In
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 28 Januarij 1882.
Vergadering van Donderdag 26 Januarij 1882.
Tegenwoordig alle leden.
Voorzitter de burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 12 Januarij j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en onveranderd vastgesteld.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Het rapport der raadscommissiein wier banden is
gesteld de circulaire van gedeputeerde staten, dd. 18 November
1881no. 18 2e afd.Provblad no. 125) houdende uit-
noodigingom aan hun collegie op te geven of wijziging der
jaarwedden van de wethouders tvenschelijk is en zoo jaop
welk cijfer die jaarwedden behooren te worden vastgesteld.
De commissie adviseert hierbij aan heeren gedeputeerde
staten in antwoord op de bij hunne bovenvermelde circulaire
gedane vragen te kennen te gevendat het niet noodzakelijk
of wenschelijk voorkomt in het cijfer der jaarwedden van de wet
houders dezer gemeente vooralsnog eenige verandering te brengen.
Ter visie gelegd om in eene volgende vergadering te wor
den behandeld.
2. Eene aanvraag van den schuttersraad der dienstdoende
schutterij om magtiging tot het doen van af- en overschrij
vingenop de schutterij-begrootingdienst 1881.
Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van
de heeren mr. C. W. A. Buma, A. Duparc en D. van Goens.
3. De rekening en verantwoording der kamer van koop
handel en fabriekenover 1881.
Gesteld in handen van de heeren D. van GoensF. Plau-
tenga en W. J. Oosterhofften fine van onderzoek en rapport.
4. Een adres van den heer D. J. V. baron van Sijtzama
om ontheffing van zijn aanslag in den hoofdolijken omslag
dienst 1881.
De Voorzittor stelt voor dit aan den raad gerigt adres
dat volgens daarbij gegeven mondelinge toelichting meer een
verzoek om afschrijving is, ten fine van beschikking in handen
te stellen van burgemeester en wethouders, in overeenstemming
met de bepaling der verordening.
De heer Dupare zou, met het oog zoowel op den inhoud
van het adresals op de strekking welke daaraan volgens
den Voorzitter, moet worden toegekend, de beschikking gaarne
een 14 dagen wenschen te zien aanhouden.
De Voorzitter verklaart, dat hiertegen geen bezwaar be
staat, in verband waarmede wordt besloten in de eerstvolgende
vergadering omtrent het ingekomen adres eene beslissing te
nemen en het inmiddels voor de leden ter inzage te leggen.
III. Wordt medegedeeld:
1. Dat zijn ontvangen resolutie van gedeputeerde staten,
houdende goedkeuring van 's raadsbesluitend d. 12 Januarij,
tot onderhandsche verhuring van een perceel bouwland op
Oldegalileën aan W. Beintema en tot aanwijzing der plaats
voor de stichting van een schoolgebouw.
2. Dat verder van gedeputeerde staten is ontvangen eene
resolutie, houdende berigt dat door den raad der gemeente
Sloten bij besluit dd. 17 December 1881is ingetrokken de ver
ordening op de beurtveeren tusschen die gemeente|eu Leeuwarden.
3. Dat van mej. M. Hempenius, C. A. J. Meeuwis en
G. W. Kijl dankbetuigingen zijn ingekomen voor hare be
noeming tot onderwijzeres respectievelijk aan gemeentescholen
no. 6, 8 en 9, en van den opzigter J. D. van Nimwegen
voor de hem toegekende gratificatie.
4. Dat voor de leden ter visie is gelegd het procesverbaal
van de op den 17 dezer gehouden verificatie der kas van den
gemeente-ontvanger.
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
i IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1Voorstel van bur gem. en welk. tot onderhandsche verhu
ring van eene woning in het Raadhuisstraatje aan de ge:.. BleeJcer.
Conform de conclusie van dit voorstel wordt beslotenvoor
behoudens goedkeuring vau heeren gedeputeerde staten aan
de gezusters D., A. en H. Bleeker, modistes alhier, onder
hands te verhuren de bovenwoning van het huis plaatselijk
gekwoteerd Raadhuisstraatje no. 3, voor den tijd van een
jaar, ingaande den 12 Mei 1882, tegen een huurprijs van
2.50 per week en verder op door burgemeester en wethou
ders vast te stellen voorwaarden.
2. Voorstel tot stichting van een schoolgebouwter vervan
ging van gemeenteschool no. 8 en inrigting van eene woning
voor het hoofd dier school.
Dit voorstel strekt om te besluiten:
I. Tot stichting van een schoolgebouw op het daarvoor
aangewezen terrein in den Arendstuin volgens de teekening
en het bestek, ingezonden door den directeur der gemeente
werken bij missive van den 3 Januarij 1882, no. 2 j, goed
gekeurd door den districts-schoolopziener bij missive van den
13 Januarij d. a. v. no. 22 en dat schoolgebouw te bestem
men voor gemeenteschool no. 8.
IIHet benedengedeelte der woning van den voormaligen
directeur der gemeentewerken in te rigten tot woning voor
het hoofd der gemeenteschool no. 8 en het bovengedeelte om
te worden verhuurd.
III. Burgemeester en wethouders te magtigen te zijner tijd
de noodige finantiële voorstellen te doen tot bestrijding der
kosten van de sub I en II bedoelde werken.
De Voorzitter stelt voor tot dadelijke behandeling van dit
niet in eene vorige vergadering aangebragte voorstel over te gaan.
De heer Troölstra kan zich niet met dit voorstel ver
eenigen. Men staat hier voor eene uitgaaf van niet minder
dan ƒ31,800. Die som wordt alleen vereischt voor stichtings-
kosten, want het terrein voor het geprojecteerde schoolgebouw
is van de gemeente zelve en behoefde alzoo niet expresselijk
te worden aangekocht. Niemand zal ontkennendat die som
hoogst aanzienlijk is, dat het hier dus eene groote uitgaaf
geldt, en als hij zich nu herinnert, dat volgens onlangs ge
dane mededeeling binnen kort nog eene dergelijke uitgaaf is
te wachten, dan kan or k hij de opmerking niet weerhouden,
dat het onderwijs zoo 1; gzamerhand dezer gemeente vrij wat
begint te kosten. In v rband hiermede is bij hem de vraag
gerezen of de stichting van schoolgebouwen niet op eene min
der luxurieuse en daardoor tevens minder kostbare wijze dan
de thans voorgestelde zou kunnen geschieden. Hij zou het
daarom wenschelijk achtendat de stukken eerst eens werden
gesteld in handen van de raadscommissie voor openbare wer
ken die des noodig geachtin overleg zou kunnen treden met
den directeur der gemeentewerken. De groo'e uitgaven,
waarvoor men telkens op nieuw in zake liet onderwijs komt
te staan in verband met de min of meer gegronde klagten
welke wel eens van buiten af worden gehoord, doen hem een
nader onderzoek bepaald wenschelijk achten.
De Voorzitter zou niet hebben nagelaten de commissie
van openbare werken over dit voorstel te raadplegenindien
hij niet overtuigd waredat in dit geval die raadpleging tot
niets zoude leiden.
Zooals hij reeds bij de vroegere behandeling van een gelijk
soortig voorstel te kennen gaf is de roldie het gemeentebe
stuur bij de stichting van schoolgebouwen heeft te vervullen,
2