8 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 28 Januarij 1882. zijn ook de zijne. Hij acht eene verhooging bepaald billijk en meent dat het bezwaar van burgemeester en wethouders, om thans tot de verhooging over te gaan niet genoeg afdoende is. Den Voorzitter doet het leed dat de welwillende gevoe lens die thans ten opzigte van adressante aan den dag worden gelegd en die door burgemeester en wethouderstot op zekere hoogte worden gedeeldniet eenige maanden vroeger bij de behandeling der gemeente-begrooting zijn uitgesproken. Dan zouden burgemeester en wethouders zeker geen bezwaar hebben gemaakt er zich bij aan te sluiten. Toen toch was de regeling der jaarwedden aan de orde en de gelegenheid opengesteldom de belangen van verschillen den te bespreken. Nu eens de begrooting is vastgesteld meenen burgemeester en wethouders eenparigdat verhooging ongewenscht is ofschoon ook eenparig erkennendedat zij wel billijk zou zijn. In de laatste jaren zijn de wijzigingen der begrooting door tussclientijdsch6 verhoogingen van onder deden zoo talrijk geworden dat het in het belang van een geregeld financieel beheer bepaald noodzakelijk is geen gehoor te geven aan dergelijke aanvragen die bij de behandeling der begrooting in overweging kunnen worden genomen. Niet alleen voor dit geval maar ook voor het vervolg zullen burgemeester en wethouders zich onthouden op dergelijke verzoeken gunstig te adviseren. De lieer Wiersma kan zich geheel aansluiten bij het door den Voorzitter gesprokene, doch wenscht daaraan nog eene enkele opmerking toe te voegen. Men moet z. i. ten dezen ook niet uit het oog verliezen, dat, - willigt men het verzoek om verhooging van één in, dit bij vele anderen de lust op wekt ook verhooging aan te vragen. Er zijn weinig ambte naren of bedienden die niet met anderen op een lijn kun nen worden gesteld of liever, die zich zelf niet met anderen op een lijn plaatsen en dit heeft tengevolge dat iedere wel willendheid bewezen tegenover ééntal van aanvragen van anderen medebrengt, iets dat bij toegeven steeds zal verergeren. Hij gelooft werkelijkdat het raadzaam is alleen bij de begrooting de gelegenheid voor tractemeutsverhooging open te stellentenzij zich buitengewone omstandigheden voor doen In liet najaar hebben dan ook verschillende tractements- verhoogingen plaats gehad en na dien tijd hebben burgemeester en wethouders zich als ware het als regel gesteld, om verdere ver hoogingen tot eene volgende begrooting te laten wachten. Die regel, waarvan spr., zooals hij zoo even reeds opmerkte, niet dan bij buitengewone omstandigheden wenscht af te wijken acht hij be paald in het belang der gemeente-financiën en van een goed be heer daarvan. Wel is het waar, dat toch wijzigingen der gemeente-begrooting noodig zullen blijken, maar men bedenke dat wijzigingen tot vermindering van uitgaafposten gemakkelijk maar wijzigingen tot verhooging van die posten daarentegen veel bezwaar opleveren omdat tegenover de hoogere uitgaaf ook weer een nieuwe of hoogere post van ontvang moet staan. Hierna worden de discussiën gesloten en het voorstel van burgemeester en wethouders in stemming gebragt. Met 16 tegen 4 stemmen, die van de heeren mr. C. W. A. Buma, F. PlantengaA. Duparc en dr. J. Baart de la Faillewordt conform de hiervoren vermelde conclusie tot afwijzing van het verzoek van adressante besloten. 6. Voorstel tot benoeming van onderwijzeressen in de handwerken De Voorzittor deelt mededat burgemeester en wethou ders in dit voorstel eenige wijziging hebben gebragten wel in dier voegedat de conclusie er van thans is luidende 1. Met ingang van 1 Januarij 1882 te benoemen tot on derwijzeressen in de vrouwelijke handwerken aan eene der gemeentescholen van openbaar lager onderwijs, om voorshands I werkzaam te zijn a. aan de gemeenteschool no. 4 1. Trijntje Grosjean op eene jaarwedde van ƒ250. 2. Catharina v. d. Sluis, op eene jaarwedde van ƒ100. b. aan de gemeenteschool no 5 Tetje de Vries, op eene jaarwedde van ƒ250. Maria ten Bouwhuijs 100. Antje van Essen, r v 100. Gijsberta Schuitemaker, 100. c. aan de gemeenteschool no. 6 Tjitske Postmaop eene jaarwedde van ƒ250. d. aan de gemeenteschool no. 7 Cornelia Catharina Rarneauop eene jaarwedde van ƒ250. Johanna Offerhaus, w 100. e. aan de gemeenteschool no. 1 Grietje Bersmaop eene jaarwedde van 100. II. Eene oproeping te doen van sollicitanten voor de be trekking van onderwijzeres in de vrouwelijke handwerken aan eene der openbare scholen voor lager onderwijsop eene jaar wedde van ƒ100, om voorhands werkzaam te zijn: a. aan de gemeenteschool no. 10 b. ,11. Conform deze conclusie wordt beslotenterwijl de daarin genoemde personen allen met algemeene stemmen tot onder wijzeres in de vrouwelijke handwerken aan de bovenvermelde scholen en op de bovengenoemde jaarwedden worden benoemd. 7. Benoeming eener commissie tot onderzoek der reclames tegen liet kohier der directe belasting op het inkomendienst 1882. De uitslag der ten dezen gehouden stemmingen isdat als lid der commissie uit de le sectie wordt benoemdde hee/ W. J. Oosterhoffuit de 2e sectie de heer mr. C. W. A. Buma en uit de 3de sectiede heer A. Duparcde beide eerstgenoemden bij eerste stemming respectievelijk met 11 en 12 stemmen de laatstgenoemde bij herstemming met 12 stemmen. De punten van den oproepingsbrief hiermede afgehandeld zijnde, deelt de Voorzitter nog mede, dat burgemeester en wethoudersvolgens de bepalingen der betrekkelijke verorde ning het kohier der directe belasting op het inkomen met 1 February e. k. gereed hebben. In verband hiermede bepaalt hij, dat het onderzoek in de sectiën hetwelk alsdan zal kunnen aan vangen zal moeten zijn afgeloopen den 15 February a.s. De heer van Sloterdijck vraagt of het ook in de bedoe ling van burgemeester en wethouders ligt, het kohier dit jaar te doen drukken. Hij meent dat ten vorigenjare daaromtrent eenige toezegging is gedaan en doet alzoo die vraag in de ver wachting daarop een toestemmend antwoord te zullen bekomen. Na eene bespreking tusschen den Voorzitter en den heer van Sloterdijck en ondersteuning van het denkbeeld van laatstgenoemde door den heer Hommesverklaart eerstge noemde dat burgemeester en wethouders gaarne in overwe ging zullen nemen in hoever het wenschelijk is het kohier zooals het door hen is opgemaaktte doen drukken. In verband hiermede trekt hij in de zooeven gemaakte termijns bepaling voor het sectie-onderzoek. De vergadering wordt hierna gesloten. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 February 1882. 9 Vergadering van Donderdag 9 February 1882. Tegenwoordig 20 leden. Afwezig de heer mr. W. J. v. Weideren baron Rengers burgemeester, met kennisgeving. Tengevolge deze afwezig heid wordt Let presidium waargenomen door den heer J. J. Bruinsma, oudste wethouder. 1. De notulen van de vorige op 26 Januarij j.l. gehouden vergadering worden gelezen en onveranderd vastgesteld. II. Wordt ter tafel gebragt j 1. Het rapport der raadscommissie belast geweest met het onderzoek eener aanvraag om magtiging tot af- en overschrij ving op de schutterij-begrooting, dienst 1881. De commissie adviseert hierbij ombehoudens eene door haar gemaakte opmerkingde gevraagde magtiging tot af- en overschrijving op de voormelde begrooting te verleenen en wel van art. 11 op art. 15 ƒ15.30 en van hetzelfde arti- 'kel op art. 21 ƒ36.88. 2. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van den heer J. Soutendamom te worden herbe noemd als directeur der gemeente-reiniging. Bij dit voorstel geven burgemeester en wethouders in over weging, den heer J. Soutendam, met ingang van den 1 Junij 1882op nieuw voor den tijd van drie jaar te benoemen tot v directeur der stadsreinigingonder genot van de voordeelen thans aan die betrekking verbonden. 3. Een adres van den heer mr. J. van Leeuwen c. s., om na 1 koninklijke goedkeuring der statuten van de onlangs opge- f rigte vereeniging tot vrijwillige oefening in den wapenhan del een dag per week van de schietbaan gebruik te mogen maken. De stukken vermeld onder nos. 1 en 2 zijn ter visie ge legd om in eene volgende vergadering te worden behandeld, terwijl het onder no3 vermeld adres om berigtconsi deratie en advies ie gesteld in handen van burgemeester en wethouders III. Wordt medegedeeld: 1. dat de heer J. O. W. de Ronde den 1 February j.l- als directeur der gemeentelijke gasfabriek in functie is getre den en dat de heer H. F. Roll op dien datum als tijdelijk directeur heeft gedefungeerd 2. dat door ged. staten is goedgekeurd 's raadsbesluit dd. 26 Januarij j.l. tot onderhandsche verhuring aan de Gez. Blee- ker van de woning Raadhuisstraatje no. 3 3. dat is ingekomen eene dankbetuiging van mej. J. Of ferhaus voor hare benoeming als onderwijzeres in de vrouwe lijke handwerken 4. eene missive van mej. de wed. J. L.Petersen, geboren Westerdiephoudende berigt van het overlijden van haren echtgenoot, in leven boekhouder der gemeentelijke gasfabriek. Bij deze mededeeling herdenkt de Voorzitter den ijver en de naauwgezetheidzoomede de buitengewone bekwaamheid door den overledene in de waarneming zijner betrekking aan den dag gelegd. Hij vertrouwt dat de raad met hem zal op prijs stellen de belangrijke diensten door den heer Petersenniet alleen in zijne betrekking als boekhouder, maar ook wel op andere wijzegedurende tal van jaren aan de fabriek bewezen. Met het oog hierop houdt hij zich overtuigd dat de vergadering zich gaarne zal aansluiten bij de den overledene reeds toege- BlJVOMSBL BEH00RBNDE BIJ DE LEEUWARDER COURANT. bragte hulde en stelt hij voor de ingekomen kennisgeving van het overlijden te beantwoorden door een brief van rouw beklag. Dienovereenkomstig wordt besloten. IV. Verder deelt de Voorzitter nog mede dat tengevolge het overlijden van den boekhouder der gasfabriek door bur gemeester en wethouders de tijdelijke waarneming van die betrekking is opgedragen aan den beambte van die fabriek HBergema V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten 1. Rapport eener raadscommissie omtrent de jaarwedden der wethouders. De commissie adviseert hierbij aan heeren ged. staten in antwoord op de bij hunne circulaire dd. 18 November 1881, no. 18 ProvBlad no. 125) gestelde vragen te kennen te ge ven dat het niet noodzakelijk of wenschelijk voorkomt in het cijfer der jaarwedden van de wethouders dezer gemeente voor alsnog eenige verandering te brengen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Wordt opgemerktdat de heeren wethouders zich op grond van art. 46 der gemeentewet van medewerking tot dit besluit hebben onthouden. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan hen te renvoijeren ten fine van beschikking een adres van den heer D. J. V. baron van Sijtzamaom ontheffing van zijn aanslag in den lioofdelijken aanslagdienst 1881. De heer Duparc zegtdat liet dikwijls gebeurtdatin dien een verzoekschrift aan een collegie wordt ingediend, dat bij een ander collegie behoorthet stuk aan dat andere collegie wordt verzonden ter beschikking. Zoo is door dezen raad ook steeds gehandeld met verzoekschriften om afschrijving van de belastingwelke het hier geldt. Had nu het onderwerpelijke adres zoodanige strekking de raad zou zeker geen oogenblik behoeven te aarzelenom het, overeenkomstig het in de vorige vergadering van wege bur gemeester en wethouders gedaan voorstelaan hun collegie ter beschikking te zenden. Maar het adres heeft die strekking niet. Wel is in de vorige vergadering door den Voorzitter medegedeeld, dat, volgens hem gegeven mondelinge toelichtinghet hier meer een ver zoek om afschrijving is, doch dit is moeijelijk aan te nemen. Het adres is van begin tot einde een nieuw bezwaar tegen den aanslag op het kohierofschoon zoodanig bezwaar ten vorigen jare tot in het hoogste ressort ongegrond is verklaard. Op nieuw toch beweert de adressant, dat hijin strijd met de wet, op het kohier is gebragten hij verklaart derhalve on genegen te zijnzijn aanslag te voldoen. Toch echter vraagt hij vreemd genoegontheffing van zijn aanslag. Te minder nog kan hier sprake zijn van een verzoek om afschrijving, omdat de adressant dan had moeten beginnen, art. 7 van de verordening op de invordering na te leven. Hij had dan bij zijn verzoek moeten overleggen de kwitantie van betaling eener som, ten minste gelijk staande met zoovele twaalfde gedeelten van den aanslag als hij maanden van het dienstjaar in de gemeente heeft vertoefd. Dit is nogtans door hem niet geschied er is althans geen blijk van geleverd. Het ver zoek is dus inderdaad niet anders te beschouwen dan als een ver zoek om ontheffing van den aanslag, gelijk het ook luidt. Gee- 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1882 | | pagina 1