40 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 25 Mei 1882. waarvan zij 2000 hoopt te dekken door een van de pro vincie aan te vragen subsidie. De commissie rekent vrij zeker op dat subsidie. Spr. wil volstrekt niet beoordeelen in hoever hare verwachting gegrond ismisschien zullen de provinciale staten het betrekkelijk verzoek wel inwilligenomdat de school ook voor niet-ingezetenen der gemeente Leeuwarden openstaatmaar toch is het subsidie nog niet verleend. Wanneer nu de raad de gevraagde subsidie met localiteit verleent en de onder lett. c vermelde voorwaarde schrapt dan zou hijindien de provinciale staten eens niet de be oogde toelage ad ƒ2000 wilden verstrekken, ook die moeten bijpassen ter voorkoming van stagnatie hij zou daartoe dan zedelijk verbonden zijn. Daartegen dient men zich te wape nen. Wanneer dus het betrokken punt der conclusie aan de orde komtzal spr. een amendement indienenwaardoor èn de gemeente niet op glad ijs zal komen èn de uitbreiding der school niet onmogelijk zal worden gemaaktindien al thans de verwachtingen der commissie niet teleurgesteld wor den. Hij wenscht de onder lett. c vermelde voorwaarde te laten bestaan, doch ze zóó te wijzigen, dat afdoende waar borgen moeten worden geleverddat de inrigting zal kunnen worden in stand gehoudenindien van gemeentewege jaar lijks een subsidie van hoogstens 4C00 wordt toegekend. Op ƒ4000 a ƒ5000 is door de commissie voor de ambachts school het tekort berekend. Wanneer de gemeente en de provincie nu elk 2000 daarvoor bijdragendan zal het nog ontbrekende zeker wel op andere wijze zijn te vinden. Spr. is b.v. van meeningdat er wel onder de leerlingen zullen zijndie zeer goed iets voor het aan lien gegeven professioneel onderwijs kunnen bijdragenen hierin ligt geen de minste onbillijkheidintegendeel. Langs dien weg zou althans wel iets zijn te vinden. Hij meent dus dat met een gemeentelijk subsidie van hoog stens ƒ4000 de zaak wel zal kunnen worden gevonden. De heer van Harinxma thoo Slooten heeft medege werkt tot het voorstel van burgemeester en wethouders, echter op een oogenblikdat nog niet bekend was en kon zijn het nader adres van de commissie der ambachtsschool. Het heeft hem eenigzins verbaasddat de mededeelingen welke in dat stuk zijn vervateerst zijn gedaannadat het voorstel van burgemeester en wethouders was aangeboden. Voorzigtigheids- halve heeft men aan dat voorstel toegevoegd eene voorwaarde als die vermeld onder lett. cen wat blijkt nuditdat dit ook gansch niet overbodig is geweest. Blijkens de nadere mededeelingen zal men voor een deficit van ƒ2400 komen te staan, zelfs dan, wanneer van de provincie een jaarlijksch subsidie van ƒ2000 wordt bekomen. Dit feit is gewigtig en behoort natuurlijk eenen belangrijken invloed te hebben op de te nemen beslissing. Men is begonnen met een ambachtsschoolin hoofdzaak in het leven geroepen en onderhouden door particulieren, echter met een subsidie van gemeentewege en eenige faciliteit in opzigt tot het bekomen van een geschikt gebouw. Nu wordt er op nieuw de beschikbaarstelling van een gemeentegebouw gevraagd met daarenboven eene bijdrage van ƒ6000 in de kosten van den voorgenomen uitbreiding der school en staat men dit toedan nog zal men staan voor een jaarlijksch de ficit van 2400waarvoor vrij zeker de gemeente op nieuw zal worden aangesproken. Blijkens het na der adres zal de school jaarlijksch in het geheel eene uitgaaf vorderen van ƒ9485 en wanneer nu boven de jaar- lijksche subsidie ad ƒ2000, waarvoor de gemeente zich vroeger reeds heeft verpligt, nog bedoeld tekort door haar moet worden gedekt dan zal zijongerekend de belangrijke opoffe ringen in zake het bekomen en inrigten der gebouwen bijna de helft van die geheele uitgaaf voor hare rekening hebben. Bleek eventueel het bestaan van nieuwe teleurstellingenzoo dat een cijfer van 50 pet. overschreden werddan zou volgens spr. de vraag in overweging dienen te komen, waarom het dan geen gemeentelijke inrigting is. Gelukkig is men nog in tijds te weten gekomen, voor welke cijfers men zal komen te staan. Minder zou het ge weest zijn, indien men reeds onvoorwaardelijk tot het verstrek ken van de verzochte localiteit en bijdrage in de uitbreidings- kosten had besloten. Spr. acht het met den heer Troelstra voorzigtig en in het belang eener goede comptabiliteitdat men zich niet op glad ijs begeeft, dat men weet voor welke som de gemeente er af is. Vandaar dat hij ook genegen is, een amendement van de strekking als door bedoeld lid is aangekondigdte ondersteu nen. Over het cijfer van ƒ4000 door den heer Troelstra genoemd, zouden z. i. evenwel nog wel eenige beschouwingen zijn te leveren. Immers, de commissie voor de ambachts school heeft gesproken van een provinciaal subsidie ad ƒ2000. Bedriegt hij zich nietdan wordt de school thans reeds door enkele leerlingen van buiten de gemeente bezocht; in ieder geval de inrigting staat voor zoodanige leerlingen open, en waar dit het geval iskomt het hem voordat het geenszins on billijk zou zijn indien door de provincie een eenigzins hooger bedrag als subsidie werd verleend. De school is niet alleen in het belang dezer gemeente, maar ook wel degelijk in dat der provincie en vooral ook in dat van het rijk. Het belang dat het rijk heeft bij een flink ontwikkelden arbeiders stand is niet geringer dan dat voor de gemeente. Bovendien acht spr. het ook niet ondenkbaar, dat nog langs anderen weg, van particuliere zijde nog eenige ondersteuning voor de school zal komen. Meent men met het thans door de ge meente jaarlijks verstrekte bedrag van ƒ2000 niet te kunnen volstaan, welnu spr. is er niet tegen, dat bedrag te verhoo- gen, maar hij zou niet zoo dadelijk ƒ4000 willen hebben toegezegd. Hij kan niet deelen de bewering en meening van den heer Plantenga, dat het ondersteunen dezer inrigting geen gemeentebelang zou zijn. Immers waar de school een maal in het leven is geroepenmeent hijdat de gemeente vooral waar zij daartoe zoo belangrijk heeft bijgedragen, ook moet mede werken om haar in het leven te behouden. In verband met een en ander zal spr. stemmen voor het voorstel van burgemeester en wethouders, doch tevens medegaan met een amendement als door den heer Troelstra in te dienen. Hij geeft dat geachte lid echter in overweging om het cijfer ad ƒ4000 eenigzins te verlagen. De heer Plantenga moet even terugkomen op enkele punten door den heer Duparc bijgebragt tegen hetgeen door hem is gezegd. De heer Duparc trok een paralel tusschen hetgeen men doet voor de meer gegoeden en voor de min gegoeden. Hij wees daartoe op het gymnasium, speciaal bestemd voor de eerstendoch dit voorbeeld gaat toch niet wel op ook spreker heeft evenveel hart voor de min gegoeden stand, en en als particulier wil hij dezen gaarne staren, maar de gemeente is geene philantropische inrigting. Spr. heeft medegewerkt tot de oprigting van die hoogst kostbare inrigting, maar waarom om dat de wet die oprigting gebiedt. Iedere gemeente met meer dan 20,000 zielen moet een overeenkomstig de eischen der wet ingerigt gymnasium liebbontegenstand zou niet baten. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 25 Mei 1882. 41 De heer Duparc heeft gesproken van eene jaarlijksche meer dere uitgaaf voor de ambachtsschool van 2000maar omtrent het bedrag is men geenszins zeker. Hij vreest dat het wel ƒ4000 a ƒ6000 kan worden. Particuliere bijdragen toch worden allengs minder, en de subsidie van de vereeniging nijverheid duurt slechts 10 jaar. In 1878 heeft men met groote meerderheid besloten, om niet tot de oprigting van eene gemeentelijke ambachtsschool over te gaanmaar door het voortdurend verhoogen der sub sidie enz. zou men toch hiertoe komenzij het dan ook langs anderen weg. Men lioude ook wel in het oogdatwanneer de gemeente zich meer en meer de zaak aantrekt, de par ticulieren zich meer en meer zullen terugtrekken. Daaren boven was vroeger steeds sprake van eene practischa en theo retische ambachtsschoolde laatste heeft de gemeente reeds opgerigt, want ofschoon onder den naam van herhalingsschool is die toch wat leerplan en hulpmiddelen aangaat, geheel eene theoretische ambachtsschool. En wat nu de opmerking om trent de burgerdag- en avondschool betreft, het moge in de wet zelf niet zijn te lezen, dat deze dient tot algemeeneont wikkeling toch meent hij dat dit de bedoeling van den wet gever is geweest en dat de heer Thorbecke bij de behandeling der wet er op heeft gewezen, dat het doel van de wet op het m. o. daarin bestond, om het peil der ontwikkeling van het Nederlandsch volk te verhoogen. De rijks hoogere bur gerscholen zouden daartoe dienstbaar zijn voor de meer ge goeden; de burgerdag- en avondscholen voor de kinderen van de kleinere standen. De hee?r Wiorsma zegt, dat hij bij de behandeling van dit voorstel in eene seer eigenaardige positie verkeerde en wel door dat hij als lid van het gemeentebestuur het mandaat heeft ontvangen om dat bestuur te vertegenwoordigen bij het be stuur der ambachtsschool. Zoodra de in behandeling zijnde aanvraag was ingekomen, heeft hij zich van verdere mede werking in het bestuur der ambachtsschool onthoudenomdat hij meent geroepen te zijnom in de eerste plaats de gemeente belangen in het oog te houden en te behartigen. Alszoodanig heeft hij medegewerkt tot het voorstel om voor de uitbreiding der ambachtsschool zoowel een lokaal als een bijdrage in de kosten van gemeentewege beschikbaar te stellen, onder voorwaarde, dat het bestuur dier school waarborgen geve, dat in de kosten door de uitbreiding veroorzaakt kan worden voorzien. Spr. staat nog op hetzelfde standpunt als vroeger bij de behandeling der zaak in 1876. Hij is een groot voorstander der inrigting, maar nog altijd is hij van meening, dat het particuliere initiatief op den voorgrond moet staan. Dat heeft hij gewild bij de ee. „e aanvraag om localiteit en subsidie voor de oprigting der ambachtsschooldat wenscht hij ook thans nu dergelijke aanvraag is gedaan voor de uitbreiding dier school. Hij is niet tegen het verleenen van een verhoogd subsidie, indien dit voor dekking van te korten noodig isjawan neer het geval zich voordeed dat de ambachtsschool door ge leidelijke uitbreiding op een standpunt kwamdat aan ver hooging van gemeentelijke subsidie kon worden gedacht, zoude hij niet gaarne gebonden zijn aan het bedrag van 4000 door den heer Troelstra genoemdmaar de inrigting moet eene particuliere- en in werkelijkheid geen gemeentelijke inrigting zijn. Hij wil dat de raad geheel vrij zal blijven en naar bevind van zaken iedere aanvraag van dien kant zal kunnen hande len. De ambachtsschool moet niet gaandeweg eene gemeen telijke inrigting worden op grond dat men zich daarvoor eens opofferingen heeft getroost. Dat is het standpunt waarop spr. staat en van daar dat hij niet heeft medegewerkt, om maar klakkeloos het voor de uitbreiding der school gevraagde toe te staan Hij wil daar laten of die uitbreiding noodig en wel nu reeds onvermijdelijk waseen puntwaaromtrent bij de com missie voor de ambachtsschool zelve nog al debat is gevoerd, doch hij wil opmerkendat ook deze commissie niet alles in hare magt heeft en door de omstandigheden spoediger tot uitbreiding is gedrongendan zij misschien heeft gewild. Hij althans wil gaarne erkennen, dat het hoogst bezwarend zou zijn om thans van de beoogde uitbreiding af te moeten zien. Hij is dan ook geëindigd met tot het besluit tot uitbreiding mede te werkenzij het dan ook niet zonder aarzeling. Echter wil hij, dat de gemeente niet onvoorwaardelijk hare medewerking verleeneopdat haar later nietop grond daarvan, als het ware een eisch kan worden gedaan om even tuele tekorten te dekken. De gemeente moet oppassendat zij zich niet op een hellend vlak begeeft. Men moet haar niet kunnen sommeren om alle tekorten te dekkenwant dan zou zij wel de rol van betalermaar niet die van magt? hebbende vervullen. Zij zou niettegenstaande de belangrijke opofferingende magt niet hebben om de school in te rigten, zooals zij zou vermeenen te behooren. Spr. meent dat men op den door burgemeester en wethou ders aangewezen weg moet blijven dat men langs geleide lijken weg moet blijven medewerken tot uitbreiding der school, indien ui. de vrijgevigheid der gemeente ook weerklank vindt bij particulieren en corporation. Nam de gemeente de ver antwoordelijkheid op zich voor alle eventuele tekortenhet eerste gevolg daarvan zou zijndat de contributionwelke nu van particulieren toevloeijenvan lieverlede zouden ver dwijnen. Velen zouden het oog op de gemeente vestigen en naar gelang de contributiën zouden verminderen zou dan na tuurlijk de uitgaaf der gemeentestijgen. Dit dient tot iederen prijs te worden voorkomen. Het moet duidelijk blijken, dat de gemeenteofschoon gaarne haar aandeel brengende in de klimmende kosten der schooldie inrigting toch niet tot eene gemeentelijke wil maken. Daarom is spr. voor het voorstel van burgemeester en wethoudersmaar tevens ook voor een amendement als door den heer Troelstra is aangekondigd omdat hij ieder denkbeeldals zoude hij de inrigting niet bij voortduring willen steunenwil doen verdwijnen. De heer Bruinsma merkt op dat bij de eerste behan deling der kwestie van de ambachtschool geen enkele stem tegen die school werd gehoordmaar wel toen er sprake was om die inrigting te organiseren naast of in verband met de burgerdagschool. Dat de gemeente twee gelijksoortige inrig- tingen zou hebben en onderhouden daarin werd bezwaar ge zien. Van daar dat men de oprigting van een ambachtsschool aan particulier initiatief heeft overgelaten. De gemeente heeft echter belangrijken steun verleend. Niet alleen heeft zij een gebouw in bruikleen gegevenmaar ook eene bijdrage van ƒ6472 voor eene behoorlijke inrigting der school. Daaren boven heeft zij een jaarlyksch subsidie van ƒ2000 toegestaan. Hoewel bij het verleenen daarvanvoor zooverre hij zich herinnert, is verklaard, dat men nu niet meer zou doenkomt men er thans toch weer toe om met het oog op de gelukkige uitkomsten der school gedurende de paar jaar van haar bestaantoch weder met een voorstel to komen tot het verleenen van nog meerderen steun. Bij kennisneming van dit voorstel is echter bij spr. de bedenking gerezenof het van de commissie voor de ambachtsschool niet beter zou TTTT

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1882 | | pagina 3