22 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden," van den 28 Maart 1882. De benoemingen hadden allen plaats m&t algemeene stem menuitgezonderd die van den heer M. B. Vos, bij wiens benoeming één stem werd uitgebragt op den heer J. Plet. Met goedvinden der vergadering wordt alsnu in behande ling genomen het heden aangebragte 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoeming van mej. H. J. Olijvegeb. Bovenkamptot stadsvroedvrouw. Met algemeene stemmen wordt mej. H. J. Olijvegeb. Bo venkamptot stadsvroedvrouw benoemd, zulks met ingang van 1 April 1882voor den tijd van drie jaar en op eene jaarwedde van ƒ175. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van de plaats voor de stichting van een schoolgebouw Dit voorstel strektom behoudens goedkeuring van gede puteerde statenhet noordwestelijk deel van het terrein van den versch water vijvergelegen tusschen dien vijver en den Oostersingelaan te wijzen voor de stichting van eene school 3e klasse. De heer Troelatra zou het wenschelijk achtendat de hier bedoelde school meer in het westelijk gedeelte der stad, meer in de buurt van de school van den heer bij de Leij werd geplaatst. Waar daaitoe echter geen gelegenheid schijnt te bestaanzal hij zich met de voorgestelde plaats vereenigen. Een vraag wil hij daaromtrent evenwel nog doen en wel deze, of de oefeningen der adspirant-tamboers of hoornblazers ook na de stichting van het schoolgebouw nog op het bijgelegen terrein zullen plaats hebbenzoo jadan vreest hij daarvan hinder voor het onderwijs. De Voorzitter merkt op, dat de bedoelde oefeningen daar ter plaatse geschieden in overleg met het gemeentebestuur en natuurlijk moeten ophouden indien er een school wordt ge bouwd. Verder zegt spr. dat burgemeester en wethouders niet dan noode dit terrein voor een school hebben gekozen, doch thans daartoe worden genoopt, dewijl alle pogingen om een meer gelegen terrein te vindenvruchteloos zijn gebleken. Hierna wordt conform het voorstelhet noordwestelijk deel van het terrein van den versch water vijver aan den Ooster singel aangewezen voor de stichting van eene school 3e klasse. 4Voorstel tot onderhandschen verhuur van een perceel gardeniersland op Oldegalileën voor den tijd van vijf jaar aan S. H. Bitman. Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor te beslui ten: behoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten aan Sipke Hendriks Ritman, gardenier, wonende te Leeuwar den, onderhands voor den tijd van vijf jaar, in te gaan ter stond na de ontvangst van het berigt der goedkeuring van dit besluit tot den 5 Maart 1887, te verhuren het perceel gardeniersland op Oldegalileën, ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden, in sectie F no. 1264, ter grootte van 1 hectare 37 are, 70 centiare, tegen een jaarlijkschen huurprijs van ƒ310, met bepaling, dat de gemeente zich het regt voorbe houdt, over het gehuurde of een gedeelte daarvan naar goed vinden te beschikken, onder eene evenredige korting van de liuursom en verder op voorwaarden door burgemeester en wethouders vast te stellen. Dienovereenkomstig wordt besloten. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders om afwijzend te beschikken op het adres der heeren A. L. Festen te Heeswijk c. s.om concessie tot stichting van een publiek slagthuis alhier. De heer Duparc verklaart zich te kunnen vereenigen met de conclusie van burgemeester en wethouders, niet echter, gelijk de raad na sprekers herhaaldelijk over de kwestie geopenbaarde meening, wel zal kunnen begrijpenop de door hen aangevoerden grondals zou de raad niet bevoegd zijnde door adressanten verlangde bepaling in het leven te roepen, waarbij het wordt verboden vee te slagten anders dan in een, ingevolge art. 4 der fabriekswet van 1875, opgerigt openbaar slagthuis. Over dit punt zal spr. niet het debat heropenen. Alleen wenscht hij tot zijn genoegen te constateren, dat, hoezeer burgemeester en wethouders ook nu weder aan hunne vroeger door hem bestreden meening vasthouden, er toch eenig blijk van toenadering van hunne zijde is te bespeuren. In hun rapport toch bevelen zij zei ven thans aan omindien de raad van eene andere zienswijze mogt zijn, het onderzoek der regtskwestie aan eene speciale commissie uit zijn midden op te dragenDit geeft hem zelfs hoopdat deze eerste stap er toe zal leiden, dat burgemeester en wethouders en spr. elkander in deze kwestie na verloop van eenigen tijd nog wel eens op het terrein van spr. zullen ontmoeten. Hrj wenscht nogtans tot de zaak zelve terug te keeren, n.l. het verzoek van de adressanten. De hoofdvoorwaarde, die zij stellen, is, dat de raad het bedoelde verbod in het leven roepe voor den termijn der door hen aangevraagde concessie, vijftig jaren. Aan die voorwaarde echter k&n niet worden voldaan. Daartegen verzet zich de genoemde wet uitdrukkelijk. Het voorlaatste lid van haar art. 4 toch maakt den raad slechts bevoegdeene verordening in den verlang den zin vast te stellen voor een tijd, die 20 jaren niet mag te boven gaan. Een beroep op deze wetsbepaling ware in het onderwerpelijk geval voldoende geweest, om het voorstel tot afwijzing van het verzoek der adressanten te motiveren. Burgemeester en wethouders zouden dan veel sterker zijn ge weest dan, volgens sprekers meening, thans het geval is. Afgescheiden echter hiervan zou hij nog groote bezwaren hebben tegen de inwilliging van het verzoek, zooals het ligt. In de eerste plaats zou de vraag kunnen worden gedaan, of, ook zonder het stellige voorschrift van het voorlaatste lid van art. 4 der fabriekswet, de raad bevoegd zou zijn, zich, als ware hetstaatsregtelijk voor zekerenen clan nog wel voor zoo langen, tijd te verbinden? Want dit laatste zou het geval zijnindien de raad een verbod vaststeldedat vijftig jaren moest duren. Maaral ware die vraag niet ontkennend te beantwoordendan zou sprmoeten ontradenaan particulieren een monopolie te verzekeren van zoolangen duur als de adressanten verlangen. Ook de gemeente Leeuwarden kan uit ervaring getuigen, wat het beteekent, iemand een langdurige monopolie toe te ken nen. Er komt bij dat tarieven zouden moeten worden vast gesteld voor nu en voor lateren tijd. Ieder zal begrijpendat dit de deur wijd kan openzetten voor allerlei vexatiën, en dat alzoo de uitoefening van het slagtersbedrijf feitelijk onmoge lijk zou kunnen worden gemaakt. Spr, wil zich nog te minder binden aan een termijn van 50zelfs van 20 jaren welken laatsten de wet toelaatom dat hij inderdaad niet wanhoopt, dat binnen veel korteren tijd de raad tot de overtuiging zal komen van de wensche- lijkheid der oprigting van een gemeentelijk slagthuis en van zijne bevoegdheidom het slagten van vee anders dan in zoodanig slagthuis te verbieden. Het zijn deze gronden welke spr. er toe zullen leiden zijne aw Verslag der handelingen ran den gemeenteraad te Leeuwarden," van den 23 Maart 1882.' 23 atem uit te brengen tegen de inwilliging van het verzoek. De heer de la Faille zegtdat bij deze eerste aanvraag van particulieren tot oprigting van een abattoir wel blijkt, zoowel uit het ongunstig advies van burgemeester en wethou ders als uit hetgeen zoo even door den heer Duparc in het midden is gebragtdat eene inrigtingdoor particulier initia tief in het leven geroepen, inderdaad geen aanbeveling ver dient en dat het gunstig uitzigt, dat burgemeester en wet houders bij vorige gelegenheid omtrent zoodanige particuliere inrigting opendenin de practijk blijkt niet voor verwezen lijking vatbaar te zijn. Spr. is het geheel eens met den geachten vorigen spreker, dat men bij inwilliging van verzoeken als dat van adressan ten gevaar loopt voor het verleenen van eene monopolie ietsdat allerminst aanbeveling verdient. Hij zon aan de bijgebragte argumenten nog eenigen kunnen toevoegendoch Wil zich slechts tot een enkel bepalen. De adressanten bie den o. a. aanom 20 pet. van de bruto opbrengst van het slagthuis in de gemeentekas te storten. Het accepteren van die winst door de gemeente zou onzedelijk zijnDe gemeente &ou zich op die wijze een inkomen creërendat bij slot van rekening door de slagers zou moeten worden bijeengebragt. Het zou een soort belasting zijn op het slagtersbedrijf en dat kan toch niet opgaan. 1 Maarzegt spral pakt deze eerste aanvraag ook onge lukkig uit, toch wordt daardoor niets weggenomen van het wenschelijke der zaak zelve en blijft geheel onverkort de felausule van burgemeester en wethoudersom aan ernstige pogingen tot oprigting van een abattoir moreelen en mate- rieelen steun te verleenen. I De heer Duparc heeft er op gewezendat er eenige toe nadering van de zijde van burgemeester en wethouders is te bespeurenwijl zij zeiven aanbevelen omindien de raad van eene andere zienszijze mogt zijneen onderzoek naar de regtskwestie aan eene speciale commissie op te dragen. Spr. zou gaarne een stap in die rigting willen doen. Hij acht het bepaald jwenschelijkdat de regtskwestie eens worde beslist en dat, zoo deze uit den weg is geruimdeen nader voorstel omtrent de oprigting van een abattoir worde gedaan. Men heeft vroeger gesproken van „exploitatie"maar naar spr. meent ten onregte. Hij meent dat een abattoir van gemeentewege eenvoudig is eene zaak als de veemarkteene inrigting, voor het gebruik waarvan d"e gemeente eenige vergoeding heft. geenszins is zij eene zaak als de gasfabriek, die door de ge meente wordt geëxploiteerd. De gemeente treedt hier niet in concurrentie met particulierenneenzij dwingt alleen de slagtersomwaar hunne eigene inrigtingen geen voldoen den waarborg opleverenvooral voor de openbare gezond heid om gebruik te maken van de gemeentelijke slagtplaats. I De heer Wiersma wijst op de wenschelijkheidom in dien zooals de heer de la Faille wileen commissie uit den raad wordt benoemd tot onderzoek der regtskwestie, het man daat dier commissie nog eenigzins wijder uit te strekken. Bedriegt hij zich nietdan hebben burgemeester en wethou ders waar zij in hun voorstel spreken van eene speciale commissieniet alleen op het oog gehad een onderzoek naar de bevoegdheid van het gemeentebestuur om eene bepaling te makenwaarbij het wordt verboden vee te slagten anders dan in het ingevolge art. 4 der fabriekswet opgerigt slagthuis, maar tevens ingeval die bevoegdheid mogt blijken te bestaan, onderzoek naar de wenschelijkheid om hier van gemeente wege een abattoir op te rigten. Draagt men der commissie alleen een onderzoek naar de regtskwestie opdan loopt men gevaar later opnieuw voor eene vraag te staan. Spr. wenscht met één zee aan land te zijn en dus het onderzoek ook te doen uitstrekken naar de wenschelijkheid der oprigting. De Voorzitter kan zich geheel bij den heer Wiersma aansluiten. Burgemeester en wethouders hebben door hm voorstel willen doen blijken dat zij waar ten dezen zulk een groot verschil van gevoelen bestaathunne meening den raad niet willen opdringen. De heer Duparc heeft, in tegenstel ling met burgemeester en wethoudersbetoogd dat de raad wel de bevoegdheid heeft tot het maken van een verbodsbe paling als in dezen bedoeld, spr. zal de laatste zijn die meeniDg gering te schatten integendeelhij erkentdat er iets voor is te zeggenmaar hij en de andere leden van het dagelijksch bestuur hebben de overtuiging van die bevoegd heid nog niet, veel min die van de wenschelijkheid der op rigting van een abbattoir van gemeentewege. Waar het echter blijktdat men vrij eenstemmig van oor deel is, dat het verzoek van adressanten niet voor inwilli ging vatbaar is, geeft hij in overweging thans alleen een be sluit te nemen op het adres en later een voorstel te formu leren en in te dienen tot benoeming eener speciale commissie van onderzoek. Ten opzigte van zoodanige commissie wil hy echter nog opmerkendat het de bedoeling van burgemeester en wethouders isaan deze tevens op te dragen een onder zoek naar de wenschelijkheid der oprigting van gemeentewege van een abattoir. Wenschte men alleen onderzoek der regts kwestie dan zou men de zaak toch zeer goed aan de com missie voor de strafverordeningen kunnen opdragen. Hierna wordt conform de strekking van het voorstel van burgemeester en wethouders beslotenaan de heeren A. Lj Festen te Heeswijk en J. Godfernaux te Brussel te berigten dat hun verzoek om vergunning tot oprigting van een pu bliek slagthuis alhier, als niet voor inwilliging vatbaar, wordt gewezen van de hand. 6. Een voorstel op een adres van de vereeniging tot vrijwil lige oefening in den wapenhandelom gedurende een dag per week gebruik te mogen maken van de schietbaan. Met goedvinden der vergadering wordt dit niet in eene vorige vergadering aangebragte voorstel terstond in behande ling genomen. Conform de conclusie er van wordt besloten Aan de vereeniging tot vrijwillige oefening in den wapen handelgevestigd alhier, tot wederopzegging vergunning te verleenenom des Zaturdags van iedere weekop de door burgemeester en wethouders te bepalen urengebruik te maken van de schietbaan dezer gemeente tot het houden van schietoefeningen onder voorwaarde 1. dat de te gebruiken schijf en toebehooren ten behoeve der schietoefeningen door en ten koste van de vereeniging moet beschikbaar worden gesteld 2. dat de baan terstond na het eindigen van elke schiet oefening van wege en ten koste van de vereeniging moet worden schoongemaakt 3. dat gedurende de schietoefeningen aan niemand toegang tot de schietbaan mag worden verleend, zonder speciale ver gunning van het op de baan met het toezigt belaste lid van het bestuur; 4. dat de schade buiten het terrein der baanveroorzaakt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1882 | | pagina 2