38
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Mei 1882.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Mei 1882.
39
Conform dit voorstel wordt besloten
a. het achterste gedeelte van het gebouw vroeger gebruikt
tot kantoor van den ijk en herijk, (het zoogenaamde soephuis),
staande in de Groote Hoogstraatten kadaster bekend ge
meente Leeuwarden, sectie E no. 819, op af braak te verkoopen
b. burgemeester en wethouders uit te noodigen ten zijner
tijd voorstellen te doen omtrent de bestemming van den daar
door vrij vallenden grond.
De Voorzitter het noodig achtende eene vergadering met
gesloten deuren te houden, heft de openbare zitting tijdelijk op.
Bij heropening dezer laatste zitting wordt overgegaan tot
behandeling van
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot beschikbaar
stelling van een gebouw voor de uitbreiding van de ambachts
school en tot toekenning eener subsidie als tegemoetkoming in de
kosten dier uitbreiding.
(Zie bijlagen nos. 4 en 5, van het verslag van 's raads
handelingen over 1882).
Na opening der algemeene beraadslagingen zegt de heer
Plantengadat het der vergadering wel niet zal verwon
deren dat hij zich tegen dit voorstel verklaart. Immers ook
vroeger stemde hij steeds tegen, zoowel in 1878 toen het de
kwestie der oprigting van gemeentewege betrof als in 1880
toen werd behandeld een voorstel om ten behoeve van een
door particulieren in het leven te roepen ambachtsschool
eene localiteit en subsidie van gemeentewege te verleenen.
Als lid van den raad meent hij alleen zaken van algemeen
belang te mogen bevorderenen eene ondersteuning van een
ambachtsschool is voor het belang van enkelen. Het zou
anders zijn indien zoodanige inrigtiug tot den werkkring, tot
de verpligtingen der gemeente behoorde. Dit is echter zoo
niet, het is hier voor haar meer eene inrigting van weelde,
eene inrigtingwaarmede wel eene rijke gemeente zich kan
en ook mag inlatenmaar niet eene gemeentezooals deze
waarvan de stand der financiën medebrengtdat men zich
alleen bepaalt tot hetgeen noodzakelijk is en dat men haren werk
kring niet uitbreidt tot hetgeen wenschelijk is. Op dat ge
bied toch zijn tal van zakendie evenveel regt van bestaan
hebben als eene ambachtsschool.
Het betreft hier immers geen zaak van algemeen nut. Wel
is zij voor sommigen van veel nut en werkt zij hoogst wel
dadig maar het is hier vakonderwijsdat uit den aard der
zaak slechts enkelen ten goede komt en alle vakken hebben
toch evenveel regt om ondersteund te worden. Spreker is
zeer voor algemeene ontwikkeling. Er is vroeger gesproken
van opheffing van de burgerdag- en avondschoolmaar spr.
zonde dit zeer betreurenDie Rchool toch isnaar hij meent,
niet uitsluitend voor den arbeidersstandneenzij heeft al
gemeene ontwikkeling ten doel. Zij moet voor de lagere
standen wordenwat de burgerscholen zijn voor de meerge-
goede standen.
Men bedenke dat op de ambachtsschool slechts drie am
bachten worden geleerd n.l. het timmerensmeden en kast-
maken. Geen koperslagersgeen beeldhouwers of welke
andere ambachtslieden worden er gevormd. Het gevolg hier
van wordtdat er tal van jongens voor de drie bedoelde
vakken worden opgeleid en dat zijdie een ander vak kie
zen niet van de school kunnen profiteren.
Spr's. principieel bezwaar van vroeger bestaat nog steeds.
Immers ook het verleenen van subsidie regardeert het prin
cipe. Persoonlijk heeft hij echter alle sympathie voor de
ambachtsschool en alle respect voor den ijver van de commis
sie van bestuurwelke haar op eene zoo aanzienlijke hoogte
wist te brengen. Maar niet alleen weegt bij hem het prin
cipieel bezwaarook dat der finantiën. Hij zal niet treden
in eene uiteenzetting van den actuelen financiëlen toestand
der gemeentemaar wil toch opmerkzaam makendat er
geen gemeente in ons vaderland is van gelijken of grooteren
omvang als Leeuwarden waar de percentage van de inkom
stenbelasting zoo hoog is. Alleen wil hij slechts herinneren,
dat in een in 1878 door het gemeentebestuur verzonden adres
is erkend dat de druk der belasting bovenmatig is te noe
men. Hij weet wel dat de raad dat adres niet heeft opge
steld maar burgemeester en wethouders dochnaar hg meent,
heeft de raad later toch dat adres goedgekeurd. Dan diene
men ook het oog te houden op hetgeen elders de ambachts
scholen kosten, zooals b.v. te Arnhem ƒ14,000, Rotterdam
ƒ25,000 enz. en dit voorziet hij in de toekomst, dat bij her
haalde en verhoogde subsidiënde ambachtsschool eenmaal
geheel ten laste der gemeente zal komen.
Om een en ander zou hij der commissie voor de ambachts
school in overweging willen geven om te drijven met de
middelen die zij heeft en haar alleen tot de tegenwoordig»'
toestand te bepalen.
De heer Duparo heeft steeds den meesten eerbied voor de
hoogst conscientieuse wijze, waarop de geachte vorige spr. ook hier
steeds de zaken behandelt, en vooral ook voor diens bijzondere
zorg voor de gemeente-financiën. Toch kan men in dit op-
zigt te doctrinair zijn en in de beantwoording der vraag
wat al of niet op den weg der gemeente ligt te doen
te ver gaan. Spr. meent, dat dit met den heer Plantenga
het geval isnu weder evenzoo als bij vroegere behande
ling van de zaak der ambachtsschool.
Het is zeker overbodig te zeggendat spreker in deze zaak
een ander standpunt dan genoemd lid inneemt. In de eerste
plaats meent hij te moeten releveren de uitdrukking van dat lid,
dat het onnoodig zou zijn de ambachtsschool te steunen, omdat
zij voor de gemeente eigenlijk eene inrigting van weelde is. I
Dat die geachte spreker, toen hij die woorden uitte, zelfJH
terstond begreep dat hij zich te sterk had uitgelatenmag j
daaruit worden afgeleid, dat hij er bijna dadelijk op liet vol- 1
gendat hij persoonlijk toch wel met de inrigting sympatbi-
seerde, omdat zij veel nut verspreidt. Op dit laatste punt nt I
is het juist, waarop spreker wenscht te drukken. Indien mei
stond voor een tekort, voortgevloeid uit een minder zuiuig 1
beheer, hij zou de eerste zijn, om tegen het doen van mee:
opofferingen van gemeentewege te stemmen. Maar wie z& 2
in ernst en na rijpen rade willen of durven bewerendat d: 1
hier het geval is of zou gelden eene inrigting van weelde i
Wie niet ten volle beamendat het hier betreft eene inrig
ting, die thans reeds voor de gemeente van veel nut is e: 1
dit in de toekomst nog meer belooft te worden
De heer Plantenga heeft er op gewezen, dat slechts sommige: -■$
door de school worden gebaatmaar wat is het geval Reec 4
in een volgend jaar zal de school vrij zeker p. m. honder
leerlingen telleneen getalgelijk aan dat van het gymnasium j
En waar men nu niet heeft geschroomden spreker stele
zich ook daarbij vooraan om eene zoo kostbare inrigtiu
als het gymnasium, zij het ook dat de wet het vorderde, i 1
het leven te roepen, eene inrigting die nog bij voortdurir 7"*
belangrijke geldelijke offers van de gemeente zal eischen, doe -s
die alleen ten goede komen aan menschendie, althans voi 73
het grootste gedeelte, des noods, zeiven de kosten zou<k
kunnen betalen, daar kan hij zich te minder begrijpen, waarc -
men steun zou willen weigeren, tot een betrekkelijk luttel
bedradten behoeve eener in haar soort niet minder nuttige
inrigting, bestemd voor eene klasse van menschen die zei ven
zonder de hulpmiddelen zijn, om de kosten te dragen.
De meerderheid van den gemeenteraad wilde indertijd geen
gemeentelijke ambachtsschool, maar eene door particulieren
opgerigt, die dan echter uit de gemeentekas zou worden ge
subsidieerd. Welnuop die wijze is door krachtig particulier
initiatief de school tot stand gekomen en is de gemeente
daardoor eene inrigting rijker geworden waaropdit werd bij
de opening in 1881 teregt gezegd, de gemeente trotsch mag
i zijn. En nu de school zich boven verwachting ontwikkelt
zou men haar aan haar lot willen overlaten?
Dat er niet alle ambachten worden onderwezen, is reeds
vroeger als eene soort van grief tegen de school aangevoerd,
doch, evenals toenantwoordt spr.dat ook niet alle ambachten
zich leenenom op deze soort scholen te worden onderwezen.
Moet men echter daarom niet nemen hetgeen men kan krij
gen en niet reeds daarmede tevreden zijn? Doch, als er
nu inderdaad eens meer ambachten op de school zouden wor
den onderwezen, dan zou daarvan het onvermijdelijk gevolg
zijn nog meer stijging der uitgaven en behoefte ook aan nog
grooter gemeentelijk subsidie. Maar wat zou de heer Plantenga
dan wel zeggen Die geachte spreker wildat de vereeni-
ging „de Ambachtsschool" drijve met de middelen, die zij
heeft, doch, als de school niet op de beoogde wijze in stand
kan worden gehoudendandit bedenke men welvoldoet
i zij slechts ten deele aan hare bestemming.
Niets bijna heeft spr. meer bevreemddan dat de heer
Plantenga in zekere mate in bescherming heeft genomen de
burgerdagschool. Spr. gelooft niet te ver te gaan, als hij
zegtdat de heer Plantenga in dit opzigt kan worden geacht
zoo goed als alleen in den lande te staan. Is er eene inrig
ting, welke niet aan haar doel beantwoordt, dan is het juist
de burgerdagschool. Spr. heeft de wet op het middelbaar
onderwijs niet voor zich, maar hij heeft haar genoeg in het
hoofd, om te mogen tegenspreken de bewering xan den heer
Plantenga, dat de burgerdagschool ten doel heeft algemeene
ontwikkeling. Dit is wel het gev.il met de hoogere burger
scholen met vijf- en driejarigen cursus. De burgerdasrschool
echter is, gelijk de wet uitdrukkelijk zegt, voornamelijk be
stemd voor aanstaande ambachtslieden en landbouwers. Al
spoedig echter bleek, dat men zich het doel voor de land
bouwers geheel uit het hoofd moest zettenen langzamerhand
heeft men tevens de overtuiging verkregen, dat de burger
dagschool mede al zeer weinig geschikt is voor de opleiding
van aanstaande ambachtslieden. Zij strekt nog hoofdzakelijk
tot opleiding van aanstaande kantoorbediendenklerken enz.
maar voor opleiding van dezen zou vrij wat meer geschikt
zijn een driejarige burgerschool, eene inrigting, die
spr. hoopt, dat, zij het ook dat zij weder belangrijke gelde
lijke offers van de gemeente zal eischenweldrain plaats
van de burgerdagschool, naast de ambachtsschool in deze ge
meente zal verrijzen
En wat nu de zorg voor de gemeente-financiën betreft, spr.
heeft die niet minder dan ieder ander lid van den raad. Waar
het echter zaken betreft, waarvan de nuttige strekking en
weldadige invloed boven allen twijfel zijn verheven, gelijk in
dezen, daar schroomt hij niet, te te verklaren, een duur raadslid te
zijn. De geldelijke opofferingen, die men zich voor dergelijke za-
ken getroost, erlangt men langs anderen weg meer dan dubbel
terug, al kan men dit niet altijd onder cijfers brengen.
Spr. zal de laatste zijn te ontkennen, dat eene heffing op
het inkomen van 3 Va pet. voor vele ingezetenen drukkend is,
maar men vergelijke deze percentage eens met die in vele
andere gemeenten niet alleen in deze provincie, maar ook
elders. Dan zal men ontwaren, dat in tal van gemeenten
nog veel hooger bedrag aan plaatselijke belasting wordt ge
hevenzonder dat men er het genot van zoo vele gemeentein
stellingen voor heeft als hier. Dan lette men er ook op, dat de
3Va pet. welke hier wordt geheven, sinds lang stabiel is,
en dat de ingezetenenalthans een groot deel daarvanin de
verleden jaar tot stand gekomen belangrijke verlaging der
schoolgelden, eene niet geringe tegemoetkoming vinden in
de geldelijke lasten, welke zij voor de gemeente hebben te
dragenEn vooral ook vergete men nietdat van de 90,000
die deze gemeente jaarlijks voor het lager onderwijs uitgeeft,
thans ongeveer Vs door het rijk wordt vergoed. De 30,000 bijna,
welke deze gemeente nu van het rijk ontvangt, wordt echter op
lange na nog niet geabsorbeerd door de meerdere kosten
van het onderwijs, tengevolge der nieuwe wet Het bedrag
daarvan is tot dus ver niet hooger dan p. m. ƒ10,000 in het
jaar, zoodat voorshands eene bate is verkregen van nagenoeg
ƒ20,000. Nu zal men spr. misschien tegenwerpen, dat de
gemeente vroeger ook reeds zoo veel voor het onderwijs heeft
gedaan en daarom er thans minder voor heeft te betalenen
hij zal dit dan dadelijk erkennenmaar die vele vroegere
aanzienlijke uitgaven hebben dan toch niet tengevolge gehad, dat
men ooit meer dan 3Vs pet. van het belastbaar inkomen der
ingezetenen heeft moeten heffen.
Op grond van een en ander zal spr. uit volle overtuiging
zijne stem aan het voorstel van burgemeester en wethouders
geven met dien verstande evenweldat de onder letter c
vermelde voorwaarde worde geroyeerd. Tegen die voorwaarde
heeft spr. overwegend bezwaar. Het is datin het nadere
schrijven van het bestuur der ambachtsschool uiteengezet.
Hij wil er slechts aan toevoegen datdoor de voorwaarde
te doen vervallende raad zich nog in geen enkel opzigt
bindtmaar dit wel doet bij haar behoud en dan tevens
naar alle waarschijnlijkheidhet bestuur der ambachtsschool
zal nopen tot het nemen van maatregelenwelke spr. voor
het belang der inrigting ten hoogste zou betreuren.
De heer Troelstraofschoon wetendedat thans nog de
algemeene beraadslagingen aan de orde zijn, meent toch reeds
nu te moeten wijzen op de voorwaarde vermeld onder lett. c.
van sub II van het voorstel van burgemeester en wethouders,
luidende„dat het bestuur der vereeniging voornoemdvóór
of op den 1 Augustus 1882, afdoende waarborgen geve, dat
de inkomsten der vereeniging toereikend zijn, om zonder ver
hooging der door de gemeente toegestane jaarlijksche subsidie
ad f 2000de inrigting te kunnen instand houden". Het
komt hem voordat het grootste bezwaar van sommige leden
die voorwaarde regardeert.
Ofschoon aan den eenen kant wel genegen om tegemoet te
komen aan de wenschen der commissie voor de ambachts
school is hij aan den anderen kant toch ook weer bevreesd,
dat men door onvoorwaardelijke inwilliging van haar verzoek,
zich te veel op glad ijs begeeft.
Hij is overtuigddat bij onveranderd behoud van de aan
gehaalde bepaling van de uitbreiding der school niets zal
komenmaar toch dient de gemeente z. i. ook te weten
waar zij in het vervolg aan toe zal zijn.
De commissie voor de ambachtsschool zegt in haar nader
schrijven, dat er een te kort zal zijn van ƒ4000 a ƒ5000,
üA