigingen is, die burgemeester en
wethouders onaangeroerd hebben gelaten zegt de heer van
Sloterdijckdat hij afziet van zijn voornemen om een
amendement in te dienen van strekking als zooeven door
hem bedoeld. Hij komt hieitoe omdat hij, na al het gespro
kene en vooral nadat van den voorzitter, verwacht, dat de
wijziging der verordening zal tot stand gebragt zijn vóór de
benoeming van een directeur en dan vindt hij het beter,
amendementen als door hem bedoeld bij de behandeling van
de ontwerpen in te dienen. Hij vat dan het thans te nemen
besluit zoo opdat hier bij alleen wordt gedecideerddat de
benoeming van een directenr zal geschieden niet b.v. op aan
beveling van de commissie voor de gasfabriek maar op eene
aanbeveling van burgemeester en wethouders. Omtrent het ge
tal personen op de aanbeveling te plaatsen, wojdt dan nu
niets beslist.
De heer Wiersma verzekert hierna nog nader, dat er
z. i. geen twijfel meer kan bestaan of de zaak zal behandeld
worden in den geest als thans hier is besproken.
Nadat ook de heer Troelstra met verlof der vergadering
nogmaals het woord gevoerd en er o. a. op gewezen had, dat
het denkbeeld van den heer van Harinxma alsof burgemeester
en wethouders voor de aanbeveling van één persoon vooraf
magtiging van den raad noodig zouden hebben, bewijst, dat
- - c
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 6 September 1881.
79
het thans in behandeling zijnde punt zeer verschillend wordt
opgevat en hij verklaart had eenvoudig tegen te zullen stem
men als wanneer de aanbeveling wordt opgemaakt overeen
komstig de bestaande verordening> die een tweetal voorschrijft,
worden de discussion omtrent punt b van de conclusie van
het voorstel van burgemeester en wethouders gesloten en dat
punt in stemming gebragt. Met 11 tegen 8 stemmen wordt
het aangenomen.
Tegen stemden de heeren Andreae, Plantenga, Dirks, Kui
pers HommesTroelstraDuparc en Suringar.
Wordt opgemerkt, dat de heer mr. C. W. A. Buma tijdens
deze stemming niet ter vergadering aanwezig was.
Alsnu wordt het derde punt der conclusie in behandeling
gebragtstrekkende te bepalendat de jaarwedden zullen
bedragen
voor den directeur van ƒ2500 tot ƒ3500,
boekhouder 1200 1600.
De heer Brunger dient hierop twee amendementen in
het eerste strekkendeom de jaarwedde van den directeur
te bepalen van ƒ2500 tot ƒ3000, het andere om den boek
houder eene jaarlijksche belooning van ƒ1500 tot ƒ2000 te
doen genieten.
De voorsteller wenscht over deze amendementen die genoeg
zaam ondersteund worden, niet uit te weiden, in de meening daar
omtrent in het begin der discussie reeds genoeg te hebben
gezegd.
De heer Bruinsma moet verklarendat het dadelijk het
denkbeeld der commissie wasom in geen geval de jaar
wedde van den directeur hooger te stellen dan van ƒ2500
tot ƒ3000. Hem komt het voor, dat die ambtenaar dan ook
werkelijk goed ja rijkelijk is beloond. Men vergete ook niet,
dat hij boven en behalve die jaarwedde nog zal genieten vrije
woning, vuur en licht, welk eei en ander, niet hoog ge
taterd toch gerust ook op f 800 kan worden gesteld. Aan
genomen nu dat hem eens het maximum der jaarwedde ad
ƒ3500 werd toegekend, dan zou hij toch in het geheel eene
jaarlijksche bezoldiging genieten van ƒ4300. Treedt men
nu eens in eene vergelijking met den directeur der gemeen
tewerken dan vraagt hij of deze dan niet veel te karig wordt
beloond vooral waar de werkzaaamheden en verantwoorde
lijkheid van dezen niet minder groot, ja, naar het ge
voelen van den sprekergrooter zijn.
Let men overigens op den overgelegden staat omtrent de
tractementen aan andere gemeentelijke gasfabrieken genoten
wordendedan is het Utrechtwaar de directeur de groot
ste belooning geniet. Daar heeft hij ƒ3600 jaarwedde be
halve vrije woning enz. Men lette hierbij echter ook wel
op het feitdat daar de gasproductie ook oneindig grooter
isen in verband daarmede ook de verantwoordelijkheid van
den directeur. En wat nu betreft de jaarwedde van den boek
houder deze acht hij te min en niet in evenredigheid met
die thans voor den directeur voorgesteld. Hij wijst er op,
dat blijkens den overgelegden staat door sommige boekhou
ders elders veel hooger salaris wordt genoten. Yoorts meent
hij dat op een boekhouder aan een gasfabriek ook veel meer
verantwoordelijkheid rust dan op een boekhouder van een
gewoon handelskantoor..
De heer Duparc zal zichwat betreft de jaarwedde van
den directeur aansluiten bij het voorstel van burgemeester en
wethouders en dus bestrijden het amendement van den heer
Brunger. Er is toch geen sprake van om den directeur reeds
dadelijk op 3500 aan te stellenhet betreft slechts de vast
stelling van dat bedrag als maximum. Spr. stelt zich voor,
dat men zal beginnen met het minimum ad 2500, om later
indien het wenschelijk wordt bevonden op te klimmenniet
te veel beperkt te zijn. De ondervindingmet den thans
overleden directeur en den tegenwoordigen boekhouder ver
kregen maakt de bepaling wenschelijk.
Daarenboven zal eene speling van ƒ2500ƒ3500 zeker
nog te meer er toe bijdragende vacature zoo goed mogelijk
vervuld te erlangen.
Omtrent de jaarwedde van den boekhouder blijft spr. bij
het voorstel der commissienl. bij 1500 tot 2000. Hij
zal daarom het amendement van den heer Brunger op dit
punt ondersteunen.
De heer Wiersma moet het le amendement van den heer
Brunger omtrent de jaarwedde van den directeur bestrijden.
Het komt hem voor dat men ten dezen goed in het oog moet
vatten, wat voor eischen men voor een goed directeur kan
stellen. De heer Brunger heeft gezegd dat spreker de werk
zaamheden en verantwoordelijkheid van dien ambtenaar breed
heeft uitgemetenhij laat in het midden of dit een juiste be
naming is voor hetgeen hij heeft aangevoerd. Bedoeld ge
acht lid verschilde vrij wat van hem in meeningmaar hij
wenscht te wijzen op de belangrijkheid der industriële onder
neming aan het hoofd waarvan de directeur toch staat. Men
vergete niet dat de fabriek werkt met een kapitaal van
ƒ250,000 en dat hij jaarlijks belangrijke winsten afwerpt.
Ook dat hien voor directeur niet alleen een man moet hebben
die eene wetenschappelijke opleiding heeft genoten maar ook
een mandie dag en nacht gereed moet staan voor de eischen
der verlichting. De directeur der gasfabriek kan nietzooals
ieder ander ambtenaar in den regel anders heeftbepaalde
vrije uren hebbenneen hij moet steeds bij de hand zijn.
Een en ander in verband met den stand waarin hij moet ver-
keeren doet spr. een maximum van 3500 allezins goedkeuren.
Ook met het 2e amendement betreffende de jaarwedde van
den boekhouder kan hij zich niet vereenigeuhoewel hij ook
niet in eene speciale bestrijding daarvan wil treden. Yan dit
laatste wordt hij vooral teruggehouden met het oog op de
verdiensten van den tegenwoordigen titularis en omdat men
deze nog gerust eenige verhooging kan toekennenzonder dat
hij daarin nog juist schade voor de gemeente ziet. De voor
gestelde verhooging verbreekt z. i. echter wel eenigermate
de verhouding tusschen de jaarwedden van den directeur en
den boekhouder.
Hierna wordt het le amendement van den heer Brunger in
stemming gebragt en aangenomen met 15 tegen 5 stemmen,
die van de heeren WiersmaC. W. A. BumaRengersDu
parc en van Harinxma.
Nadat het 2e amendement nog nader was aanbevolen door
den heer Bruinsma wordt ook dat amendement aangeno
men en wel met 12 tegen 8 stemmen, die van de heeren
v. Sloterdijckv. d. ScheerWiersmaC. W. A. Buma
Minnema Bumavan Harinxmavan Eijsinga en Suringar.
Alsnu wordt in behandeling gebragt het 4e punt van con
clusie van het voorstel van burgemeester en wethouders lui
dende Burgemeester en wethouders uit te noodigen den
raad een nader voorstel aan te bieden tot wijziging van de
verordening dd. 31 Augustus 1865".