-
6
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 January 1882.
ouder de bestaande weteene zeer lijdelijke. Wel wordt de
medewerking van het gemeentebestuur verlangddoch hoofd
zakelijk voor het beschikbaar stellen van het noodige geld.
Voor de eigenlijke inrigting der localen verstrekt het vol
strekt geen advies en op gemaakte opmerkingen wordt be
trekkelijk weinig regard geslagen. Het dagelijksch bestuur
heeft gelegenheid gehad daaromtrent reeds ervaring op te doen
en met het oog op die ervaring heeft het het bepaald on-
noodig geacht ook de bouwcommissie nog in deze zaak te mengen.
Spr. is het overigens eens met den heer Troelstradat wel
eenvoudiger en dan misschien nog doelmatiger schoolgebouw
is te maken maar de eischen bij het in de wet gegronde
koninklijk besluit betreffende den bouw van scholen zijn zoo
danigdat er geen kans bestaat, tot veel minder kostbare
schoolgebouwen te komen.
Men vergete nietdat al mogt b.v. de commissie voor
openbare werken in overleg met den directeur der gemeente
werken er in slagen, het plan zóó te wijzigen, dat eenige
duizeude guldens worden uitgewonnen, men dan toch zal
stuiten op de weigering van het schooltoezigt om dat gewij
zigd plan goed te keuren.
Dit is voor spr. het motief, waarom hij het denkbeeld van
den heer Troelstra moet ontraden. Naar zijne overtuiging
zal een hooren der bouwcommissie geen noemenswaardig
resultaat opleveren maar daarentegen leiden tot eenigezoo
niet belangrijke vertraging.
De heer Troelstra zegt, dat hijniet omdat hij lid der
commissie voor openbare werken is, de stukken in handen
dier commissie wenscht te zien gesteld maar dat hij als ge
woon lid van den Raad te dezer zake meer overtuigd wenscht
te worden dat geene bezuiniging mogelijk is. Daartoe heeft
de gelegenheid niet bestaan, ook omdat de stukken zoo kort
ter visie hebben gelegd. Hij wil daarom dat bedoelde com
missie bestek en teekening met het betrekkelijk koninklijk
besluit zal kunnen vergelijken en in het algemeen haar oordeel
over de voorstellen kunnen uitspreken.
Dan zal hij kunnen beoordeelen of er werkelijk op de in
rigting niet is af te dingen. Hij blijft daarom op onderzoek
door de bouwcommissie aandringen.
Hij meent, dat elk lid de voorlichting van eene commissie
mag voorstellenbij zaken als de onderwerpelijke en dat het
anders ook regel is de eenigzins belangrijke zaken in handen
eener commissie te stellen.
De Voorzitter meent uit het door den heer Troelstra bij-
gebragte te moeten opmakendat hij wenscht voor te stellen
de stukken aan burgemeester en wethouders te renvoijeren om
de bouwcommissie te hooren. Hij zou het echter wenschelijk
achten, dat de stukken aan burgemeester en wethouders
worden gerenvoijeerd om die op nieuw te onderzoeken en
daaromtrent nader voorstel te doen. Z. i. kan de raad burge
meester en wethouders geene bepaalde opdragt tot het hooren der
bouwcommissie verstrekken, omdat deze, evenals wel andere com
mission is eene commissie van bijstandwier bijstand alleen dan
wordt ingeroepenwanneer burgem. en weth. dat wenschen.
De heer TrOGlstra is niet bekend met den inhoud van het
reglement voor de commissie van openbare werken; zoodanig
stuk is hem nooit verstrektmaar toch komt het hem voor
dat de raad ten allen tijde bevoegd is om een bepaald besluit
te nemen tot het hooren van die commissie.
De heer Dirks moet verklaren datofschoon door omstan
digheden zooals zich wel eens kunnen voordoenverhinderd
de zaak behoorlijk na te gaanbij oppervlakkige beschouwing
bij hem toch de vraag is gerezenof dit niet eene zaak, een
buitengewoon werk (art. 4) was waarover de bouwcommissie
moest worden gehoord.
Het spijt hem dat hij het moet zeggen maar hij is genood
zaakt bij deze gelegenheid eene klagt te doen, die hem al
sedert lang op het hart heeft gelegenZij is deze, dat sedert
geruimen tijd geen raadpleging der raadscommissie voor de
openbare werken plaats heeft. Nu weet hij wel, dat die
commissie is eene commissie van bijstand, maar toch be
vreemdt het hem, dat hare bijstand niet meer wordtingeroe
pen. Hij voor zich, leidt daaruit af, dat burgemeester en
wethouders die commissie niet noodig achten, maar, zegt
spr.is dit zoodan heeft zij ook geheel haar raison dêtre
hare reden van bestaan verloren.
Er bestaat een reglement voor de commissie en daarin is
zelfs de bepaling (art. 3) opgenomendat er maandelijks
minstens een vergadering plaats heeftmaar wat is nu het
geval de vergaderingen zijn zoo zeldzaamdat de bouwcom
missie nog niet eens kennis in zulk eene vergadering gemaakt
heett met den nieuwen directeur der gemeentewerken. Dit is
min of meer een grief die spr. heeft. Hij hoopt dat het ge
sprokene voor burgem. en weth. voldoende mag zijn. Mogt het
collegie echter de commissie niet meer noodig achten, dan zou hij
het beter achten haar af te schaffen. Daardoor zou da:a van zelfs
hare verantwoordelijkheid tegenover de gemeente vervallen.
De heer Duparc heeftnaar aanleiding van de onbekend
heid van den heer Troelstra met de bepalingen van het regle
ment voor de commissie voor openbare werkenofschoon hij
anders zelf lid van die commissie iseen exemplaar van dat
reglement van de secretaire doen vragen. En nu leest hij in
artikel 4ditdat aan de commissie o. a. is opgedragen
burgemeester en wethouders bij te staan in het ontwerpen en
vaststellen der plannen en voorwaarden van aanbesteding van
alle openbare werkenmet de daarvoor benoodigde leveran-
tiëntot welker uitvoeringals buitengewone werkende
raad bij het vaststellen der begrooting heeft besloten.
De stichting van een schoolgebouw nu is een buitengewoon
werk. Burgemeester en wethouders hadden dus daarover de
bouwcommissie moeten raadplegen. Nu moge men dat collegie
er een grief van makendat het dat niet heeft gedaan het
kan niet wel opgaanaan burgemeester en wethouders eene
speciale opdragt te doen om de verordening uit te voeren.
Hij gelooft intusschen, dat, indien slechts wordt besloten tot ren
vooi der stukken aan burg. en weth.dit collegie na de gevoerde
discussie thans wel niet zal nalaten de bouwcommissie te hooren.
De Voorzitter zal volstrekt niet tegenspreken, dat er
eenige grond ligt in de gemaakte opmerkingdat de bouw
commissie in den laatsten tijd niet geregeld over bouwzaken
werd geraadpleegd. Intusschen moet hij als Voorzitter van
het dagelijksch bestuur verklarendat hij in dezen heeft ge
volgd hetgeen hij bij zijn optreden als zoodanig heeft gevon
den. In de vroeger gevolgde handelwijze heeft hij in het ge
heel geen verandering gebragt.
Daarenboven is het hem vroeger wel geblekendat de
vele vergaderingenwelke de heer Dirks schijnt te wen
schen sommige leden der commissiedie andere werk
zaamheden haddenook volstrekt niet aangenaam waren.
Tevens moet hij opmerken, dat de commissie ook wel degelijk
onder zijn presidium door burgemeester en wethouders om
trent belangrijke zaken is gehoord. Spr. wil er b. v. aan
herinneren, hoe de leden der commissie ten vorigen jare met
hem eene wandeling door de stad hebben gemaakt, ten einde
den toestand der bestrating te beoordeelenOok heeft b. v.
plaats gehad de gewone jaarlijksche vergadering ter bespreking
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Jannarij 1882.
van de op de gemeente-begrooting aan te brengen buitenge
wone werken. Omtrent de plannen voor schoolstichting is
de commissie echter niet gehoord, althans niet over dit laatste en
het daaraan voorafgaande. Men heeft dit achterwege gelaten,
omdat men de zaak zooveel mogelijk wenschte te bespoedigen.
Indien de raad, zooals uit de discussie blijkt, er echter
prijs op steltdat de commissie als nog worde gehoord, hebben
burgemeester en wethouders daartegen volstrekt geen bezwaar.
De heer van Sloterdijck vindt in het laatstelijk door
den Voorzitter gesprokene aanleiding zich aaH te sluiten bij
den heer Troelstra.
t Hij begrypt dat de bouw van scholen is onderworpen aan
de goedkeuring van het schooltoezigt, en dat deze goedkeu
ring niet gemakkelijk te verkrijgen is, maar nu rijst bij hem
de vraagof het eeuig gevolg van het niet erlangen dier
goedkeuring dit is, dat men geen subsidie van het rijk in
de stichtingskosten bekomt? Zoo ja, dan zou hij het, bij de
overdreven eischendie voor den bouw van scholen worden
gesteldniet ondienstig achten eens te doen overwegenof
het misschien niet weuschelijker zou zijn om een eenvoudig
^schoolgebouw te stichten zonder subsidie, dan een luxurieus
gebouw met subsidie.
De Voorzitter merkt op, dat het rijkssubsidie van de
goedkeuring van het schooltoezigt afhankelijk is. Het rijk
vergoedt aan de gemeenten 30 pet. van alle kosten van het
lager onderwijsmaar de regering eischt bepaalddat de
schoolgebouwen overeenkomstig de gegeven voorschriften wor
den ingerigt. Bij het niet nakomen van die voorschriften kan zij
f het geven van onderwijs in het betrokken schoolgebouw verbieden.
De heer van Harinxma thoe Slooten zal zich. hoewel
noode ook bij het door den heer Troelstra gewenscht renvooi
der stukken aan burgemeester en wethouders aansluiten. Hij
zegt noode, omdat de terugzending verlies van tijd, en dus
verlies van onderwijs zal medebrengen, wijl er nog tal van
kinderen rondloopen, voor wie te vergeefs plaatsing op een
der gemeentescholen is gevraagd. Yooral is spr. echter voor
het denkbeeld van den heer Troelstraomdat hij de overtui
ging heeft, dat het bij onderzoek zal blijken, dat het plan
geen noodelooze luxe van eenige beteekenis bevat, maar met
gepaste zuinigheid ontworpen is. Hij aeht het van groot
belang, dat het tegenover de ingezetenen blijke, dat het on
derwijs niet noodeloos kostbaar wordt gemaakt. Yooral na
de discussie van heden morgen acht hij het wenschelijk dat
den ingezetenen het bewijs worde geleverd, dat ten opzigte
van de geprojecteerde schoolstichting geen besparing van eenige
beteekenis mogelijk is.
Yerder meent hij nog even te moeten terugkomen op de
door den heer van Sloterdijck gemaakte opmerking. Hij moet
waarschuwen tegen de meening als zoude men door het niet
verkrijgen der goedkeuring van het schooltoezigt alleen derven
de 30 pet. rijkssubsidie.
Neen, ging men een schoolgebouw stichten, dat niet de
goedkeuring van bedoeld toezigt kon erlangenhet gevolg
zou, naar hij vreest, zeker dit zijn, dat eenvoudig werd ver
boden om in dat schoolgebouw school te houden. Alle kosten
van stichting zouden dus doelloos zijn.
Spr. is bepaald voor nader onderzoek, want, blijkt al dat
er besparingen mogelijk zijnwat hij voor zich onmogelijk
kan geloven dan zou hij daartoe toch gaarne willen medewerken.
De heer Troelstra geeft, naar aanleiding van de bezwa-
rent geopperd tegen zijn denkbeeld om de stukken aan bur
gemeester en wethouders terug te zendenten einde daaromtrent
j de bouwcommissie te hooren, het dagelijksch bestuur in over-
weging om de behandeling van het onderwerpelijk voorstel aan
I te houden. Na al het gesprokene vreest hij niet of het collegie zal
dan zeker overeenkomstig de bedoeling der vergadering handelen.
Aangezien de meerderheid van het collegie van burgemeester
en wethouders zich wel met aanhouding kan vereenigen,
trekt de Voorzitter zijn voorstel tot dadelijke behandeling in
en wordt de behandeling der zaak tot nader uitgesteld.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan Jvan
Dijk op diens verzoek eerooi ontslag te verleenen als onder
wijzer aan gemeenteschool no. 2.
Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt het ge
vraagd eervol ontslag verleend, zulks met ingang van 20 Febr. e.k.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan M. Hem-
penius op haar verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwij
zeres aan gemeenteschool no. 8.
Conform het voorstel wordt het gevraagd eervol ontslag
verleend in te gaan 12 Maart e.k.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek
van de hoofdonderwijzeres der gemeentebewaarschool no. 1om
verhooging van jaarwedde.
Dit voorstel strekt, om aan de adressante te kennen te
geven dat er geen termen bestaanom gedurende het dienst
jaar waarvoor zeer onlangs de begrooting is vastgesteld
hare jaarwedde te verhoogen en haar verzoek alzoo voor het
tegenwoordige niet voor inwilliging vatbaarwordt gewezen
van de handonder mededeeling tevensdat bij het opma
ken der begrooting voor het dienstjaar 1883 in overweging
zal worden genomenof er dan termen bestaan tot verhoo
ging barer jaarwedde over te gaan.
Den heer Plantenga spijt hetdat door burgemeester en
wethouders geen andere conclusie voor dit verzoek is kunnen
worden voorgesteld. Hij had gehooptdat een toestemmend
antwoord aan adressante zou kunnen worden gegeven. De
diensten welke door haar worden bewezenwettigen toch
allezins eene verhooging. Zij staat aan het hoofd van eene
groote school en als zoodanig heeft zij niet alleen eene groote
verantwoordelijkheid, maar ook e?n uitgebreide administra
tieven werkkring. Hare vele werkzaamheden en hare groote
verantwoordelijkheid staan z. i. bepaald niet in verhouding
met hare jaarwedde, thans ƒ600 bedragende. Hare bezoldi
ging staat geheel gelijk met die van een gewoon onderwijzer
of onderwijzeres. Dit acht spr. niet billijk en hij verbeeldt
zich tusschen de regels van het voorstel te lezendat ook
burgemeester en wethouders dit niet billijk achten. Toch
hebben zij afwijzing van het verzoek voorgesteld en wel om
dat de gemeentebegrooting voor 1883 pas is vastgesteld. Dit
motief komt spr. niet afdoende voor. Wanneer men ver
hooging billijk achtdan mag men z. i. zich hierdoor niet
laten weerhoudenvooral omdat de begrooting toch jaarlijks
meermalen wordt gewijzigd. Hij zal zich dus niet met
het voorstel van burgemeester en wethouders vereenigen en
waar dit mogt worden verworpendenkt hij een voorstel in
te dienenstrekkende om de jaarwedde van adressante' te
verhoogen van ƒ600 op ƒ800.
De heer de la Faille moet in navolging van den ge-
achten vorigeu spreker, ook zijn leedwezen te kennen geven,
dat burgemeester en wethouders geen ander voorstel hebben
ingediend. Het spijt hemdat het collegie zich niet heeft
kunnen vereenigen met het advies der commissie van toezigt
op het lager onderwijsdie niet alleen voor de adressante
maar ook voor de andere hoofdonderwijzeressen aan gemeente-
bewaarscholen eene verhooging van 200 wensohte. De gron
den door den heer Plantenga voor die verhooging bijgebragt